Het voorstel van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om hooguit 10% van de dagelijkse energie uit verzadigd vet te halen, komt voort uit de opvatting dat verzadigd vet de oorzaak is van hart- en vaatziekten. Maar daar zijn geen overtuigende causale argumenten voor; door nieuwe inzichten is die gedachte bovendien inmiddels genuanceerd.

Dat is de strekking van een artikel dat deze week verscheen in het gezaghebbende Britse medische vakblad BMJ. De bijdrage in de rubriek ‘Analysis’ leest als een afsluiting van de discussie over de gezondheidseffecten van verzadigd vet in de voeding. Veel van wat beweerd wordt is door andere auteurs en onderzoekers eerder aangevoerd in de levendige vetdiscussie die al zo'n 20 jaar duurt..

Niet op één hoop
De hoofdauteur van het artikel is de Deense hoogleraar Arne Astrup. Onder de 17 mede-auteurs/ondertekenaars bevinden zich naast de Amerikaanse hoogleraar Dariush Mozaffarian ook drie Nederlandse wetenschappers, Lisette de Groot, Frans Kok en Sabita S Soedamah-Muthu, allen (oorspronkelijk) van de WUR.

De WHO publiceerde mei vorig jaar een uitnodiging aan ‘the public’ om te reageren op de nieuwe concept-richtlijnen voor vet in de voeding. De inschrijving voor commentaar sloot een maand later in juni, dus de nu gepubliceerde reactie lijkt wat laat, maar is daarom niet minder belangwekkend.

Het voornaamste punt dat de auteurs maken is: je kunt al het verzadigd vet niet op één hoop gooien en blijven beweren, zoals dat decennia lang gedaan is, dat het hart- en vaatziekten veroorzaakt.

Ook is een categorale beperking van vlees en zuivel met verzadigd vet niet nodig. Er zijn heel veel verschillende soorten verzadigd vet, afkomstig uit verschillende bronnen (ook van de aanmaak in het lichaam zelf), die wel of niet 'atherogeen' (bijdragend aan plaque-vorming of, zoals het vroeger in de volksmond heette, 'aderverkalking') zijn, dus verschillende uitwerking hebben op de gezondheid van hart- en vaatziekten.

Voedselmatrix
Bovendien moet rekening gehouden worden met de food matrix, de voedselmatrix. Dat argument hoorde je vroeger alleen in het alternatieve kamp, maar is nu ook doorgedrongen in academische discussies over gezonde voeding. De chemische en fysische context van voedingsstoffen bepaalt in hoge mate (‘is crucially important’) hoe het lichaam die stoffen verwerkt. “De voedselmatrix waarin het verzadigd vet zit, kan veel belangrijker zijn voor het effect op hart- en vaatziekten dan de hoeveelheid verzadigd vet.”

Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan dat de oude claims nuanceert, zeggen de auteurs. Veel van dat onderzoek (observationele studies in het bijzonder) is niet meegenomen door de opstellers van de concept-richtlijnen. Ook is er kennis bijgekomen, bijvoorbeeld het onderscheid tussen grote en kleine LDL-deeltjes, die heel verschillend werken in het ontwikkelen van ziekten. De oude opvatting gaat uit van 1 soort LDL en is onjuist gebleken, het totale LDL gehalte zegt niets over het risico op hart- en vaatziekten.

De voedselmatrix waarin het verzadigd vet zit, kan veel belangrijker zijn voor het effect op hart- en vaatziekten dan de hoeveelheid verzadigd vet
Verschillende configuraties
Verzadigd vet als verzamelbegrip bestaat uit vele verschillende soorten vetzuren, met verschillende lengtes van de koolstofketen, met verschillende configuraties en daardoor met andere effecten in de chemie van de stofwisseling. In het betrekkelijk korte stuk sommen de auteurs die verschillen op. Er is geen eenduidig antwoord op verzadigd vet, sommige soorten zijn schadelijk omdat ze de inflammatie (lichte ontstekingen) verhogen, andere zijn juist anti-inflammatoir en antimicrobieel. Ze zitten vaak in hetzelfde product.

Alles bij elkaar genomen, is verzadigd vet veel onschuldiger dan het publiek is ingepeperd, vinden de auteurs. De Analysis gaat kort in op de historie waarom we allemaal denken dat verzadigd vet zo slecht is. Veel van de aanbeveling door overheden en instanties om te matigen met verzadigd vet waren onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd.

Demonisering
Door de demonisering van verzadigd vet vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw zag de voedselindustrie zich genoodzaakt producten te ontwikkelen zonder dat vet. In plaats van boter werd margarine aangeprezen, want dat was gemaakt van (gezonde) plantaardige onverzadigde olie. Maar om dat smeerbaar te maken werd het gehydrogeerd, gehard. Daardoor ontstonden verzadigde transvetten. In 1990 werd, door de Nederlandse onderzoekers Mensink en Katan, aangetoond dat transvet zeer atherogeen is. Het uitbannen van transvet is inmiddels bijna voltooid, een proces dat decennia heeft geduurd. Maar de slechte naam van verzadigd vet is gebleven.

Een andere zorg van de auteurs is dat overheden, consumenten en de industrie ten onrechte voor producten kiezen, of die promoten, die geen verzadigd vet bevatten maar wel veel geraffineerd zetmeel en suiker. Met het advies weinig vlees en zuivel te eten lopen consumenten ook de kans belangrijke voedingsstoffen die daarin zitten te missen.

De auteurs vragen de WHO het voorstel voor de aanbevelingen van verzadigd vet te herzien. In het overzicht waarin de auteurs hun belangen declareren, blijkt dat een belangrijk aantal onderzoek heeft gedaan dat is gefinancierd door de zuivelindustrie, een belangrijke aanbieder van verzadigd dierlijk vet.
Dit artikel afdrukken