Nederlands brood wordt zelden gebakken van Nederlandse tarwe. Omdat de eiwitkwaliteit van Nederlands tarwe doorgaans niet voldoende is voor het bakken van brood is het overgrote deel van de 1,33 miljoen ton geoogste tarwe in Nederland (2012) bestemd voor de veevoederindustrie en zetmeelproductie. Slechts een beperkt deel wordt vermalen tot meel voor de broodproductie in Nederland. Naast tarwe, met een aandeel van ongeveer 75 procent verreweg het belangrijkste graangewas is in Nederland, wordt op het graanareaal ook mais, gerst, rogge, haver en spelt verbouwd. Hoe doen we dat zodanig dat we de akkers er niet mee vernaggelen? En voor welke problemen zorgen de landbouwsubsidies om te doen wat economisch en ecologisch wenselijk zou zijn?

Veertig jaar geleden werd naar verluidt nog 40 procent van de Nederlandse tarwe door maalderijen vermalen. Inmiddels ligt dat percentage nog maar op 15. Is het verstandig om een poging te wagen dat aandeel te verhogen?

Akkerbouwers en bodemkundigen: vertel ons hoe het zit, anders leren we het nooit! Hoe verbouwen we graan op een zodanige manier dat de akkers er blij van worden, de bodem ons eten blijft geven en de akkerranden en de rest van het milieu onze nazaten nog lang lekker laten leven?

Fotocredits: champs de blé, uitsnede, Frédéric Vissault
Dit artikel afdrukken