Groene circulaire meststoffen (GCMs) worden ontwikkeld om de in onze eerdere artikelen in deze serie besproken nadelen van conventionele meststoffen, met name die van kunstmest, weg te nemen. Tegelijkertijd moeten ze de positieve bijdrage die conventionele meststoffen bieden behouden en liefst verbeteren. Ze moeten een antwoord zijn op de drie uitdagingen van de mens: voedselzekerheid realiseren zonder klimaatverandering te ontketenen en met behoud van biodiversiteit.

GCMs moeten boeren in staat stellen de uitstoot van broeikasgassen te verminderen om daardoor klimaatverandering te beteugelen. Ze moeten de afname van de gemijnde fosfaat en van andere uit mijnbouw verkregen minerale meststoffen een halt toe kunnen roepen door het circulair maken van het gebruik van nutriënten voor land- en tuinbouw. Bovendien moeten GCMs de afname van de biodiversiteit stoppen door een einde te maken aan de vervuiling van het milieu door stikstof en fosfaat.
Die eisen vormen een mondiale opgave omdat de werkelijkheid van de landbouw en de productie en consumptie van landbouwproducten geen grenzen kennen. Daarom zou het naïef zijn om deze eisen alleen in Nederland na streven.

In tabel 1 geven we een overzicht van de mogelijke groene circulaire meststoffen. Daaronder bespreken we hun te verwachten potentieel en voor- en nadelen.


GCMs moeten zonder gebruik te maken van fossiele energie een substantiële vervanging van de productie en gebruik van de huidige kunstmest en mest kunnen bieden. Dat moeten ze kunnen onder de volgende vooronderstellingen:
    1. Groei van de wereldbevolking;
    2. Uitbannen van armoede; waar armoede heerst, landbouwontwikkeling stagneert en land wordt uitgeboerd, verdwijnt immers de natuur en is de vastlegging van koolstof (C-sequestratie) negatief met een dito impact op klimaatverandering;
    3. Afname van de heterogene mondiale herverdeling van nutriënten door transport van voeders en voedsel voor de meststoffen van type 2 en 3; die worden namelijk ontwikkeld met meer lokale kringlooplandbouw als ideaal;
    4. Zuinig en verstandig gebruik van GCMs, net zoals voor kunstmest verwacht mag worden;
    5. Alleen biologische compost en digestaat van vergisting van mest uit de biologische veehouderij worden gebruikt voor biologische landbouw met als doel kunstmest zoveel mogelijk terug te dringen. In andere gevallen kunnen de GCMs van de types 2.b en c en van de types 3.a tot 3.d. dienen om kunstmest (ook van type 1) zo zuinig mogelijk te gebruiken.
Biolmassa concurreert met voeding
De productie of functie van de drie hoofdtypes van GCMs in de tabel veranderen ingrijpend. Voor type 1 (groen geproduceerde kunstmest) spreekt dat voor zich: voor productie wordt geen fossiele energie meer gebruikt. Bij type 2.a geldt de veronderstelling dat een significant deel van de landbouw biologisch wordt. De Europese Green Deal die 25% van de landbouw biologisch wil maken, is daar een voorbeeld van. Voor wat betreft de types 2.b, 2.c en 3 zijn de basisproducten geen restproduct (‘afval’) meer maar worden ze een essentiële grondstof. Voor met name de Nederlandse boer is mest niet langer afval; de terug te winnen nutriënten worden circulair gebruikt voor zover ze niet tijdens gebruik in de landbouw en bij terugwinnen verloren gaan.

Wie Tabel 1 nader tot zich laat doordringen, realiseert zich dat GCMs zoals we ze tot nu gepresenteerd hebben vermoedelijk geen bijdrage van betekenis kunnen leveren voor de drie uitdagingen waarvoor de mens staat. Een uitzondering vormt niettemin kunstmest geproduceerd met gebruik van zon, wind of water
Wie Tabel 1 nader tot zich laat doordringen, realiseert zich dat GCMs zoals we ze tot nu gepresenteerd hebben vermoedelijk geen bijdrage van betekenis kunnen leveren voor de drie uitdagingen waarvoor de mens staat. Een uitzondering vormt niettemin kunstmest geproduceerd met gebruik van zon, wind of water. Ook mijnbouw en transport van fosfaat en kalium moeten dan van die alternatieve energiebronnen gebruik kunnen maken. Voor bio-energie uit oliehoudende gewassen en hout(afval) geldt deze constatering niet. Biomassa kan alleen in concurrentie met voedsellandbouw geproduceerd worden. Dat is problematisch omdat toenemend grondgebruik - en uiteindelijk grondgebrek - ten koste gaat van natuurlijke ecosystemen, met verlies van levende en dode organischestof.

Hergebruik zonder terugwinnen en concentreren van nutriënten (type 2) heeft geen effect van betekenis omdat de huidige praktijk nauwelijks verandert. De biologische landbouw vormt een uitzondering op die regel. De biologische landbouw heeft een minimaal op 20% geschat groter areaal aan grond nodig dan de huidige landbouwsystemen. Dat heeft de afname van natuurlijke ecosystemen en biodiversiteit tot gevolg. Dat negatieve aspect van biologische landbouw is momenteel nog nauwelijks zichtbaar omdat het aandeel biologische voeding nog gering is. Niettemin is het een niet te vermijden gevolg van biologische landbouw.
De biologische landbouw kan alleen beschikken over voldoende meststoffen als tenminste 30% van de gebruikte nutriënten uit de gangbare veehouderij mag komen; de biologische landbouw staat daarom die aanvulling vanuit gangbaar toe door een onderscheid te maken tussen A- en B-meststoffen.

Naast 2a kan de biologische landbouw beschikken over vormen van 2b waarvoor bij groei geen kunstmest is gebruikt, zoals vegetatie uit natuurgebieden. Daarnaast kan de biologische landbouw beschikken over gras dat rijk is aan vlinderbloemigen en daardoor op een natuurlijke manier stikstof bindt. Dat zal echter slechts een opbrengst van betekenis hebben zolang de fosfaatvoorraden door eerdere toepassing van aangevoerde mest van elders in de bodem niet zijn uitgeput. Tegelijk moet bedacht worden dat de biologische landbouw in Nederland profijt heeft van de huidige hoge niveaus van depositie van stikstof uit de landbouw. Neemt echter het belang van de biologische landbouw toe, dan neemt de beschikbaarheid van de benodigde meststoffen af. In dat geval daalt de productie en moet het landgebruik door de landbouw, zoals al gezegd, worden uitgebreid. Dit is niet alleen een theoretisch verhaal. Een studie naar de situatie van biologische landbouw in Frankrijk liet zien dat 23% van de stikstof, 73% van de fosfaat en 53% van het kalium in de biologische landbouw afkomstig was uit de gangbare landbouw. Dit vastgestelde gegeven laat zien dat natuurlijke ecosystemen en biodiversiteit verder onder druk komen te staan als de biologische landbouw geen rekening houdt met zijn milieu-impact.

Terugwinning kost stikstof en te veel fosfaat
Tot slot bespreken we de type 3 meststoffen uit tabel 1. Ze winnen uiteraard minerale meststoffen terug, maar hebben als nadeel dat de koolstof en een belangrijk deel van de stikstof uit de mest verloren gaan. Uitputting van fosfaat wordt bijvoorbeeld tegengegaan, maar de energie waarop de installaties draaien blijft koolstof rondpompen zonder die blijvend vast te leggen zoals nodig is om de nu al doorschietende effecten van de verbranding van fossiele koolstof terug te draaien. En helaas blijft stikstof, de voedingsstof die wereldwijd het meest nodig is voor voedselzekerheid, bij type 3 buiten de kringloop die nou juist als oplossing wordt aangedragen. Bij type 3 groeit daardoor de verhouding waarin stikstof en fosfor kan worden aangeboden als meststof scheef, zodat er te weinig stikstof en te veel fosfaat moet worden aangeboden. Dat is ongewenst, want zoals we al eerder zagen, is fosfaat de meest schaarse voedingsstof.


Op maandag 1 november verscheen deel 1 in deze reeks. Woensdag 3 november verscheen deel 2: Van stedelijke beerput naar kunstmest en weer terug. Zaterdag 6 november verscheen deel 3: Te duur? Zaterdag 13 november verschijnt deel 5: Circulair en lineair.

Deze serie wordt, zonder enige redactionele invloed, mogelijk gemaakt door boerencoöperatie Agrifirm. Boeren hebben behoefte aan perspectief en willen graag een duidelijk beeld van de meststoffen die ze de komende 30 jaar mogen gebruiken. Dat beeld is er op dit moment nog niet en kan daarom in de openheid van een niet-ideologisch en zo feitelijk mogelijk gesprek ontwikkeld worden. Een en ander als voorbereiding op (politieke) meningsvorming en normstellingen.

Het Planbureau voor de Leefomgeving adviseert de overheid te komen met dwingende normen voor circulariteit, met name op het gebied van landbouw. Eén van de belangrijkste circulaire schakels in de landbouw is die van mest. Dieren (mensen incluis) eten planten of elkaar en produceren mest die voedsel is voor nieuw leven. Werkt die natuurlijke circulariteit ook in het landbouwsysteem, dat wil zeggen in de natuur die we hebben ingericht om de wensen van naar welvaart strevende mensen optimaal te bedienen? We willen genoeg te eten hebben en daar niet al te veel voor betalen. Tevens willen we de biodiversiteit versterken. Met kunstmest kan dat, een strategie waar de VS op in lijken te zetten. Europese overheden willen er vanaf omdat het maken van kunstmest veel fossiele energie kost en bij te royale toepassing de bodem uitboert. Op dit moment ligt de kunstmestfabriek van Yara in Sluiskil stil omdat de aardgasprijzen te hoog zijn om tegen acceptabele prijzen kunstmest te produceren. Met de Green Deal en de Farm2Fork-strategie heeft de EU heeft besloten voor 25% fossielvrije landbouw te gaan.
Een nieuw tijdperk kondigt zich aan. Den Haag en Brussel stellen de voedselketen voor een nieuwe uitdaging, met nieuwe normen waaraan de landbouw moet voldoen.

Dit artikel afdrukken