Het standaardantwoord op de vraag wat we moeten doen als we te dik en (dus) ongezond worden, is altijd: afvallen. Maar dat is net zoiets als de nieuwe bondscoach de opdracht geven wedstrijden te gaan winnen en wereldkampioen worden. Gaat ook niet gebeuren, erin geloven alleen werkt niet.

De kans dat iemand met flink overgewicht, dus niet met alleen een paar dikke billen of een bierbuikje, weer een voorbeeldige BMI zal krijgen en metabool weer 100% wordt, is zeer klein, alle mogelijke inspanningen ten spijt. Eerder wordt Oranje Weltmeister.

Fatshaming
De obsessie met lichaamsgewicht heeft een medische achtergrond, maar een sociale uitwerking. Veel dikke mensen lijden onder de sociale en psychische druk. Fatshaming staat hoog in het rijtje ongewenste sociale interacties. Het schijnt maar niet te lukken te accepteren dat obesitas een blijvend fenomeen is. Hoe graag we ook willen sporten en diëten en hoe hard we ook schelden op de obesogene omgeving en de producenten van al dat smakelijke en dikmakende eten.

Er tekent zich een kentering in de richting van acceptatie van het fenomeen af, een realistisch omdenken. De focus op verlies van lichaamsgewicht levert weinig op en is misschien niet de beste benadering. Aan de gezondheid van obese personen kan best wat verbeterd worden, ook zonder de ultieme oplossing van een maagverkleining.

Obesitas en een redelijke gezondheid, zonder veel ziektelast, kunnen goed samengaan, ook als de leeftijd toeneemt. Dat zijn ervaringsfeiten van diabetes- en hartpatiënten die hun ziekte aanpakken met een gezonde leefstijl.

Becijferen
Een onderzoeksgroep van de universiteit van Uppsala ging rekenen met de gegevens van twee grote Zweedse cohorten van oudere vrouwen en mannen, 80.000 in totaal. Doel was te becijferen wat de effecten van een gezond eetpatroon op overgewicht waren. Gerekend werd met een gestandaardiseerd mediterraan-achtig dieet, genaamd de mMED-score. Het mediterrane dieet bevat verse groente, fruit, bonen, zaden, olijfolie, vis, kip, volkoren en weinig vlees, zuivel en snoep.

“Dit is de eerste grote cohortstudie die de gecombineerde associatie van BMI en een mediterraan dieet met sterftecijfers onderzoekt. Het nieuwe van onze studie is het combineren van BMI en een mediterraan dieet,” schrijven de Zweedse researchers. De resultaten verschenen in PLOS Medicine.

Vragenlijsten
Eerst in 1997, daarna nog eens in 2008 en in 2009, kregen de deelnemers uitgebreide vragenlijsten toegestuurd. Daarmee werden zij ondervraagd naar hun gezondheid, leefstijl en eetgewoonten, tot in detail over welke soorten fruit en groente ze aten en hoeveel daarvan. Dat leverde negen hokjes in het rekenmodel op, een schema ingedeeld naar BMI en mMED-score. De gegevens daarvan werden ook door databases met ziekenhuisopnamen en overlijdens gehaald.

De onderzoekers concludeerden onder meer het volgende: “In deze grote cohortanalyse van mannen en vrouwen van middelbare leeftijd en ouderen, hebben zwaarlijvige personen die zich goed aan een mediterraan dieet houden niet de hoge kans op sterfte die geassocieerd wordt met een hoge BMI, hoewel er nog steeds een hogere CVD-sterfte is.” CVD’s zijn hart- en vaatziekten.

Dus dun zijn en slecht eten is ongezonder dan dik zijn en gezond eten
Op het voorkómen van (fatale) hartproblemen bij obese personen had het gezonde dieet helaas geen invloed, bleek uit de cijfers. Wel lijkt het erop dat wie zowel hoog scoort op BMI als mMED gezonder kan zijn dan wie lager scoort op BMI en mMED. Dus dun zijn en slecht eten is ongezonder dan dik zijn en gezond eten.

Levensverwachting
De onderzoekers erkennen de beperkingen van hun werk. Causale verbanden toont dit soort statistisch onderzoek niet aan. Hoeveel olijfolie zou een Zweed, die nu bejaard is, in 1997 en in 2009 gebruikt hebben? En wat zegt ons dat nù over hoe haar of zijn overgewicht de levensverwachting beïnvloedt?

Het olifantje in de kamer blijft ronddrentelen. Zelf gerapporteerde data zijn onbetrouwbaar en vergen enorm gegoochel met rekenwerk om bruikbaar te worden. FFQ’s, ‘food frequency questionnaires’, waren al in 2009 hooguit indicatief. Zolang je geen 80.000 Zweden twintig jaar lang kan opsluiten voor een gerandomiseerde, geblindeerde trial in een kliniek om te onderzoeken of olijfolie beter is dan boter (parameters vrijelijk in te vullen), zal dit soort cijferwerk alleen aanwijzingen genereren.

Maar in de voedingskunde zijn ook redelijk onderbouwde aanwijzingen welkom. Onderzoek als dit levert schattingen op, die zoals in dit geval kunnen helpen bij een nieuwe, realistische benadering van de problematiek rond voeding en gezondheid.
Dit artikel afdrukken