Het woord “Dierenbescherming” zorgt in de zoekmachine van Foodlog voor bijna 100 hits en behoort daarmee tot de meest beschreven onderwerpen. Alleen afgelopen week al stond de teller op 3: een stuk over dierenwelzijn in het Rondeel pluimveehouderijsysteem, een stuk over het profileren van de Dierenbescherming in het megastallendebat en een brief van varkenshouder Martin Houben aan de Dierenbescherming waarin wordt uitgelegd dat stalgrootte en dierenwelzijn geen directe relatie hebben. Eigenlijk is er nog een 4e stuk, over de broodnodige marktwerking volgens Marc Jansen van het CBL. Daarin wordt het 1 ster varkensvlees gelouterd als een systeem dat sneller effect sorteert dan de overheid ooit zou kunnen realiseren.

In geen van de aangehaalde discussies heeft de Dierenbescherming zich gemeld. Dat is vreemd. De organisatie boekt onwaarschijnlijke successen als het gaat om naamsbekendheid en integratie van de Beter Leven sterren in het retailkanaal, maar lijkt steeds minder bereid tot de dialoog rondom dat systeem dat niettemin pretendeert onderdeel te zijn van het maatschappelijke debat over dierwelzijn. Daar waar de organisatie eerst jarenlang – met succes – heeft gewerkt aan haar eigen participerende rol als NGO in dierenwelzijnsdiscussies, lijkt ze nu uit te willen groeien tot een toonaangevend maar doof instituut waar geen discussie meer mogelijk is.

De Dierenbescherming speelt de rol van richtinggevende en uitvoerende NGO, maar tevens die van rechter als het gaat om het wat, waar en hoe van de inzet van haar normen. Een rechter in een privaat systeem dus. Dat is gevaarlijk als het door “de markt” als maatgevend instrument gebruikt gaat worden, terwijl de besluitvorming allesbehalve transparant en democratisch tot stand komt. De vraag is dan ook of de belangen van dieren – en consumenten die om dierenwelzijn geven – nog langer objectief geborgd worden.

Wat is er aan de hand?

De Dierenbescherming is op haar eigen website helder over haar doelen en motieven:
De Dierenbescherming is uiteraard een groot tegenstander van de intensieve veehouderij. Als het beste alternatief promoten wij de biologische veehouderij. Daar kunnen de dieren het meest naar hun eigen aard en behoeften leven. Ze kunnen naar buiten, krijgen niet standaard medicijnen toegediend en krijgen biologisch geproduceerd voedsel. Wij streven naar een biologisch marktaandeel van 50 procent uiterlijk in het jaar 2030.
Voor de meeste consumenten zijn biologische producten echter nog te duur. Toch wil de Dierenbescherming de consument weghalen bij de dieronvriendelijke producten uit de vee-industrie. Daarom hebben wij in samenwerking met de sector en het bedrijfsleven een betaalbaar maar wel diervriendelijker alternatief ontwikkeld: het ‘tussensegment’. In deze bedrijfsvoering zijn de ergste welzijnsproblemen van de vee-industrie aangepakt: bij de (vlees)kippen de absurd snelle groei en ruimtegebrek; bij varkens ruimtegebrek en verveling (stress) en bij kalveren bloedarmoede en transportproblematiek.


Het Beter Leven Kenmerk moet daarvoor zorgen. Door middel van sterren wordt de mate van diervriendelijkheid van een product weergegeven Het zou logisch zijn als de hoogste waardering – 3 sterren – overeen kwam met de doelstelling van de organisatie: biologische dierhouderij in een omgeving waar dieren het meest naar hun eigen aard en behoeften leven. En 1 of 2 sterren als het houderijsysteem enigszins, respectievelijk wat meer, in die richting zou bewegen. In theorie is dat ook zo, maar de Nederlandse praktijk blijkt weerbarstig: Nederland heeft een technologische dierhouderij, waarbij de systemen niet zozeer richting natuur maar naar nieuwe vormen van veehouderij evolueren waarbij dierenwelzijn en milieuaspecten beter gewaarborgd worden ten opzichte van de gangbare veehouderij. Het Rondeel in de pluimveehouderij is hier een voorbeeld van. Grootschalig, kunstgras en zonder uitloop in de open lucht (een eis vanaf 2 sterren), krijgen de kippen toch 3 sterren van de Dierenbescherming. Dat is het hoogst haalbare. Onderzoek zou uitwijzen dat het dierenwelzijn in het Rondeel zeker zo goed is als op de biologische bedrijven. Vandaar.

Om de verwarring compleet te maken werd afgelopen week nog maar eens gecommuniceerd dat de Dierenbescherming nooit sterren zal toekennen aan grote, intensieve bedrijven met meer dan 7.500 vleesvarkens of 1.200 fokvarkens. Geen Rondeel voor varkens dus. De redenen, of de grenzen, blijven onduidelijk en dus willekeurig. Als reactie stuurt varkenshouder Martin Houben een brief aan Bert van den Berg van de Dierenbescherming waarin hij stelt dat dieren in grote stallen, hoe luxe die ook mogen zijn, het nakijken hebben. Dierenwelzijn houdt kennelijk op bij een groottegrens. Daarmee sluit de organisatie heel veel dieren in ons land – en daarbuiten – uit van een beter leven. Zo ontpopt het sterrensysteem een negatieve stimulans voor het gros van de veehouders en hun dieren.

En dan rundvlees. Kwaliteitsrundvlees komt in Nederland, alhoewel er een groeiend aantal onderscheidende binnenlandse concepten valt waar te nemen, grotendeels uit het buitenland. Dierenwelzijn houdt niet op bij de Nederlandse grens, dus wordt aan bijvoorbeeld het Ierse rundvlees voor Albert Heijn, 1 Beter Leven ster toegekend. Ook is bepaald dat “EU Organic” gecertificeerd rundvlees dat daarmee voldoet aan de SKAL/EKO criteria, 3 sterren krijgt op de Nederlandse markt. Maar …. niet altijd. Vlees van buiten de EU dat voldoet aan exact dezelfde, of strengere, criteria krijgt geen sterren. Zo krijgt bijvoorbeeld biologisch rundvlees van importeur Jack van Messel, dat door een SKAL erkende certificeerder niet alleen EU Organic en SKAL/EKO wordt gelabeld, ook het USDA Organic en Eurep/GAP keurmerk. Toch krijgt het geen enkele ster.

Dat is opmerkelijk als je de doelstelling van de Dierenbescherming in acht neemt. Het extensieve rundveehouderij system in Uruguay, waar het vee in een natuurlijke, maar gecontroleerde, habitat wordt gehouden, langzaam kan groeien, kalveren minimaal 6 maanden bij de moeder blijven, enkel met gras wordt gevoerd en er volgens de modernste dierwelzijnsrichtlijnen wordt geslacht, zou eigenlijk het hoogst haalbare voor de Dierenbescherming moeten zijn.

De praktijk is echter dat dergelijk vlees geen enkele ster krijgt, terwijl retailers als Albert Heijn eisen dat biologisch rundvlees 3 Beter Leven sterren heeft en daarom echt diervriendelijk vlees noodgedwongen weren. Kennelijk houdt dierenwelzijn op bij de Europese grens. Dat is raar als het je om de beesten gaat.

Navraag bij de Dierenbescherming waarom vlees van buiten de EU dat voldoet aan de hoogste welzijnscriteria geen sterren ontvangt, levert een kort antwoord op: geen tijd, geen prioriteit en waarschijnlijk moeten er aanvullende eisen worden gesteld ten aanzien van zoveel natuurlijkheid.

De organisatie speelt eigen rechter. In een eigen rechtssysteem, zonder controle, kunnen de zaken weliswaar snel geregeld worden, maar lopen ze uiteindelijk toch spaak. Want waar is het argument om dieren buiten de EU hun welzijn te ontzeggen? Waar is de juridische basis waarop gecertificeerde en met EU-eisen gehomologeerde producten van buiten de EU gediscrimineerd mogen worden? Zijn hier andere krachten of een politieke agenda die invloed uitoefenen? Kan de Dierenbescherming de verantwoordelijkheid dragen voor de (financiële) gevolgen van haar keuzes?

Het lijkt erop dat de rol en positie van de Dierenbescherming als wetgever, rechter en controleur haar boven het hoofd is gegroeid. De Dierenbescherming heeft steeds minder tijd voor dierenwelzijn. Daarbij verliest de organisatie aan geloofwaardigheid door alles in eigen hand te willen houden en de toenemende onduidelijkheid en intransparantie over het toekennen of onthouden van Beter Leven sterren. Het wordt tijd voor een duidelijk statement hoe zij haar rol als wetgever en zelfrechter denkt te kunnen uitvoeren in het belang van alle dieren en betrokkenen die het dierenwelzijn willen verbeteren.

Fotocredits:Dierenbescherming
Dit artikel afdrukken