Het barst van de voedselvisies. Ze lopen uiteen van pleidooien voor korte ketens, veganisme en biologische landbouw tot Joel Salatins intensieve dierlijke wisselteelt om bodems te verbeteren. Ze gaan bovendien van high tot juist volkomen low tech stadslandbouw. Alsof er nog niet genoeg waren, schreef ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) er eentje.

Het kabinet reageerde en vraagt via staatssecretaris Van Dam nog eens tien mensen hun visie te geven. Kennelijk bestaat er een honger naar ‘visies’ op eten. Zouden we een ongemakkelijk gevoel over de werkelijke uitdaging hebben?

Van 'veel voor weinig' naar 'minder maar beter'
Nederland moet volgens de WRR voedsel niet langer als een agrarische productiekwestie, maar als een consumptievraagstuk zien.

De Raad stoort zich eraan dat Nederland in zijn landbouwbeleid nog altijd denkt vanuit de jaren na WO II. Toen wilde de overheid boeren een groot volume voedsel tegen zo laag mogelijke kosten laten produceren, opdat het publiek veel eten voor weinig geld zou kunnen kopen. Door mensen van ruim voldoende goed en goed- koop voedsel te voorzien, waren ze tevreden en hielden ze geld over voor andere zaken. Zo stimuleerde de overheid de welvaartsgroei. Nu hoeft dat niet meer en werkt het zelfs contraproductief, vindt de Raad. Het zou tijd zijn voor een beleid dat de bakens fundamenteel verzet van een productie- naar een op ‘minder maar beter’ gericht consumptiebeleid. Ons land maakt inmiddels zoveel eten, extra aantrekkelijk gemaakt dikmakend voer incluis, dat we een groot deel voor de vuilnisbak produceren.

Dat gaat ten koste van het milieu, degradeert bodems en daardoor worden schaarse nutriënten en water verspild. Door de inzet op intensieve plantaardige en dierlijke monoculturen zorgt het bovendien voor het vrijkomen van gifstoffen en resistente organismen in het milieu. Door convenanten met bedrijven af te spreken, moet de regering daar wat aan doen, vindt de WRR.

'Herkenbaar' en 'kansen voor betekenisvolle stappen'
In zijn antwoord noemt het kabinet de analyse van de WRR ‘herkenbaar’. Onze regering vindt aanpassingen van ‘het voedselsysteem’ nodig ‘om op termijn voldoende, duurzaam en gezond voedsel te kunnen garanderen’. Het kabinet zegt inmiddels een ‘voedselagenda’ inclusief (de aanzet tot een) monitoringssysteem te hebben geformuleerd, die de adviezen van de WRR volgt. Het EU-voorzitterschap van Nederland dit jaar zou bovendien kansen bieden ‘om een aantal van de genoemde opgaven op Europees niveau aan de orde te stellen en betekenisvolle stappen te zetten’. Concreet ziet het kabinet die stappen op met name de volgende terreinen: verminderd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, een veehouderij met zo min mogelijk gebruik van antibiotica, gebruik van alternatieve eiwitten zoals peulvruchten, wieren, insecten en kweek- vlees, orde in het oerwoud aan keurmerken,het verder terugdringen van voedselverspilling en meer inzicht voor de consument in de werkelijke kosten van een product, inclusief kosten voor natuur en milieu. Ook heldere en objectieve informatie op etiketten vindt het kabinet in dat rijtje passen. In navolging van de WRR wil het kabinet convenanten sluiten om in een soort schooljuffenrol te kunnen controleren of bedrijven zich aan de zelf afgesproken les houden.

We gaan naar de kloten, maar net als in Amerikaanse rampenfilms proberen we natuurlijk een list te verzinnen om dat te voorkomen. Grimlachend valt te constateren dat uitgerekend Nederland geknipt is voor die listige rol
Formuleert het kabinet daarmee een adequaat ‘voedselbeleid’? Om dat te bepalen, moeten we eerst weten voor welk voedselvraagstuk we staan.

Naar de kloten
Door een brede groep van betrokkenen, deskundigen en geïnteresseerden is het voedselvraagstuk op Foodlog de afgelopen tien jaar in al zijn facetten en vanuit alle mogelijke standjes geanalyseerd. Daaruit blijkt dat er een grote diversiteit aan vraagstukken is, maar vrijwel niemand durft te benoemen waar het echt om draait. Om het alvast kort te formuleren: we gaan naar de kloten, maar net als in Amerikaanse rampenfilms proberen we natuurlijk een list te verzinnen om dat te voorkomen. Grimlachend valt te constateren dat uitgerekend Nederland geknipt is voor die listige rol.

Olifant in de kamer
Wie het onderwerp van een ‘voedselbeleid’ wil definiëren, heeft een flinke klus.

Mensen en hun prioriteiten
Supermarkten en vooral out-of-home verkopers hebben calorierijk ‘snoepeten’ - frisdrank, chips, frites en hamburgers - dagelijkse, gemakkelijk te kiezen en heel betaalbare kost gemaakt. Vers en onbewerkt kost per klaargemaakte kilocalorie meer moeite of geld. Velen noemen dat de kern van het probleem. Weinigen zien dat er de afgelopen jaren talloze verse kant-en-klaar producten in het schap zijn gekomen. De maaltijden en maaltijdsalades die niet alleen AH en Jumbo maar ook Lidl, Hema, Ikea en Shellshops inmiddels brengen, voldoen aan wat niet alleen onze oma’s maar ook onze betovergrootmoeders nog als ‘echt eten’ zouden herkennen. Ze gaan voor prijzen waarvoor je ze zelf niet kunt klaarmaken door de diversiteit aan onbewerkte ingrediënten, met een brede en daarom gezonde reeks micronutriënten. Met een gezin bestaande uit vier personen zijn zulke maaltijden inderdaad geen goedkope oplossing. Maar vergeet niet dat er een berg goedkoop en daadwerkelijk verser dan ‘echt’ vers diepvriesspul te koop is dat beslist niet duur genoemd kan worden, uitstekende voedingskwaliteit biedt en bovendien niet bederft en daarom bij het vuil belandt. Mensen geven domweg de voorkeur aan ander, minder gezond en makkelijker klaar te maken eten. Dat vinden ze lekkerder en handiger omdat ze hun tijd anders willen besteden. Maakt de manier waarop mensen hun prioriteiten stellen en geld uitgeven deel uit van de gewenste ingreep?

Vinex, lage SES, stress en internetporno
Moeten we het hebben over de bouw van Vinex-wijken op tientallen kilometers afstand van kantoorparken en fabrieksterreinen die de woon-werkwandeling en -fiets lieten verdwijnen? Ons sinds WOII flink veranderde leven heeft woonwerkbeweging bijna onmogelijk gemaakt, zodat we moeten joggen of sporten om nog voldoende te bewegen. Hoort de niet te onderschatten dikmaker stress in de moderne, competitieve kantoorjungle bij het vraagstuk? Hoort slaapgebrek, een andere bekende dikmaker, als gevolg van latenight-tv-programma’s, zorgen, werkdruk, ongelimiteerde onlinecommunicatie en internetporno tot het vraagstuk? Obesitas en chronische welvaartsziekten komen zonder enige twijfel het meest voor onder mensen met een lage sociaaleconomische status (SES). Is dan ook een betere toegang tot de kansen die Nederland aan iedereen zou moeten bieden onderdeel van het gewenste ‘voedselbeleid’? Een lagere SES - en die heeft nog altijd het grootste deel van de samenleving - geeft immers overduidelijk een hogere kans op een ongezond dikke buik en nogal dun bewegingspatroon. Toch gaat 95% van Nederland naar dezelfde supers en discounters, maar komt de een met een anders gevulde boodschappentas thuis dan de ander.

Ordinair marketingvraagstuk
Het lukt de uit hun voegen gegroeide varkens- en kasgroentesectoren niet hun producten commercieel onderscheidend te maken van de goedkopere massa. Vrijwel alle marketingprofessionals zijn het daarover eens. Met hun op volume ingerichte bedrijven zijn ze zo afhankelijk van export - zo’n driekwart van onze land- en tuinbouwproductie gaat de grens over - dat ze niet mee kunnen liften op de bloeiende ‘lokaal’ en ‘kleinschalig’ trends.

Omdat ze dat niet kunnen, blijven boeren en tuinders hun productie uitbreiden. Ze kijken niet naar de vraag, die in hun Noordwest-Europese verzorgingsgebied niet stijgt maar eerder daalt. Vanuit reflexen die ze opdeden in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, drukken ze hun kostprijs door meer te gaan maken en zich verder in de uitbreidingsschulden te steken. Ze hopen meer te gaan verdienen door een lagere kostprijs, een zinloze strategie in de huidige fase van de markt. Die is oververzadigd, zodat ze een groeiend overaanbod creëren dat hun verkoopprijs - ondanks lagere kosten - nog verder onder de kostprijs laat uitkomen. Om van hun waardeloos geworden product af te komen, zoeken boeren een uitweg in Azië. Dat doen ze onder het mom van een groeiende vraag daarginds. Het enige wat ze doen, is echter het wegpoetsen van overaanbod in Europa. Slimmeriken die niet aanbod gedreven maar vraaggericht op de lokale behoeften in Azië inspelen, kunnen hen dan ook gemakkelijk wegspelen. Is dat een ordinair marketingvraagstuk of een onderdeel van ons ‘voedselvraagstuk’?

Banken en applaus ministerie
De banken volgden de irrationele strategie van boerenondernemers die zich geen beeld van de markt blijken te kunnen maken. Alweer die vervelend wordende vraag: is daarom het weinig intelligente financieringsbeleid onderdeel of zelfs oorzaak van het ontstane probleem dat Nederland opzadelt met overproductie en onnodige milieudruk en onderwijl Europa en de wereld confronteert met heen en weer gesleep? Inmiddels vliegen Nederlandse telers zelfs paprika’s naar China, onder applaus nota bene van EZ. Wie het schadelijk slepen met nutriënten en zinloos verbranden van energie wil vermijden, doet er veel verstandiger aan die daarginds te telen. Hetzelfde geldt voor de varkens die we er nu heen willen brengen.

Wat ze niet (willen) horen is de waarschuwing tegen een verder verstedelijkende, rijker wordende wereld
Stad als probleem
Slow Food haalde dit najaar kleine boeren uit de hele wereld naar de wereldtentoonstelling in Milaan. De boodschap luidde dat kleine (kringloop)boeren de wereld voeden en dat de ‘groene revolutie’ - het vriendelijke woord voor ‘intensieve landbouw’ - de prullenbak in kan. De FAO zegt dat ook. De gedachte vindt weerklank onder hoogopgeleide stedelijke elites. Wat ze niet (willen) horen is de waarschuwing tegen een verder verstedelijkende, rijker wordende wereld. Die hoort er namelijk bij. Onuitgesproken pleit de FAO voor zelfvoorzienende nederzettingen en een zo ingetogen mogelijke groei in materiële welvaart.

Kleinschalige kringlooplandbouw en het voeden van grote steden gaan domweg niet samen. Toch horen we om ons heen dat lokalere productie- en consumptiecycli de bodemvruchtbaarheidscyclus herstellen. Veevoer dat we nu nog in Zuid-Amerika ophalen en na de consumptie van vlees, eieren en zuivel in ons land uitpoepen en -plassen zou dan wel meteen als nutriënt in een natuurlijker land- bouw terugvloeien. Hoe dat moet tussen het Groningse platteland en Amsterdam is landbouwkundig echter even ingewikkeld als tussen de Braziliaanse Cerrado, via een Brabants varken, en Berlijn. ‘Lokaal’ voor de FAO betekent dan ook eigenlijk ‘op nederzettingsniveau’. Dat past bepaald niet bij onze nog altijd 20e-eeuwse welvaartsambities.

Toch moeten zo kort mogelijke lokale kring- lopen ecologisch worden gerespecteerd als het basisprincipe voor een wereld die voor mensen leefbaar blijft. Dat principe speelt dan ook een hoofdrol in Carolyn Steels Hungry City (2008), een boek dat gelezen moet worden als een pleidooi tégen de 21e-eeuwse megastad. Steel hoopt dat een groot netwerk van vele kleine direct met primaire voedselproductie verbonden nederzettingen ons overal op aarde uit de penarie gaat helpen. Dat dat niet gaat lukken, is evident. Naar verwachting woont binnen dertig jaar ruim driekwart van de wereldbevolking in een handjevol metropolen.

Langzaam doemt het werkelijke probleem op.

Armoedebestrijding: duivels dilemma
De afgelopen tien jaar bleef vanuit de wereldwijd gerespecteerde Wageningse landbouwuniversiteit een eenduidig geluid komen: verdere intensivering van de productiviteit blijft dé strategie van de toekomst. Ook in Nederland. Vanwege de trek naar de steden is die gedachte juist. Naast oud-Wageningen UR-voorzitter Aalt Dijkhuizen pleit ook de theoloog-publicist Ralf Bodelier herhaaldelijk voor voortzetting van ‘veel voor weinig’ omdat meer dan de helft van de wereld nog altijd in armoede leeft. Ook al kost dat wat milieu, het laten voortbestaan van armoede in een rijke wereld heeft grotere consequenties, redeneren zij. Bied mensen daarom perspectief op vooruitgang door een goede opleiding en een betaalde baan.

De natuur gebruikt oneindig meer combinaties dan wij technologisch kunnen stimuleren
Die visie is ethisch te rechtvaardigen, maar geeft geen antwoord op de vraag hoe de ecologische rek van dit door armoedebestrijding geïnspireerde neo-consumentisme vol te houden is. Waar de FAO dit duivelse dilemma slechts stilaan benoemt, wil zowel Bodelier als Dijkhuizen als een 21e-eeuwse Henri IV - le bon roi die in de zestiende eeuw door zijn beleid ieder Frans gezin wekelijks een kip wilde bieden - iedere wereldbewoner een betaalde baan laten vinden om hen kip - en nog veel meer - uit een winkel te kunnen laten betalen en te bevrijden uit hun min of meer autarkische bestaan. Die kip wordt dan noodzakelijk een ploffer, want daar haal je er meer van uit een kilo voer en de hectares akkerbouwland waar dat op groeit. Maar net zomin als er biologische kippen voor iedereen zijn, zijn er ploffers voor de mondiale massa’s. Ecologie kent immers fysieke grenzen en leeft - bij de FAO dus stilletjes - op voet van oorlog met economische groei en armoedebestrijding.

Het grote taboe: geen kringloopsluiting
Zelfs in de hippe, stadse circulaire economie groeien de bomen niet tot in de hemel. Die waarheid vormt het hart en het taboe van het voedselvraagstuk. We hebben het graag over gezonde bodems en biologisch of, in het andere kamp, over armoedebestrijding. We hebben het niet graag over de vraag of welvaartsgroei mogelijk is voor het leger armen op de wereld dat gemakkelijk viermaal zo groot is als het aantal rijken, die zelfs met een recyclende kwartering van hun consumptie onvoldoende overlaten voor de rest. Los van voedsel zal het rijker worden van de armen wereldwijd een lifestyle ontketenen die hoe dan ook nog energie-intensiever is en nog meer leven generende grondstoffen uit hun natuurlijke cyclus wipt. Hoe de door onze intensieve materiële behoeften onnatuurlijk geworden cyclus in een recycle-economie in natuurlijk kloppende kringlopen kan worden gesloten, is rationeel niet te bevatten. We kunnen alleen maar hopen dat we er - tegen alle gezond verstand en bestaande kennis in - op tijd in zullen slagen. Ik ken in ieder geval geen zinvolle berekeningen van die nieuwe economie in haar ecologische consequenties, ook al horen we na COP21 dat die wereld nu binnen handbereik zou zijn. De situatie doet denken aan het beroemde Indiase verhaal over de olifant en de blinden. De een denkt dat de olifant een waaier is omdat hij een oor te pakken heeft. De ander dat het beest een brandweerslang is omdat hij de slurf in handen heeft. Een derde voelt de staart en denkt dat de olifant een stevig touw is. Zo gaat het verhaal door, tot je als lezer ontdekt dat geen van de druktemakers de olifant zelf in de kamer ziet: zelfs als we de megaverstedelijking weten tegen te gaan en het rijke deel van de wereld gaat recyclen en een fors deel van zijn welvaart opgeeft, is ons leven domweg niet vol te houden.

Vooruit op een hachelijk pad
Net zoals de Indiase blinden heeft iedereen zijn min of meer empirisch gestaafde, maar niet integraal te verantwoorden biologische, bodembewuste, gezondheidsbewuste of mondaine sociaal-economische tunnelvisie op de werkelijkheid. Met die deelaspectjes vullen media ons bewustzijn. Van het totale beeld liggen samenleving en politiek dan ook niet wakker. In werkelijkheid staan we voor de uitdaging om onze stedelijke lifestyle - inclusief alle gedragsvormen die daaruit zijn voortgekomen - volledig her uit te vinden. We kunnen niet doorgaan met een manier van leven die alle nutriënten naar een sink hole sleept en daarmee per definitie lijnrecht tegen de natuur in werkt. Daardoor creëren we een ecologie die haar natuurlijke vruchtbaarheidscyclus technologisch aan de gang moet zien te houden. Omdat we hangen aan de zegeningen van de stad - de basis van onze welvaart, cultuur, wetenschap en menselijke vooruitgang - kunnen we alleen maar vooruit op dat hachelijke pad. Achteruit kan niet. Vooruit bestaan geen garanties. Erger nog, rationeel gezien is het onwaarschijnlijk dat we de weg vooruit vinden omdat de natuur oneindig meer combinaties gebruikt dan wij technologisch kunnen simuleren.

Feitelijk zitten we vast, zoals Indiana Jones en zijn maten op de touwbrug in de beroemde scène in The Temple of Doom. We kunnen alleen maar hopen dat een list - ‘Hij is gek’, riepen Indy’s maten, toen hij de touwen doorhakte - ons toch nog redt. Steels ‘we moeten ons nu nog 20e-eeuwse stedelijke leven veel “lokaler” heruitvinden’ is een noodkreet, maar nog geen list. Maar gelukkig is er altijd hoop. We hebben een lichtzoekersmentaliteit nodig, zei Louise Fresco in 1998.

Zelfs als het mislukt, zit er veel geld in
'Voedselbeleid' voor Nederland
Vrijwel alle grote wereldsteden zijn delta’s aan de zee. Nederland is echter de enige maritieme stadstaat waar niet alleen een grote concentratie aan mensen woont, maar waar ook een onwaarschijnlijk grote hoeveelheid voedsel wordt geproduceerd en verwerkt. Dat doet het land bovendien in een gebied vol oppervlaktewater, zodat vervuiling en gif onmiddellijk in de voedselketen belanden. Nergens vind je meer mensen bij elkaar met theoretische en toegepaste kennis op alle relevante gebieden (water, teelten, lucht, natuur, bodem, genetica) die weten hoe het onmogelijke toch weer beter en anders kan worden gerealiseerd. Wie Nederland daadwerkelijk ecologisch weet te ontwikkelen als een stadstaat die zijn bewoning, bedrijvigheid, vrije ruimte en landbouw vormgeeft als een netwerk van de tuinsteden uit Steels hoopvolle droom, bouwt aan de oplossing van het touwgevecht. Om die reden zit de hele wereld daar om te springen. Zelfs als het (deels) mislukt, zit er veel geld in.

Als we het anderen voor kunnen doen, maken we een uitstekende boterham voor onszelf als exporterende aannemer en ontwikkelaar met unieke kennis vanuit vele toepassingscontexten, die ook als aandeelhouder in wereldwijd ontwikkelde systemen optreedt. Thuis krijgen we weer een als waardenvol (inderdaad, met een n) te marketen productie.

Creativiteit
De OESO vroeg Nederland onlangs om meer creativiteit in zijn industriepolitiek rond food en agri. Mogelijk schetste ik zojuist de contouren van een voedselvisie die daar de basis voor kan zijn.

In de VS ontwikkelde Silicon Valley zich dankzij overheidsinvesteringen (defensie), de sfeer rond Stanford University en de beschikbaarheid van lichtzoekend durfkapitaal. Die samenloop van factoren zorgde voor maximale creativiteit, die zelfs oplossingen opleverde voor problemen die niemand van tevoren had kunnen bedenken. De ontwikkeling van de tuinstaat op ’s werelds touwbrug dwing je niet af met convenanten of etiketteringssystemen. Stimuleer ondernemende creativiteit en investeer in de voorwaarden om die aan te zwengelen. Dat laatste is precies wat de OESO - terecht - van Nederland verlangt.

Hoe kan de Nederlandse overheid de metaforen van Silicon Valley en Indiana Jones’ rope bridge anno 2016 gebruiken rond zoiets vredelievends als voedselproductie om steden leefbaar te houden? Het is evident dat op ons grondgebied alle kiemkracht nog bestaat om een moderne agro-ecologie rond tuinsteden te ontwikkelen. Alle reden dus ook om de hoe-vraag lichtzoekend te beantwoorden. Dat gebeurt in een openbaar proces op Foodlog tot 1 maart in samenwerking met de Zuid-Hollandse boeren van LTO en de vijf Nederlandse groene hogescholen. De lectoren willen er meteen hun onderwijs- en onderzoeksagenda op afstemmen.

Eén ding nog. Het is kort dag, er is haast op de touwbrug. We hebben alle creativiteit die we in huis hebben nodig, ga dus niet neuzelen over convenanten die naast het onderwerp keuvelen.

De 10 voedselvisies zijn als PDF beschikbaar en kunnen hier worden gedownload.

Fotocredits: still touwbrugscène, trailer Indiana Jones and The Temple of Doom, YouTube
Dit artikel afdrukken