The Economist begon in 1986 met de Big Mac index om op een luchthartige manier inzicht te geven in de onder- of overwaardering van valuta. Onderliggende theorie is de 'purchasing-power parity (PPP)', die stelt dat op de (lange) termijn wisselkoersen zich zouden moeten bewegen naar die verhouding die in welke twee landen dan ook een gelijkwaardig 'boodschappenmandje' aan goederen en diensten op zou leveren.

Ook voor 2014 is de Big Mac index weer gemaakt. Uitgaande van de gemiddelde prijs van een Big Mac in de VS (4,80 dollar), blijk je in Noorwegen het meest voor een Big Mac te moeten betalen. De Noorse kroon is, met andere woorden, 61,8% overgewaardeerd ten opzichte van de dollar. In de euro-zone, inclusief Nederland, kost een Big Mac gemiddeld 4,95 dollar, een overwaardering van onze valuta met 3,3%. Het goedkoopst zijn de Big Macs in Oekraïne. Daar kosten ze gemiddeld 1,93 dollar.

De Big Mac index mag dan ooit begonnen zijn als een grapje, hij telt inmiddels als serieuze indicatie voor uit balans zijnde valutakoersen en als 'gobal standard' in verschillende academische onderzoeken.

In het bronartikel is gedetailleerde (interactieve) informatie en kaartmateriaal te vinden.
Dit artikel afdrukken