In het deze week verschenen Smallholder Integration in Changing Food Markets stelt de FAO dat kleine boeren essentieel zijn voor het voeden van de wereld in 2050. Helaas blijken vooral kleine boeren in Afrika en Azë vaak onder hun opbrengspotentieel te blijven steken.

Volgens de wereldvoedselorganisatie komt dat omdat boeren hun eventuele meeropbrengsten niet kunnen verkopen. Door het ontbreken van markttoegang worden ze niet gemotiveerd meer of andere producten te maken dan ze zelf kunnen gebruiken.
De FAO ziet dit als een bestuurlijk probleem: regeringen en overheden moeten de barrières voor markttoegang wegnemen, zodat boeren weer meer gaan produceren dan voor hun eigen overleving nodig is. Het ontbreken van infrastructuur, opslag of transportmogelijkheden of markt blokkeren die motivatie.
In The New Yorker verscheen deze week een schrijnend verhaal dat illustreert dat opslag, transport en infrastrucuur niet de enige factoren zijn die een rol spelen in markttoegang. Ook wetgeving en toezicht en het tempo waarmee die zich kunnen ontwikkelen spelen een rol.

Chengguang
Deng Jiazheng, een kleine boer die niet ver de stad Chenzhou watermeloenen verbouwde, bracht een karrevracht meloenen naar de stad om ze te verkopen. Binnen korte tijd werd hij van het plekje dat hij had uitgezocht weggejaagd door de chengguan. Dit zijn een soort toezichthouders, tussen ambtenaren, beveiligers en politie in, zonder vastomschreven taak of bevoegdheden. Ze houden toezicht op 'quality of life issues', zoals straatverkoop. In het geval van Deng Jiazheng trad het eerste team nog terughoudend op. Hij kreeg een forse boete, zijn vrouw een duw en werd bestolen van vier meloenen.
Deng verkaste, maar kreeg al gauw een tweede team chengguan op zich af. Die tweede keer moest hij het met zijn leven bekopen.

Snelle verstedelijking en het verarmende platteland
Ter plekke liepen mensen te hoop tegen de chengguan, de willekeurigheid van het systeem, het geweld en de overheid. De chengguan werd de zondebok. Maar dat is waarschijnlijk wat al te gemakkelijk. De chengguan zijn inmiddels een ingeburgerd fenomeen. Sinds 1997 zijn er in 300 steden van dit soort toezichthouders aangesteld, juist om de bureacratie te ontlasten. Maar niemand heeft ze ooit van een officieel mandaat voorzien. De facto leggen de protesten het grote onderliggende probleem bloot van de snelle urbanisatie enerzijds, en het arme (en steeds armer wordende) platteland. De stedelingen hebben eten nodig, de boeren die in de buurt produceren willen hun productie afzetten waar die geld oplevert. Maar de manier waarop dat zou moeten en kunnen is door de overheid (nog) niet goed geregeld.

Snel, niet traag
De FAO heeft gelijk als zij de verantwoordelijkheid voor markttoegang bij regeringen en overheden legt. Maar behalve met het faciliteren van die logistieke factoren moeten regeringen nog een belangrijk aspect regeling: markttoegang bestaat ook uit adequate wet- en regelgeving, handhaving en toezicht die een samenleving laten functioneren. Dat is wat de dood van de Chinese meloenenboer ons leert. En jazeker, watermeloenen zijn domweg lekker. Niemand kan er op overleven. Maar wie het voorbeeld niet ziet, mist een teken: het gaat om samen leven en eten. Dat zullen mensen elkaar moeten gunnen en in regels bevestigen op een manier die sneller gaat dan het tempo waarop wetgeving en handhaving zich normaal gesproken ontwikkelen: traag.

Fotocredits: Shoko Muraguchi
Dit artikel afdrukken