Januari zorgde voor een spektakel op het gebied van recht en duurzaamheid. Dat zorgde voor een verwarring waarvan we de implicaties nog maar nauwelijks bevatten.

Raad van State 1
Aan het begin van de maand schoot de Raad van State aanvullend provinciaal beleid af om stallen duurzamer te maken en dieren meer levensplezier te bieden. Eén en dezelfde situatie moet in Friesland niet anders behandeld kunnen worden dan in Overijssel of Brabant. Wie dat toch laat gebeuren, creëert rechtsongelijkheid. Wie dat wil voorkomen, moet de wetten van het land aanpassen, maar niet de regelgeving binnen individuele provincies.

ACM
Een week later verbood de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de met veel moeite tot stand gekomen Kip van Morgen. Dat is het dier waarmee de plofkip uit de Nederlandse supers moest verdwijnen.
De supers maakten er – tegen de regels van de Mededingswetgeving in – openlijk onderlinge afspraken over. Consumenten worden daardoor gedwongen een duurdere kip te kopen en kunnen geen goedkopere meer kiezen.
De ACM probeerde zo goed mogelijk vast te stellen of Nederlandse consumenten aan zo’n kip toe zijn. Als dat niet zo is, kun je immers niet zomaar besluiten dat de plofkip uit de schappen moet verdwijnen. De situatie is vergelijkbaar met een collectief besluit van voedingsmiddelenverkopers om voortaan het water dat nodig was om producten te maken, door te berekenen op basis van de prijs van een fles Spa. Daar is iets voor te zeggen omdat mensen zich dringend bewuster moeten worden van de schaarste en verspilling van zoetwater op aarde. Toch kunnen ze dat niet zomaar doen. Een ons van het allerduurzaamste vlees zou er opeens een paar honderd euro door gaan kosten.

Ademloos

Zulke dingen kun je niet zomaar even besluiten in een land, als de wetgever zich niet vergewist van legitimatie onder het volk of de legale conformiteit met wetten die we ooit als volk tot stand hebben gebracht in het parlement. Die moeten ons immers behoeden voor plotseling toeslaande en wel heel erg nieuwe ideeën over wat zou moeten en recht is.

Volgens de ACM is de Kip van Morgen noch legaal (= conform aan wat de wet toestaat), noch legitiem (= conform aan wat we nu willen). De wet kan de introductie van het dier niet billijken, maar ook onder het volk is er geen draagvlak voor. Wat het volk echt wil, is onduidelijk. Het beest zou een nog beter leven moeten hebben, luidt een interpretatie. De ACM gebruikte de zogenaamde willingness to pay-methode om vast te stellen hoe Nederland tegenover de Kip van Morgen staat. Zo’n methode zegt iets over wat mensen zeggen te vinden, maar niets over hun daadwerkelijke gedrag. Marktonderzoekers weten hoezeer verklaarde bereidheid kan afwijken van gedrag. Dat betekent dat een houding niet zomaar gezien mag worden als iets we ‘echt willen’. Die visie wordt gesteund door het feit dat consumenten in de praktijk leuker levende kippen massaal laten liggen.

Daarna begon een festijn waar juristen in toenemende mate ademloos naar zullen kijken. De toekomst zal immers nog veel meer van dit soort gevallen opleveren.

Voet bij stuk
De regering had bij monde van staatssecretaris Dijksma al laten weten niet blij te zullen zijn als Mededingingsautoriteit ACM de Kip van Morgen zou afschieten. Dat was een soort aanmoediging aan de ACM om een ander oordeel te vellen.
We kunnen als Nederland niet zomaar de mededingingswet veranderen. Daar moeten we voor naar Brussel
Die hield echter voet bij stuk. Dijksma ook. Ze gaf aan te gaan zoeken naar mogelijkheden om het toch anders te doen. Hoe precies gaf ze niet aan. Zo’n oordeel aan de kant gooien is nogal wat. De ACM is ingesteld om met een koel hoofd wijze oordelen te vellen op basis van de wetten zoals die nog altijd van kracht zijn. Daarbij moeten ze bovendien rekening houden met de Europese wetten die op het gebied van Mededinging nu eenmaal voorgaan boven eventuele daarmee in tegenspraak zijnde nationale regelgeving. We kunnen als Nederland niet zomaar de mededingingswet veranderen. Daar moeten we voor naar Brussel. Dat geldt zelfs voor een bewindspersoon die probeert het bedrijfsleven in haar land een deal te laten sluiten om daarmee tot een diervriendelijker dierhouderij op een haalbare bedrijfseconomische basis te komen. Mededingswetgeving is er immers om consumenten te beschermen tegen de macht van bedrijven.

Raad van State 2: bestuurders zetten wet buiten spel
Het werd nog gekker. Het oordeel van de Raad van State over de ongewenstheid van provinciaal stallenbeleid werd zowel door staatssecretaris Sharon Dijksma als de Brabantse Commissaris van de Koning Wim van de Donk naar de prullenbak verwezen. Met die opstelling geven hoge bestuurders in Nederland te kennen dat zij vinden dat de wet niet meer geldt omdat we iets anders zijn gaan vinden. De morele verontwaardiging vanonder de Nedergidslandse kaasstolp blijft aan ons kleven, terwijl we echt wat kunnen bereiken in Luxemburg. We zijn immers de eerste in de EU die zo intensief met dit vraagstuk zitten.

Berekenen versus wegen
Zijn al die lieden gek geworden of weten ze echt niet wat ze allemaal overhoop halen? Zo scherp stelde op Foodlog NVV-varkensvoorvrouw Ingrid Jansen de zaak en bracht die voor de rechter. Weg met specifieke provinciale eisen, vindt ze.

Tot op heden is er nog geen begin van een antwoord op Jansens vraag te beluisteren.
Ik sprak er daarom over met Anna Gerbrandy, hoogleraar Mededingingsrecht in Utrecht. Zij houdt zich bezig met de vraag wat het geldende recht kan betekenen om collectief de Kip van Morgen en andere duurzame producten zonder nieuwe wetgeving op de markt te brengen.

Gerbrandy begrijpt waarom de ACM heeft berekend wat mensen willen, maar is van mening dat er eigenlijk een weging zou moeten plaatsvinden tussen het mededingingsbelang en het duurzaamheidsbelang.
De morele verontwaardiging vanonder de Nedergidslandse kaasstolp blijft aan ons kleven, terwijl we echt wat kunnen bereiken in Luxemburg. We zijn immers de eerste in de EU die zo intensief met dit vraagstuk zitten
De factoren waar die weging op gebaseerd zijn, zouden het uitgangspunt voor een nieuw mededingingskader kunnen opleveren. Gerbrandy stelt dat daar binnen de wet ruimte voor is, ook al ziet ze – net als de ACM – dat het een uitdagende survivaltocht wordt vanwege de vele voetangels en klemmen. Om die weging uit te voeren moet je immers kunnen vaststellen wat we belangrijk vinden en hoe we dat wegen tegen andere belangen. Willen we een dure kip, terwijl er mensen zijn die de plofkip juist de duurzaamst mogelijke kip noemen? Willen we bedrijven water laten doorbelasten en daarmee de consumptie van heel wat producten waar mensen van afhankelijk zijn de facto dramatisch laten terugschroeven?

In samenwerking met filosoof Rutger Claassen schreef Gerbrandy een artikel dat een onderbouwing geeft voor de zaken die we belangrijk zouden moeten vinden. Het komt later dit jaar uit. Ik mocht het alvast lezen en vroeg haar of daarmee het dispuut over de duurzaamheid van de plof- versus de diervriendelijke kip eenduidig op te lossen is. Dat is een lastige vraag want de ploffer wordt door een fors aantal wetenschappers én het internationale WNF als aanmerkelijk duurzamer getypeerd dan de Kip van Morgen. Nee, moest zij daarom toegeven, niet als daar in de maatschappij geen duidelijke vorm van consensus voor kan worden vastgesteld.

Alles begint en eindigt in Europa
Nederland staat voor een uitdaging. Bestuurders willen iets en zijn bereid daar de wet voor aan de kant te gooien, terwijl de legitimatie voor en opvolging van zo’n illegale actie onduidelijk is. Kunnen we daar in ons parlement geen nieuwe wetten voor maken dan? Nee, vertelde me Gerbrandy. Het bepalende kader wordt hoe dan ook gemaakt in Europa. Zo kunnen we in Nederland wel in de nieuwe Wet Dieren intrinsieke waarde toekennen aan dieren overeenkomstig de vijf vrijheden voor dieren die door Roger Brambell al in 1965 zijn erkend, maar dat zet niet zomaar het Europese mededingingsrecht opzij. Op Europees niveau wordt echter anders over duurzaamheid binnen het mededingingsrecht gedacht dan bij ons. Daarom kunnen we maar beter proberen er binnen de huidige wetgeving jurisprudentie over te krijgen, denkt Gerbrandy. Zij vindt dat het starten van een proefproces met een weging in plaats van een berekening de moeite waard is. In zo’n proces kan de Europese rechter in Luxemburg worden betrokken, die over het wetgevend kader gaat.

Of we nu ons recht of nieuwe wetten willen, we moeten dus niet naar Den Haag of Den Bosch, maar naar Brussel, Straatsburg en Luxemburg. Onderwijl staan bij ons de kranten bol van de provinciale discussies en zou Den Haag de ACM – die zich houdt aan Europees recht – tot de orde moeten roepen. De morele verontwaardiging vanonder de Nedergidslandse kaasstolp blijft aan ons kleven, terwijl we echt wat kunnen bereiken in Luxemburg. We zijn immers de eerste in de EU die zo intensief met dit vraagstuk zitten.

Onder de titel 'Recht & duurzaam vlees: Nederland wikt, maar Europa beschikt' verscheen deze opinie in het printmagazine Vork. Lezers die Foodlog Friend zijn ontvangen korting op een abonnement.

Naschrift
Nadat deze opinie werd geschreven, lieten de minister en staatssecretaris van EZ per Kamerbrief weten voorstander te zijn van het verder verankeren van dierenwelzijn in de intensieve veehouderij zoals in het regeerakkoord staat.
De tweede optie is wel te rechtvaardigen, maar nationaliseert de vernieuwing van de kipketen. Overheden zijn daar doorgaans buitengewoon slecht in
"Wij hopen van harte dat partijen in staat zullen zijn de afspraken zodanig vorm te geven dat ze de mededingingstoets wel kunnen doorstaan. In ieder geval is het van belang dat de verbetering van het welzijn van de kippen doorgang vindt. Samen met het bedrijfsleven wordt dan ook gezocht naar alternatieven die wel mogelijk zijn." De bewindslieden geven aan dat ze denken aan het aanpassen van collectieve afspraken. Er zouden dan afspraken per afzetketen gemaakt moeten worden waarin individuele supermarkten met producenten en verwerkers een bovenwettelijke duurzaamheidsstandaard ontwikkelen. Die zou bovendien als een nieuw verdienmodel in de markt kunnen worden gezet. Een andere optie is dat er nationale regelgeving komt die hogere eisen stelt dan de Europese dierenwelzijnseisen.

Geconcludeerd moet worden dat in geval van optie twee, de politiek buiten spel staat omdat een weging voor het Europese Hof daarvoor de aangewezen partij is. De tweede optie is wel te rechtvaardigen, maar nationaliseert de facto de vernieuwing van de kipketen. Overheden zijn daar doorgaans buitengewoon slecht in.
Tot slot zeggen de bewindslieden dat onderzocht wordt of de beleidsregel mededinging en duurzaamheid adequaat is voor kwesties als deze. Volgens hoogleraar Mededingingsrecht Anna Gerbrandy is het antwoord zonneklaar: ja.

Fotocredits: What are Ya.. Chicken?, David Spencer
Dit artikel afdrukken