Afgelopen week reageerden voor- en tegenstanders volop op de 'Nationale week zonder vlees'. Daarbij werd soms wel erg losjes met de waarheid omgesprongen. Dat is vooral kwalijk als het gaat om mensen waarvan men een bepaalde expertise zou verwachten, zoals bijvoorbeeld de directeur van de Nederlandse Vereniging voor Diervoeders Nevedi. In zijn blog “nationale week zonder vlees” sprak Henk Flipsen uit dat het bij Nederlanders beter door zou moeten dringen dat eten zonder vlees leidt tot minder en duurder voedsel, wat met name een probleem zou vormen voor bevolkingsgroepen die van een dollar per dag moeten rondkomen. “Eet nou maar vlees want anders benadeel je de armen”, leek de boodschap. Tja, wie wil daar nou schuldig aan zijn?

'Voedselconcurrent'
In zijn argumentatie gaf hij aan dat dieren en met name herkauwers dankbare afnemers zijn van niet verteerbare grondstoffen voor humane voeding. Dat klopt, maar 76% van het vlees dat hier gegeten wordt, komt van varkens en kippen1, monogastrische (eenmagige) dieren die in principe voedselconcurrent zijn omdat hun voedingsbehoefte nauwelijks afwijkt van die van mensen.

Eiwit is over het algemeen de limiterende grondstof in veevoer. De grootste eiwitreststroom die gebruikt wordt in veevoer voor monogastrische dieren is afkomstig van het winnen van plantaardige oliën2. Deze eiwitten zijn overigens ook prima benutbaar voor de mens en als we niet zo aan het vleeseten vast zouden houden, zouden deze eiwitbronnen al lang hun weg gevonden hebben in de voedselindustrie. Maar we geven ze aan onze dieren. Hoeveel eiwit is dat ongeveer?

Nederlanders eten gemiddeld 40 gram plantaardig vet per dag (o.a. palmolie (42%), raap- en koolzaadolie (17%), sojaolie (14%) en zonnebloemolie (9%))2. De plantaardige olie-reststroom levert per persoon ruwweg 20 gram eiwit op dat gebruikt kan worden voor veevoer. Andere reststromen zijn afkomstig van de suikerwinning, broodbakkerijen en producten die om uiteenlopende redenen niet (meer) verkoopbaar zijn voor humane consumptie. In totaal zo’n 30 gram eiwit uit reststromen per persoon per dag, dat gebruikt kan worden voor veevoer.
Een dier heeft 4-6 gram eiwit nodig om 1 gram eiwit in vlees voor humane consumptie aan te zetten (2-3 gram eiwit per gram lichaamsgewicht, maar slechts de helft van het karkas wordt uiteindelijk ook geconsumeerd). Als alleen bijproducten vanuit onze eigen reststromen uit onze eigen consumptie gebruikt worden, is er dus zo’n 6 gram varkens- en kippeneiwit per dag beschikbaar per persoon wat neerkomt op ongeveer 30 gram vlees per dag. Dan is er sprake van een gesloten voedselkringloop.

Pluimvee- en varkensvlees levert voor de mens niet beter verteerbaar eiwit op dan de bronnen die gebruikt worden om het te produceren, er gaat zelfs 80% van het voor de mens benutbare eiwit verloren. Door vlees te eten in plaats van bonen verlaag je bovendien het vezelniveau van je voeding en heb je geen profijt van de positieve gezondheidseffecten die aan peulvruchten worden toegeschreven. Het voedingscentrum geeft aan dat vlees eten niet nodig is en dat je prima zonder kunt, maar adviseert wel om regelmatig peulvruchten te eten. Daarnaast laat het voedingscentrum zien dat we nu te weinig vezels eten en dat dit het risico op allerlei chronische aandoeningen vergroot.3

En dan hebben we het nog niet over betonnen hokken, afgeknipte staartjes, long- en pootonsteking en andere welzijnsproblemen die optreden in de veehouderij. En ook niet over de verhoogde CO2- en fijnstof-uitstoot die de omzetting van granen en bonen in vlees met zich meebrengt. Al met al meer dan genoeg reden om eens een weekje vleesloos te eten.

Referenties:
1. 'Nederlandse vleesconsumptie licht gestegen in 2016', Foodlog.nl
2. Grondstoffenwijzer Nevedi 2016, Nevedi,
3. Consumptiecijfers vlees, olie, vezel en peulvruchten, Voedingscentrum
Dit artikel afdrukken