Milieunadelen importvlees
Uitgangspunt van zijn onderzoek is dat Nederland - net als nu - rundvlees blijft importeren. De consumptie van rundvlees in Nederland ligt immers hoger dan dat er via de uitstoot van melkkoeien, zoogkoeien en vleesvee wordt aangeboden. Het importeren van rundvlees heeft enkele grote milieutechnische nadelen. Eén van de belangrijkste is dat het vlees veelal van zoogkoeien komt. Zoogkoeien krijgen in hun leven gemiddeld twee tot zes kalveren en produceren verder niets, terwijl ze wel elke dag methaan uitscheiden. Daarnaast legt het geïmporteerde vlees (Zuid-Amerika en Ierland zijn hofleverancier) milieuonvriendelijke kilometers af door het gebruik van fossiele brandstoffen.
Om de Nederlandse consumptie van rundvlees duurzamer tot stand te laten komen, is het beter om meer gebruik te maken van de dieren (melkkoeien) die al in Nederland aanwezig zijn. De bedrijfsstrategieën die melkveehouders momenteel toepassen om de broeikasgassen in hun sector te verminderen, hebben echter een negatief effect op de productie van eigen, Nederlands rundvlees en pakken dus ook negatief uit voor milieu-impact van de totale Nederlandse rundveehouderij.
Voordeel van dubbeldoelkoeien voor de kalverhouderij is dat er meer Nederlandse kalveren op de markt komen. Er zijn immers meer koeien nodig om dezelfde hoeveelheid melk te producerenProductieverhoging
Een bedrijfsstrategie waar veel melkveehouders voor kiezen, is productieverhoging. Meer melk per koe, zorgt voor minder koeien en minder geboorten. De milieu-impact van melk daalt weliswaar maar de inlandse rundvleesproductie neemt hierdoor af waardoor de hoeveelheid importvlees toeneemt: de winst die bij de melk wordt geboekt, wordt weer teniet gedaan door het importeren van vlees. Een melkveehouder kan ook kiezen voor lichtere koeien, zoals Jerseys. Lichtere koeien hebben minder voer nodig per kg melk waardoor de milieu-impact per liter melk daalt. De dieren die hieruit geboren worden zijn echter ongeschikt voor de vleesveehouderij.
Ook met het verlengen van de levensduur per koe boekt een melkveehouder milieuwinst per liter melk, maar de totale milieu-impact blijft gelijk of stijgt zelfs licht omdat er meer rundvlees geïmporteerd moet worden. Een maatregel die wel effectief is, is het inzetten van dubbeldoelkoeien. Deze koeien leveren zowel melk als vlees waardoor de totale impact van de rundveehouderij het laagst is (zie de onderstaande grafiek).
De basissituatie in dit voorbeeld is een koe met 6000 kg melk en een productieve levensduur van twee jaar. De andere situaties zijn dieren met een productieve levensduur van drie jaar. Het gele deel in de grafiek is de hoeveelheid rundvlees die gecompenseerd moet worden door importen. Bij een lagere melkproductie (en dus meer melkkoeien) hoeft er minder rundvlees geïmporteerd te worden waardoor de totale milieu-impact van de rundveesector (melk en vlees) lager wordt.
Voordeel kalverhouderij
Voordeel van dubbeldoelkoeien voor de kalverhouderij is dat er meer Nederlandse kalveren op de markt komen. Er zijn immers meer koeien nodig om dezelfde hoeveelheid melk te produceren. Met meer dubbeldoelkoeien is Nederland minder afhankelijk van kalverimporten uit het buitenland. Een ander voordeel van een dubbeldoelkalf is dat het een robuuster dier is. Vergelijkbaar met de kalveren uit Ierland – en voorheen Polen – kan gesteld worden dat bevleesde kalveren minder antibiotica nodig hebben en meer kilo’s vlees produceren met dezelfde hoeveelheid voer.
Onderzoeker Vellinga denkt dat ook melkveehouders profiteren van robuustere koeien omdat ze gezonder zijn en minder ziekten ontwikkelen die inherent zijn aan een hoge melkproductie. Toch zal volgens hem de waardering in de melkveehouderij voor de hoogproductieve holsteinkoe groot blijven: “Iedere sector maakt op dit moment zijn eigen keuzes, maar de consequenties voor het productiesysteem in de volle breedte, worden onvoldoende afgewogen.” Samen met de overheid en ketenpartijen verkent Wageningen University & Research de mogelijkheden om de monitoring van de milieu-impact breder te trekken dan alleen de individuele veesector.
Dit artikel verscheen in de printeditie van De Kalverhouder van 14 april 2018
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Frans, je ziet wat de cijfers in perspectief gezet, zeggen.
Voor ons is de vraag echt (want de vraag naar rundvlees kan het aanbod niet bijbenen): waar komt het straks vandaan? Varkens en kippen zullen er de eerste 5-10 jaar plenty zijn. Vooral uit de Amerika's. Rund niet om de redenen die Jos in zijn reactie ditmaal niet aangeeft, maar die ik van hem en Jack van Messel leerde begrijpen:
- te onzeker en daarom beperkt vanwege de lengte van de investeringen
- het veranderende klimaat (drogere gebieden in de VS, Z-Amerika en Australië) dat de output van veel extensieve houderij (die wel volume oplevert) sterk verkleint
- toenemende en kapitaalkrachtige vraag uit Azië
Wij blijven met worstekoeien zitten; of met een enkele afmester zoals Edwin Heijdra (die echter vraagt om beter vee).
Jos #25. Prima reactie. Niets beloven wat je (onderbouwd) vermoedelijk niet waar kunt maken, maar blijf s.v.p. je best doen.
Laten we eens rekenen Frans, dat is in een analyse toch redelijk belangrijk en geeft wat tegenwicht aan dromen. De verhouding vegetarisch-vlees is momenteel in een land als Duitsland 260 miljoen tegen 20 miljard vlees, in Amerika is het nog een beetje gekker, 500 miljoen tegen 200 miljard vlees. In NL zitten we nu iets boven de 100 miljoen tegenover pakweg 4 miljard. De Europese toename van de vegetarische markt is ongeveer 6-7% (cijfers M&M), daarmee staan we hoog gekwalificeerd want in Amerika en Azie is de groei lager.
Goed, laten we aannemen dat er wat progressie in komt, demografisch en veranderende consumentenwensen. We denken positief, we gaan naar 10% groei, en wel overal, een mondiale groei dus van 10% voor vegetarisch. Het is onwaarschijnlijk, maar laten we het zien als een uitdaging.
Volgens de 72 regel ga je dan cumulatief twee keer verdubbelen in ruim 14 jaar. Dat zou voor de USA betekenen 2 miljard vegetarisch, ofwel 1% van de vleesomzet. In Nederland zou het betekenen 400 miljoen, ook 1%. In Duitsland 1 miljard, een half procent, enz.
Gaan we dan veel minder vlees eten zonder invloed op de verkoop van vegetarische producten? Zou kunnen. Maar in de laatste jaren is er geen enkel signaal waarneembaar. De consumptie op wereldniveau stijgt en in de westerse wereld blijft ie gelijk of neemt niet noemenswaardig af.
Voorlopig blijven lijken een onderdeel van de voedselketen, ook over 15 jaar. De markt voor plantaardige alternatieven is een uitstekende en kent sterke groeicijfers, maar we moeten hem niet verwarren met het snel overbodig maken van vlees in de wereld, dat vergt heel ander denkwerk. Een uitdaging inderdaad, ik hou me er dagelijks mee bezig.
Jos #23. Zie het als een uitdaging. Binnen 15 jaar moet toch kunnen.
Frans, dat is wel een heel positieve kijk op binnenkort. Ik zou haast zeggen Bakassiaans. Binnenkort schiet nog niet zo op hoor. In een paar landen doen we het technisch heel aardig, maar voor het overige geen deuken in dat grote pak boter, nog niet een schrammetje. Maar hopen mag altijd natuurlijk.