Landbouwhuisdieren zijn al eeuwenlang te vinden in de omgeving van mensen. Zeer waarschijnlijk is de reden hiervoor dat beide soorten een voordeel hebben van elkaars aanwezigheid.

Het voederen van dieren met voedselresten en producten die ongeschikt zijn om direct door mensen te eten voorkomt voedselverspilling. De voedselproductie voor mensen produceert nu eenmaal onvermijdbare resten - denk aan bierbostel, de vaste massa die overblijft na het brouwen van bier - die zo toch een nuttige bestemming krijgen.

Zo ontstond een robuust voedselproductiesysteem met een zo laag mogelijke impact op het milieu. Waarschijnlijk is daarom het varken het symbool geworden voor sparen. In tijden van overvloed werden de voedselresten ‘opgeslagen’ in het varken.Tijdens schaarste kwamen ze weer beschikbaar voor de mens. De laatste jaren ontdekken duurzaamheidsexperts weer dat het varken een ideaal ‘kringloopdier’ is.

In de vorige eeuw bleek deze vorm van samenleven in Nederland een extra en grootschalig toegepast voordeel op te leveren. De uitwerpselen van de dieren maakten de teelt van voedselgewassen op met name schrale zandgronden mogelijk. Na WOII zorgde deze combinatie voor de toen zeer gewenste toename van de productie van dierlijke producten voor een maatschappij in opbouw. Die groeide zo ver uit, dat eind vorige eeuw discussie ontstond over dierenwelzijn in de veehouderij. Dat vertaalde zich uiteindelijk in vergaande aandacht voor de houderijsystemen van landbouwhuisdieren.

Het is voor veehouders zo klaar als een klontje dat gezonde dieren het best produceren
Dierenwelzijn en diervoeding
De voeding van dieren is niet minder belangrijk voor hun welzijn. Niet voor niets zijn diervoeders onderdeel van Europees beleid en Europese wet- en regelgeving om de gezondheid van mens, dier en milieu te kunnen garanderen. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat het niet toegestaan is dieren te voeden met grondstoffen en/of producten die schadelijk kunnen zijn.

In met name de varkens- en pluimveehouderij wordt de kostprijs van het eindproduct vooral bepaald door de kostprijs van het voer. Daarom schenkt de diervoedingsindustrie veel aandacht aan de kostprijs van grondstoffen, maar ook aan de efficiency waarmee dieren die in vlees, zuivel en eieren omzetten. Voor veehouders is het zo klaar als een klontje dat gezonde dieren dat het beste kunnen.

Naast de leefomgeving moet dus ook het voer van dieren precies voorzien in hun behoeften. Dieren krijgen daarom vastgestelde hoeveelheden voer om precies in hun behoefte aan onderhoud (leven) en productie (groei) te voorzien. Niet alleen op het gebied van nutriënten maar ook met het oog op het effect ervan op darmgezondheid.

Voeding en darm-microbioom
Door onderzoek naar menselijke gezondheid wordt steeds meer duidelijk over de effecten van voeding op het darm-microbioom en het welbevinden van de mens. Waarom zou dat bij dieren anders zijn? Dat is alleen enorm lastig te onderzoeken. Makkelijker is het om vast te stellen dat gezonde voeding leidt tot meer weerstand en daarmee versterking van het immuunsysteem, ook bij dieren. Via wetgeving is vastgelegd dat landbouwhuisdieren in bepaalde levensfases extra ruwe celstof, bijvoorbeeld hooi of stro, verstrekt moeten krijgen om op darmniveau een voldaan gevoel te krijgen. Dit geldt uiteraard ook voor de beschikbaarheid van voldoende fris en schoon drinkwater.

De diervoederindustrie investeert tegen de achtergrond van het bovenstaande veel in onderzoek om voortdurend meer kennis te vergaren hoe het dagelijks hapje voor de dieren het beste samengesteld kan worden, rekening houdend met alle bovengenoemde thema’s

In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander. Bekijk ook de introductie tot de dierenwelzijnsreeks of het overzicht van de serie.
Dit artikel afdrukken