Zelfs zonder bemoeienis met grazend vee resulteert de afschaffing van de vee-industrie in een enorme verlaging van de vraag naar land en een ermee samenhangende reductie in de altijd maar toenemende druk op de biodiversiteit.

Jagen en verzamelen vormde een geschikte strategie om een kleine populatie te voeden, maar faalde snel toen de bevolking zich uitbreidde. Insgelijks faalde het westerse voedingspatroon gecentreerd rond dierlijke voedingsmiddelen, zodra de productie ervan opgeschaald werd. De weidegang van koeien, geiten, schapen en andere herkauwers, en de vrije uitloop van varkens en kippen, doet echter weinig tot niets om aan de groeiende vraag naar vlees, melk en eieren te voldoen. De wereld heeft daarom tot nu toe de vee-industrie nodig. Dit intensieve systeem van het houden van dieren voor voedsel is echter niet alleen niet duurzaam, maar om meerdere redenen is het ook destructief.

Koeien kunnen hun melkproductie niet overeind houden zonder krachtvoer in hun rantsoen
Nederland heeft circa 1 miljoen hectare grasland. Het aandeel grasland vormt met 53% het grootste deel van het areaal landbouwgrond van om en de nabij 1,8 miljoen hectare. Gras maakt in het voedingsaanbod van bijvoorbeeld melkkoeien echter maar een kwart uit. Koeien kunnen hun melkproductie niet overeind houden zonder krachtvoer in hun rantsoen. Voor varkens en kippen geldt dit argument sowieso niet, want die krijgen geen gras te vreten.

Herkauwers zijn interessant voor het omzetten van gras in hoogwaardige eiwitten; dat is het veel gehoorde argument om de veestapel in stand te houden. Echter 23 van de 27 EU-lidstaten hebben veel meer runderen dan het aantal beschikbare hectares grasland. De kritiek van de dierenwelzijnsbeweging is dan ook niet dat de herkauwers grazen in weilanden, maar het feit dat tropische regenwouden worden kaalgeslagen om voer te telen voor landbouwhuisdieren die in industriële systemen worden gehouden, terwijl dit veel grondstoffen vereist en bergen mest moeten worden afgevoerd.

Aangezien de productie blijft stijgen om aan de groeiende vraag naar dierlijke voeding te kunnen voldoen, worden eens-dominante, extensieve graslandsystemen vervangen door intensieve, geïndustrialiseerde veeteeltbedrijven. Behalve bij herkauwers (turbokoeien), gaat het vooral bij niet-herkauwers (plofkippen en kooivarkens) mis. Drie kwart van het wereldwijde aanbod pluimveevlees en meer dan de helft van het varkensvlees komt voort uit de intensieve veehouderij. Geïndustrialiseerde dieren hebben echter een externe bron van veevoer nodig met een hogere voedingswaarde dan gras. Koeien, kippen en varkens in stallen krijgen daarom ‘concentraat’ gevoerd, zoals sojameel, snijmaïs en graan. Weliswaar zet de veehouderij in Nederland tevens veel restproducten uit de voedselindustrie om in ‘waardevol’ voedsel, maar evenals concentraat voeren betekent het een nodeloze omweg.

Wanneer we stoppen met het verwerken van plantaardige eiwitten tot veevoer, zouden we met het huidige areaal bouwland al 10 miljard mensen kunnen voeden
Grote stukken grasland zijn weliswaar niet geschikt voor het telen van andere gewassen dan gras, maar in de meeste delen van de aarde is het wel mogelijk om gebieden waar nu veevoer geteeld wordt te gebruiken voor het telen van gewassen die ook voor mensen eetbaar zijn. Wanneer we stoppen met het verwerken van plantaardige eiwitten tot veevoer, zouden we met het huidige areaal bouwland al 10 miljard mensen kunnen voeden. Dit betekent dat graslanden in principe zouden kunnen blijven.

Complete vervanging van alle dierlijke voedingsmiddelen als gevolg van een hypothetische verandering in eetpatronen en aannemende dat die vervangen worden door peulvruchten, heeft belangrijke consequenties voor het globale landgebruik. Dit scenario komt neer op het nagenoeg overbodig worden van grasland en een kleine toename in bouwland (minder veevoer en iets meer voedsel verbouwd). Het agrarische land dat overbodig wordt (savanne, semi-woestijn, steppe, toendra), wordt dan gebruikt voor andere agrarische doeleinden (biobrandstof, herbebossing, voedselbos), of keert terug naar de oorspronkelijke vegetatie (gunstig voor de koolstofvastlegging).

De conclusie is dat tegemoetkomen aan de toenemende vraag naar dierlijke voeding door het bouwen van meer megastallen voor koeien, geiten, kippen en varkens een heilloze weg is en we voorbereid moeten zijn op de dingen die nog meer boven water komen. Het ogenschijnlijk beste advies luidt daarom om zo snel als mogelijk de intensieve veehouderij af te schaffen en in het vervolg de plantaardige eiwitten direct door mensen te laten eten. De toekomst is dan aan een plantaardige samenleving.
Samenvatting 'Meer dan biologisch'
In zijn nieuwe boek Meer dan biologisch – Naar een veevrij-biologisch landbouw- en voedselsysteem (2021) richt Theo Grent zich op het biologisch telen van gezonde gewassen, zonder landbouwhuisdieren of producten van dierlijke herkomst in te zetten. De sleutel voor veranderingen ligt in handen van de mensen. Grent wil met zijn boek praktische handvatten geven. ‘Hoe te doen?’: lokaal, met de natuur en de kringloop mee.

‘Meer dan biologisch’ wil laten zien dat een landbouw zonder gefokte dieren mogelijk is en zelfs de voorkeur geniet. Het boek focust zich op de vraag hoe het laten groeien van gezonde gewassen zonder de inzet van landbouwhuisdieren werkt.

Omdat de bemestingswaarde van dierlijke producten voortkomt uit de planten die de dieren aten, zijn dieren niet nodig voor bodemvruchtbaarheid of biodiversiteit. Organisch materiaal wordt gevangen in boven- en ondergrondse delen van de plant die later aan de bodem teruggeleverd worden. Hierdoor heeft de bodem volgens Grent net zoveel vermogen om leven te produceren van planten, als planten dit hebben van de bodem.

Het boek ‘Meer dan biologisch’ komt in de tweede week van januari op de markt. Ga naar de website www.kelbo.nl om alvast een exemplaar (ISBN-nummer: 97890 8759 975 1) te reserveren.
Dit artikel afdrukken