Met de opkomst van een scala aan nieuwe landbouwclubs, brokkelt het machtige LTO-bastion sinds het uitbreken van de stikstofcrisis in rap tempo af. Elke ervaren lobbyist weet dat het cruciaal is om gedekt te worden door de achterban; een effectieve lobby gedijt bij een krachtig mandaat en het kunnen spreken met één stem. Nu de interne cohesie in de landbouwbelangenbehartiging verbroken is, lijkt daar geen sprake meer van te zijn. En dat terwijl de landbouwlobby lange tijd als hét voorbeeld van een goed georganiseerde en effectieve belangenbehartiging gold, met een flinke vinger in de pap bij het nabijgelegen Ministerie van LNV. Hoe moeten we deze plotselinge verslechtering van de positie van LTO in een tijd waarin landbouwbeleid hoger dan ooit op de politieke agenda staat bezien?

Vooropgesteld, het behartigen van de belangen van Nederlands duizenden boeren is nooit een sinecure geweest. LTO Nederland – het samenwerkingsverband van LTO Noord, ZLTO en LLTB – kent een lange geschiedenis van het mediëren in en overbruggen van geschillen tussen regio’s, sectoren en productiewijzen. Met name de grondgebonden en intensieve sectoren lagen, en liggen, intern regelmatig met elkaar overhoop. Tóch wist men doorgaans tot consensus te komen en gemene delers te identificeren, resulterend in een sterke onderhandelingspositie.

Krachtige landbouwlobby
De kracht van de landbouwlobby verklaart voor een groot deel waarom het Nederlandse en Europese landbouwbeleid, ondanks toenemende maatschappelijke en wetenschappelijke pleidooien voor fundamentele herzieningen, op de langere termijn bijzonder veerkrachtig is gebleken en slechts incrementele aanpassingen heeft ondergaan. In bestuurskundige handboeken wordt Europees, maar ook Amerikaans, landbouwbeleid dan ook als hét voorbeeld van een ‘iron triangle’ gebruikt; een beleidsproces gekenmerkt door een gesloten netwerk van actoren uit de uitvoerende macht (ministeries van landbouw, Europese Commissie), wetgevende macht (landbouwspecialisten in nationale parlementen en het Europees parlement), en de sector zelf, met grotendeels gelijkgestemde beleidsopvattingen. Deze cliëntelistische politiek bood alle partijen voordeel: gunstige wetgeving en financiële steun voor de sector, electorale steun voor betrokken politieke partijen, en steun en invloed voor de landbouwministeries en het DG Landbouw van de Europese Commissie.

Andere belanghebbenden, met name milieugroeperingen en groene politici, konden lange tijd slechts jaloers toekijken en bleken niet in staat een sterkere tegencoalitie te organiseren. Het is dan ook frappant dat het juist partijen – Agractie, de Farmers Defence Force – uit de sector zélf zijn die het landbouwbastion in rap tempo hebben doen afbrokkelen. Dat de landbouwbehartigers zich dit realiseren, blijkt wel uit het invliegen van oudgediende Aalt Dijkhuizen, die de neuzen weer zoveel mogelijk dezelfde kant op probeert te krijgen. Overigens past hierbij ook een nuancering: LTO zit in de hoek waar de klappen vallen, maar blijft een invloedrijke en door de overheid gewaardeerde gesprekspartner. De recente onkiese uitspraken van FDF-voorman Mark van den Oever zullen deze waardering alleen maar hebben versterkt. Ook in Brussel, waar de knikkers worden verdeeld, blijft koepelorganisatie Copa-Cogeca een uitermate invloedrijke speler, met goede relaties met zowel de Commissie als het Parlement.

'Spagaat'
Het weifelende optreden van LTO en de felle, maar ambigue uitspraken van Marc Calon – de ene keer sterk polariserend, dan weer constructief – tonen vooral de spagaat waarin de organisatie zich bevindt. Aan de ene kant is er het geloof in het zoeken naar het interne compromis en het warm houden van de relatie met de overheid. Tegelijkertijd is er de angst leden te verliezen aan radicale(re) concurrenten. Een dieper liggende vraag is hoe LTO zich dient te positioneren ten opzichte van de (waarschijnlijke) verliezers van de – vanwege klimaat- en milieuverplichtingen – onvermijdelijke landbouwtransitie; het is niet voor niets dat FDF vooral steun heeft onder intensieve veehouders en zich bijvoorbeeld voor het behoud van de nertsenhouderij inzet. Is LTO er voor álle boeren en dient het de hakken in het zand te zetten, of is het meer opportuun het vizier op een vitale toekomst voor de landbouw als geheel te richten en een goed vangnet voor degenen die niet mee kunnen of willen komen te organiseren?

Het is een duivels dilemma. Wélke strategie men kiest zal daarbij grote gevolgen hebben voor het realiseren van de door het kabinet gewenste transitie: wordt dit een loopgravenoorlog waarbij de overheid onwillige boeren wetten en regels zal voorschrijven, of weet de Nederlandse landbouw- en voedselwereld er polderend uit te komen? Marc Calon is aan zet.

Update door de redactie, 21:00 uur

Vanmiddag bood een bonte stoet groene groepen uit de landbouw minister Carola Schouten een plan aan voor een 'echte' kringloop Landbouw in Nederland. Het plan werd door vele organisaties mee ondersteund, waaronder de biologische bank Triodos, milieuorganisatie Greenpeace, klimaatorganisatie Urgenda, het groene adviesbureau CLM, de vereniging van Milieufederaties en biologische supermarkt Ekoplaza. De verzameling van organisaties stelt zich een andere toekomstige landbouw voor dan het Landbouw Collectief dat door 12 meer gangbare, maar onderling sterk verschillende landbouworganisaties is gevormd onder voorzitterschap van de door Jeroen Candel hierboven genoemde Aalt Dijkhuizen.

De minister werd met luid gejuich ontvangen door de deelnemers aan de Kring-loop. De ontmoeting tussen minister en wandelaars die een Kring-loop als wandeling hadden georganiseerd alvorens in Den Haag aan te komen, vond plaats bij het Gebouw van de Tweede Kamer. Onder enthousiast applaus en muzikale begeleiding werd het 10 puntenplan van de organisaties overhandigd. Minister Carola Schouten reageerde spontaan op het plan en de sfeer. Ze bleek het met de deelnemende organisaties eens dat landbouw en natuur beter moeten leren omgaan met elkaar en dat landbouw en natuur en elkaar nodig hebben. De minister liet weten graag op een later moment met een aantal partijen achter het 10-puntenplan verder te willen praten. Die wens werd bevestigd door een officiële tweet van het ministerie.
Hoe gaat de minister met de heel uiteenlopende ideeën, plannen, ambities en hoop van onderling anders gestemde Nederlandse boeren om? Zou het niet beter zijn te vragen 'wat bindt ons' en 'waar zijn jullie het niet over eens en waarom niet', dan te reageren op concurrerende plannen? Daar valt immers niet uit te komen, terwijl wel een vorm van verbindend leiderschap nodig is.
Fotocredits: Minister Schouten (in paarse jas) neemt het 10-puntenplan in ontvangst, FL Media
Dit artikel afdrukken