Ik ben opgegroeid in een omgeving waarin ruimtelijke ontwikkelingen, planning, en de creatie van nieuw land centraal stonden. Als kind in de Flevopolder maakte ik kennis met de landbouwsector en de mestproblematiek, onder andere door bezoeken aan de Flevohof. In mijn studie aan de TU Delft ontwikkelde ik een passie voor het modelleren van complexe systemen en het werken met massa- en energiebalansen. Daarnaast had ik als student-assistent bij het vak 'chemie en samenleving' de kans om me verder te verdiepen in verspreidingsmodellen, zoals het zogeheten 'Gaussian plume' model. Dit bijbaantje wakkerde mijn belangstelling voor milieukwesties verder aan, en ik ging me richten op thema’s als energie, klimaatverandering en zure regen.

Inmiddels werk ik al meer dan 25 jaar in Wageningen. Aanvankelijk had ik weinig kennis van landbouw, maar ik stelde me ten doel om me ook in dat domein te verdiepen, en vooral in de rol van nutriënten zoals stikstof, fosfaat en kalium (NPK) en hun kringloop. Toen WUR te veel een 'urenfabriek' werd, besloot ik als zelfstandige aan de slag te gaan, vooral gericht op innovaties in plantaardige producten, houdbaarheid van voedsel en voedselveiligheid. Tegelijk bleef mijn interesse in de stikstof- en fosfaatkringlopen onverminderd, en in 2011 produceerde ik samen met Katinka Simonse de documentaire Save Our Children, over het probleem van de toekomstige schaarste van fosfaat.

Omgezet in modernere taal
Vanaf 2019 ben ik naast mijn werk weer actief aan de slag gegaan met stikstof. Ik verbaasde me over de plannen van Christianne van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof, om €25 miljard uit te geven aan een probleem dat vooral een kwestie van ruimtelijke ordening is. Ik werd bijzonder nieuwsgierig naar de gebruikte modellen en stelde de vraag “komen de modelberekeningen overeen met de beschikbare waarnemingen?”, kortom hoe zit het met de nauwkeurigheid. Ik begon met dieper onderzoek naar droge depositie en verspreidingsmodellen, waarbij ik mijn kennis vanuit Delft in de fysische transportverschijnselen combineerde met mijn programmeervaardigheden, waardoor ik met enige hulp de Fortran90 code van het droge depositie-model in OPS (DEPAC) heb kunnen omzetten in het modernere Python.

Met dit eerste rapport hoop ik bij te dragen aan een discussie die niet primair wordt gevoerd op basis van modellen en aannames, maar op basis van inhoud en feiten
Elementaire natuurwetenschap
Mijn besluit om een rapport over ammoniakemissies te schrijven kwam voort uit het verlangen om een feitelijke bijdrage te leveren aan een verhit maatschappelijk debat. Het project kostte me veel meer tijd en energie dan ik had gedacht, en groeide uit van enkele maanden onderzoek tot een diepgaande studie, die vandaag zijn weg vindt naar het publiek. Op Foodlog had ik al inmiddels tien artikelen over dit thema gepubliceerd, en vandaag publiceer ik het eerste deel van mijn rapport. Deel twee is in de maak, en ik ben in overleg met een stikstofprofessor om te kijken of promotieonderzoek tot de mogelijkheden behoort.

In mijn rapport richt ik me vooral op de nauwkeurigheid van het rekenhart van Aerius genaamd OPS. Aerius is het model dat bij vergunningverlening wordt gebruikt om te berekenen wat de stikstofdepositie is per hectare land of verschillende afstanden. Deze berekende depositie heb ik vergeleken met praktijkkennis en gemeten depositiedata uit de wetenschappelijke natuur. Ik bestudeerde ten eerste de betrouwbaarheid van inputparameters, zoals de emissiecijfers die worden bepaald via drie deelmodellen van de WUR, genaamd NEMA, GIAB en INITIATOR. Ik vergeleek de gemeten ammoniakconcentraties met de berekende waarden. Elementaire natuurwetenschap dus eigenlijk.

Ammoniakbalans
Ook onderzocht ik de gemeten natte depositie sinds 1978, wat resulteerde in bevindingen over de grote onzekerheden en mogelijke systematische fouten in de berekende natte depositie. Natte depositie is het aantal mol stikstof dat via neerslag op de grond terecht komt. Het laatste deel van het rapport gaat over droge depositie. Dat is de adsorptie aan natte oppervlakken en de opname via huidmondjes. Ik analyseerde de onzekerheid in berekeningen per landgebruiksklasse en vergeleek de voorspelde droge depositie met gemeten waarden die ik had gevonden in de wetenschappelijke literatuur. Mijn doel was ook om te bekijken naar de ammoniakbalans over Nederland.

Feiten en inhoud
Ik heb dit rapport met grote inzet en eigen middelen voltooid. Wel heb ik steun gekregen van veel personen in mijn omgeving en van diverse experts. Ik ben hen allen zeer erkentelijk. Eigen onderzoek is kostbaar en voor het vervolg zouden sponsoren welkom zijn. Mijn doel is om een wetenschappelijk debat over dit onderwerp op gang te brengen, waarbij ik opensta voor gesprekken en lezingen om mijn bevindingen verder te delen. Met dit eerste rapport hoop ik bij te dragen aan een discussie die niet primair wordt gevoerd op basis van modellen en aannames, maar op basis van inhoud en feiten.

Openbare review
Mijn rapport - dat u hier kunt inzien - bied ik via Foodlog aan voor een openbare review aan de volgende experts op het gebied van natuur en stikstof in Nederland:
- Jan-Willem Erisman (Universiteit Leiden)
- Martijn Schaap (TNO)
- Margreet van Zanten (WUR/RIVM)
- Wim de Vries (WUR)
- Addo van Pul (RIVM)
- Arthur Petersen (UCL, London)
- Franciska de Vries (Universiteit van Amsterdam)
- Han Lindeboom (emeritus hoogleraar WUR)
- Maarten Krol (WUR)
- Jaap Schröder (oud-WUR onderzoeker, met pensioen)
- Jan Huismans (WUR)
- Albert Tietema (Universiteit van Amsterdam)
- Roland Bobbink (B-Ware, Nijmegen)
- Han Olff (RU Groningen)

Hun oordeel zal het vertrekpunt zijn van een openbaar gesprek dat het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) en Foodlog in februari zullen organiseren. Ook oordelen van anderen dan de genoemde experts zijn welkome input.
Dit artikel afdrukken