Het is niet moeilijk om sympathie te voelen voor de reuzenpanda. Telkens als er weer eentje geboren wordt, of zelfs maar verhuist, is dat nieuws. De panda heeft een hoge knuffelfactor, is een aanstekelijke luiaard, met zijn doddige zwart-wit tekening. Maar ook wekt de panda gevoelens van medelijden op. Hij is een willoze slaaf van de evolutie. Hij kan zich alleen maar met bamboe voeden en moet dat vezelachtige goedje de hele dag door eten om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen. En bamboe is niet echt een traktatie.

Het ziet er misschien wel knus uit, zo’n bamboebeer in een bamboebos, met permanent traag malende kaken. Maar het is een triest lot, zo geen ruimte in de agenda voor andere zaken in het leven overhouden. Paren gaat ook moeizaam bij panda’s: geen tijd. Dat het Wereldnatuurfonds zijn conterfeitsel tot logo heeft gekozen en heel groot op een luchtballon afbeeldt, is een schrale troost. En dan is het arme beest ook nog geregeld inzet van een politiek steekspel met China. Dat is gênant en past helemaal niet bij zijn persona.

Hoe valt zo’n armzalig dieet te rijmen met zo’n groot lijf?
Capibara
Ook is de panda een biologisch raadsel. Hoe valt zo’n armzalig dieet te rijmen met zo’n groot lijf? Knaagdieren die zich voeden met vergelijkbare, maar meestal nog rijkere kost zijn vaak klein. De capibara – onder zijn soortgenoten, de 'hystricognathe knaagdieren', door zijn omvang al een uitzondering - is het grootste bekende knaagdier, zo groot als een pony’tje. Maar de panda is geen knaagdier, al knaagt hij wel, maar een beer. Een hele lieve beer, deze Ailuropoda melanoleuca.

Chinese onderzoekers hebben ontdekt wat het geheim van de dikke beer is die zich alleen met karige bladeren voedt. Panda's eten namelijk niet alleen bladeren, maar ook bamboescheuten als die er zijn. Die zijn veel voedzamer, ze bevatten veel koolhydraten, eiwitten en micronutriënten. En in het seizoen dat ze scheuten eten, vier maanden per jaar, verandert de bacteriële samenstelling van het microbioom van de panda. Dat wordt rijker aan Clostridium butyricum.

Een controlegroep muizen kreeg hetzelfde te eten, maar kreeg niet de pandapoep in de darmen
Butyraat
Die bacteriesoort produceert butyraat, of boterzuur, een korteketenvetzuur dat meerdere functies heeft in de darmen en het lichaam. Het doet onder meer poep stinken en voedt van binnenuit de darmwand. De onderzoekers vonden dat butyraat ook een gen stimuleert dat het vetmetabolisme reguleert, Per2. Dat was de uitkomst van een proef met muizen, die de feces van de panda ingebracht kregen en daarna drie weken op een bamboedieet stonden. Een controlegroep muizen kreeg hetzelfde te eten, maar kreeg niet de pandapoep in de darmen.

De testgroep werd aanzienlijk dikker door opslag van vet. Dat leidde tot de conclusie dat bij panda’s het seizoensafhankelijke dieet een dusdanige verandering in het microbioom veroorzaakt, dat de aangelegde vetvoorraad compenseert voor magere maanden als er alleen maar minder voedzame bladeren te knagen zijn.

Hadza
Dat het microbioom zich aanpast aan de voeding van de seizoenen, is geen nieuwe constatering. Vele dieren eten per seizoen verschillend, het microbioom past zich daarop aan en stuurt de metabole regulering bij. Datzelfde is ook vastgesteld bij mensen. De Afrikaanse Hadza, een veel bestudeerd volk van traditioneel levende jager-verzamelaars, kennen die fluctuatie in het microbioom ook. In de westerse bevolking worden verschillen aangetroffen in darmbacteriën tussen slanke en obese personen, die te herleiden zijn op de samenstelling van de voeding.

De opslag van vet tijdens het scheutenseizoen is niet alleen een aanvulling op de brandstofreserves van de panda. Bamboescheuten zijn rijk aan fosfor. Die zijn onmisbaar voor fosfolipiden, noodzakelijk bij de opbouw van celwanden en DNA en RNA. Dat verklaart ook waarom panda’s sterker groeien en zich voortplanten tijdens het seizoen als er bamboescheuten verkrijgbaar zijn.

De Chinese onderzoekers zijn enthousiast over de toepassing van het ‘muismodel’. Het is heel lastig om dieren in het wild te bestuderen. Maar door het toedienen van de ontlasting van wilde dieren aan proefdieren in het lab kan onder gecontroleerde omstandigheden worden gekeken wat het zich aanpassende microbioom en het veranderende dieet voor gevolgen hebben.

Dit artikel afdrukken