In het debat over duurzaam voedsel duiken steeds vaker termen op als true cost accountingen true pricing, vergezeld van pleidooien om de 'echte prijs' van producten te berekenen; een prijs die dit soort verborgen maatschappelijke kosten wél weerspiegelt. Er zijn verschillende namen voor dit idee en ook over de juiste berekening van echte prijzen is nog volop discussie. Wat telt mee en wat niet? Hoe moet dierenwelzijn worden meegewogen? En moeten positievemaatschappelijke effecten ook worden verwerkt in de prijs? Toch hebben de meeste voorstellen een paar gedeelde kenmerken, die ik voor het gemak even samenvat onder de term true cost.
Omdat true cost oorzaken kwantificeert, is beter duidelijk te maken waar ingrijpen het meest urgent is. Nu richt de aandacht voor de maatschappelijke gevolgen van voedselproductie zich vaak op 'aaibare' onderwerpen die een groot publiek aansprekenHet eerste kenmerk van true cost is het streven naar een overzicht van alle problemen die een productieketen voor de maatschappij veroorzaakt, vanaf de akkers waarop grondstoffen groeien tot en met het eindproduct. Het gaat dus niet alleen om het doen en laten van het voedselbedrijf dat op de verpakking staat, maar ook om de werkwijzen van diens leveranciers, leveranciers-van-leveranciers, enzovoorts. Een tweede kenmerk is het kwantificerenen onder één noemer brengen van de oorzaken van die problemen. Zo is het gebruikelijk om de uitstoot van verschillende broeikasgassen om te rekenen naar de mate waarin ze bijdragen aan het broeikaseffect, zodat de verschillende soorten uitstoot bij elkaar kunnen worden opgeteld tot de totale bijdrage van het product aan klimaatverandering. In sommige voorstellen volgt daarop nog het monetariserenvan problemen. Daarbij worden uiteenlopende problemen (bijvoorbeeld discriminatie van werknemers, het zonder verdoving castreren van varkens en klimaatverandering) opgenomen in een 'echte prijs' in harde euro's. De 'echte prijs' is - ondanks de naam - fictief; het is niet de bedoeling om die prijs in rekening te brengen maar alleen om inzichtte geven in verborgen kosten die niet in de winkelprijs tot uitdrukking komen.
Ook politiek en overheid hebben interesse in dit perspectief op de problemen van het voedselsysteem. Het Planbureau voor de Leefomgeving noemt in een recent rapport over duurzaam voedsel de mogelijkheid om consumenten te informeren over de ‘echte’ kosten van het product: “Hieruit zou mogelijk kunnen blijken dat de ‘echte’ meerprijs van biologische producten veel lager is dan wat nu uit het prijskaartje blijkt. Dat zou consumenten ervan kunnen overtuigen om voor het duurdere (bijvoorbeeld biologische) product te kiezen.” Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid) schreef onlangs in de uitwerking van haar Landbouwvisie: “Het is belangrijk dat we een goed beeld krijgen van de werkelijke kosten van voedsel, dus inclusief de onbetaalde milieukosten en gezondheidskosten (true cost accounting).”
Koe in de wei
True cost heeft als voordeel dat het een compleet overzicht geeft van de schaduwkanten van ons voedselsysteem. Nu richt de aandacht voor de maatschappelijke gevolgen van voedselproductie zich vaak op 'aaibare' onderwerpen die een groot publiek aanspreken, wat niet noodzakelijkerwijs de belangrijkste problemen zijn. In Nederland vinden veel mensen het bijvoorbeeld belangrijk dat koeien in de wei kunnen lopen. Voor het welzijn voor koeien is dat echter geen garantie en voor het milieu is het belangrijker te vragen wat die koeien te eten krijgen; is dat alleen gras van eigen land of ook krachtvoer met veel Zuid-Amerikaanse soja?
Een belangrijk nadeel van true cost is dat het uitnodigt om de wereld in louter economische termen te beschouwenTrue coststreeft juist naar een integraal beeld van de problemen in een productieketen. Omdat true cost oorzaken kwantificeert, is beter duidelijk te maken waar ingrijpen het meest urgent is: welke stap in de productie draagt het meest bij aan CO2-uitstoot, aan welk ingrediënt kleven de grootste sociale risico's? Door die problemen te koppelen aan individuele producten of merken, maakt true cost abstracte problemen zoals boskap voor palmolie, het verdwijnen van insecten of lokale waterschaarste concreet en zichtbaar in het dagelijks leven.
Een belangrijk nadeel van true cost is dat het uitnodigt om de wereld in louter economische termen te beschouwen. Dat uit zich in twee concrete risico's.
Bruinvis en varkens
Het eerste risico is dat true cost het debat over duurzaam voedsel reduceert tot een kosten-batenanalyse. Dat begint al met het woord kosten, waar het juist over maatschappelijke problemen gaat. Dat woord 'kosten' wordt hier overdrachtelijk gebruikt: er is vaak niets of niemand die in letterlijke zin 'kosten betaalt'. De werkelijke 'echte kosten' namelijk, dat zijn bijvoorbeeld het uitsterven van de Californische bruinvis door bijvangst, het miserabele leven van varkens in de bioindustrie of de gemiste schooltijd van cacaoplukkers in Ivoorkust. Daar komt geen geld aan te pas en geen geld ter wereld kan het ontstane leed ongedaan maken. Dat woorden als 'kosten' en 'prijs' hier slechts metaforenzijn, gaat in het debat echter nogal eens verloren.
Een duurzaam en eerlijk voedselsysteem is geen noodzaak voor consumenten, maar voor burgers. In plaats van consumenten te beïnvloeden, kunnen we true cost daarom beter gebruiken om het publieke debat te voedenDe verwarring wordt nog groter als we problemen daadwerkelijk bij elkaar optellen tot een bedrag in euro's. Een recent voorbeeld daarvan vinden we buiten de voedselindustrie, waar ABN AMRO true cost toepaste op spijkerbroeken. Onderzoekers van de bank stuitten op het verschijnsel ‘Sumangali’, een schuldhorigheidssysteem in Zuid-India dat honderdduizenden jonge vrouwen dwingt om onze spijkerbroeken te maken. Volgens de bank is dit in de productieketen van spijkerbroeken de belangrijkste van alle misstanden, waarvan de totale 'waarde' uitkomt op zo'n 33 euro per spijkerbroek. Nu.nl schreef een bericht over het onderzoek, waarin met geen woord werd gerept over het lot van de Indiase vrouwen behalve via de verhullende zin “de negatieve impact op de lokale bevolking in India bedraagt (…) maar liefst 15,30 euro per spijkerbroek” en als kop: “Spijkerbroek zou met milieu- en sociale kosten 33 euro duurder zijn.”
Zo lijkt verduurzaming een kwestie van betalen, in plaats van een kwestie van fatsoen. Door maatschappelijke vraagstukken onder een financiële noemer te brengen, ontdoen we ze van hun morele dimensie. Als we een beeld van de 'verborgen kosten' van voedsel willen geven, moeten we problemen bij de naam durven noemen. Die verborgen verhalen passen misschien niet allemaal op het prijskaartje of de verpakking, maar met digitale middelen is het goed mogelijk om bij elk product of merk meer informatie beschikbaar te maken. Zo kunnen geïnteresseerden zelf bepalen hoe groot een probleem volgens hen is, in plaats van te moeten vertrouwen op schijnbaar eenduidige cijfers.
Voedselkeurmerken
Het tweede risico van true cost is dat de verantwoordelijkheid voor een duurzaam voedselsysteem komt te liggen bij consumenten. Deels hebben consumenten die verantwoordelijkheid ook; we moeten bijvoorbeeld minder vlees en zuivel eten. Dieren hebben namelijk relatief veel veevoer nodig voor de hoeveelheid vlees of zuivel die ze produceren. Al dat veevoer moet verbouwd worden op akkers, ten koste van bijvoorbeeld bos of oerwoud. Om die 'verborgen kosten' terug te dringen, kunnen we beter rechtstreeks plantaardig voedsel eten. Dat vraagt om een verandering in onze eetcultuur en daar hoort bij dat individuele consumenten andere keuzes maken.
Veel andere problemen van ons voedselsysteem hebben echter niet te maken met watwe eten, maar des te meer methoewe het produceren. Welke pesticiden gebruikt de boer, en hoeveel? Vangen vissers de tonijn met netten of met hengels? Welke eisen stelt de fabrikant van chocolade aan arbeidsomstandigheden op de cacaoplantage? Dat zijn keuzes die ergens vroeg in de productieketen zijn gemaakt en waar een consument geen invloed meer op heeft. De afgelopen decennia is een waaier aan voedselkeurmerken ontstaan die de suggestie wekken dat consumenten tóch verantwoordelijk zijn voor deze keuzes. Zo kunnen we kiezen voor producten met een keurmerk voor eerlijke handel, een keurmerk voor minder gebruik van pesticiden of een keurmerk voor verantwoorde visserij. True cost kan dezelfde suggestie wekken, door een moreel appèl op consumenten te doen om te kiezen voor producten met een lage ‘echte prijs’. Daarmee maken we verduurzaming afhankelijk van de behoefte van consumenten. In praktijk is de vraag naar 'duurzame producten' echter beperkt tot een niche, wat voor bedrijven dan weer een reden is om juist niet te verduurzamen.
Een duurzaam en eerlijk voedselsysteem is geen noodzaak voor consumenten, maar voor burgers. In plaats van consumenten te beïnvloeden, kunnen we true cost daarom beter gebruiken om het publieke debat te voeden. Dat kan bijvoorbeeld door de 'echte prijs' niet te koppelen aan individuele producten maar aan de voedselmerken die daarachter zitten. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de reputatie van een merk of bedrijf een belangrijke drijfveer is om te verduurzamen. Dat is hoopgevend; reputatie is geen hard economisch begrip dat zich direct laat vertalen in marktaandeel, omzet of aandeelhouderswaarde. Reputatie heeft een morele component: het wordt evenzeer bepaald door hoe het bedrijf handelt als door wat de maatschappij belangrijk vindt. Een levend en geïnformeerd maatschappelijk debat over voedsel zou wel eens wezenlijker invloed op verduurzaming kunnen hebben dan de stabiele maar beperkte marktvraag naar producten met een keurmerk. Als true cost de (on)duurzaamheid van voedselmerken zichtbaar maakt voor de buitenwereld, geeft dat bedrijven een directe reden om te verduurzamen.
In de praktijk is die meerprijs voor consumenten altijd lager dan de 'verborgen kosten' van niet-duurzame productiemethoden voor mens, dier en milieuHet stellen van hogere sociale en milieueisen door bedrijven aan hun leveranciers, is de meest directe manier om winkelprijs en echte prijs dichter bij elkaar te brengen. Ook de overheid kan sociale en milieuproblemen voorkomen via wetgeving en regulering. Daarvoor is het niet nodig om 'verborgen kosten' van een product te berekenen. Effectiever is het om in te grijpen daar waar de problemen ontstaan, niet pas aan het eind van de productieketen als de problemen zijn 'verwerkt' in een product. Dus bijvoorbeeld: reguleer het gebruik van pesticiden, stel hogere eisen aan dierenwelzijn, maak importerende bedrijven verantwoordelijk voor het voorkomen van sociale misstanden in 'lagelonenlanden'. Productiekosten zullen als gevolg daarvan wellicht stijgen, wat kan leiden tot een hogere prijs voor voedselproducten. Maar in praktijk is die meerprijs voor consumenten altijd lager dan de 'verborgen kosten' van niet-duurzame productiemethoden voor mens, dier en milieu.
Economisme
Als we de metafoor 'de werkelijke prijs van voedsel' te letterlijk nemen, ligt economisme op de loer. Een duurzaam en eerlijk voedselsysteem is geen rekensom en mag niet alleen afhankelijk zijn van wat consumenten kopen. Een duurzaam en eerlijk voedselsysteem vraagt om een voortdurend debat over wat fatsoenlijk is en welke grenzen we hebben te respecteren. De overheid kan dat debat stimuleren door de 'werkelijke kosten' van voedsel zichtbaar te maken, mits die niet aan het zicht worden onttrokken door quasi-harde cijfers.
True cost kan een goed beeld geven van de problemen van ons voedselsysteem. Maar in plaats van de monetaire ‘waarde’ ervan, moeten we altijd de problemen zélf blijven benoemen. Kosten kun je bij elkaar optellen en betalen, maar maatschappelijke problemen moeten we oplossen - één voor één.
- Drissen en Volleberg, 2018. Monetaire Milieuschade in Nederland. Een verkenning. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
- Impact Institute, 2019. True Pricing in de Jeans Keten. Amsterdam: True Price
- Nu.nl: Spijkerbroek zou met milieu en sociale kosten 33 euro duurder zijn
- PBL, 2019. Dagelijkse kost. Hoe overheden, bedrijven en consumenten kunnen bijdragen aan een duurzaam voedselsysteem. Den Haag: Planbureau voor Leefomgeving
- Schouten, 2019. Realisatieplan Visie LNV: Op weg met nieuw perspectief. Den Haag: Ministerie van LNV.
Dit artikel verscheen vandaag oorspronkelijk op Bureau Helling, de website van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks.
Op 6 december krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Dick #39 we zullen zien wanneer de wal het schip keert en op welke manier dat afloopt.
Praten gaat de oplossing niet brengen handelen is gewenst is onze mening.
Dat we niet doen wat we wel willen, heeft m.i. twee redenen. Als eerste is het vroegere ‘Een voor allen, allen voor Een’ ingeruild voor een nieuwe ‘conceptuele werkelijkheid’, die van het economisme. Dat mensen (75%) ergens in willen kunnen geloven draait om hoop. Maar hoop en nu welbevinden, wie wil dat niet, gaan ten diepste om behoud van habitat. Voortplanting en de zorg voor eigen habitat, zijn immers als twee handen op dezelfde buik. We maken daarom een conceptueel foutje als we de impliciete logica van het economismne voorop stellen, en de expliciete logica van de fysieke leefomgeving veronachtzamen,.
Praten over true costs of schaduwkosten of wat ook, is en blijft een kansloos iets zolang we de fysieke werkelijkheid niet ook meewegen. Daar ging het immers om. Om ons habitat. Denken dat ons euro-brilletje ons is aangemeten door de schepper, is een conceptueel foutje. Dat brilletje afzetten willen we wel maar we doen het niet. Dat blijkt wel uit de PAS. Door een typisch een gevalletje van False Pricing, zitten we nu met een gebakken peer van jewelste. Dat politici opeens overuren draaien doet niks af aan die minstens 18.000 peren. Hun metier is immers om de verwarring liefst zo groot mogelijk te maken. Dat doen ze voor ons. Louter omdat het zulke goedzakken zijn. En om met het nodige vertoon een juiste beslissing te kunnen nemen. Maar true costs en zoiets als de PAS, zij twee verschillende grootheden. Ze hebben namelijk beide een andere waarderingsgrondslag. True costs gaan om de waan van de dag en de PAS slechts en alleen om de fysieke werkelijkheid. Zoek de verschillen.
Politici hebben zorgen, ach. Dat consumenten ook zorgen hebben geeft überhaupt niet; daar hebben we juist politici voor. Wel sta je mooi te kijken als je in Roermond woont en je had net ingetekend voor een nieuw huis met allerlei leuke toeters en bellen. Dat de natuur een eigen vorm van true pricing heeft -niet in euro’s rekent- betekent dat zolang je de geldbuidel en de ecologische werkelijkheid niet helder naast elkaar durft te zetten, true pricing false pricing is. Tuurlijk, het is niet leuk om te horen dat we krankzinnig bezig zijn. Maar het moet maar eens (kei-)hard op gezegd worden. True pricing is met of zonder wollige woorden consumenten een rad voor ogen draaien. Met keer op keer als doel economische groei goed te praten. En natuurlijk met slechts een financiële begroting als beslismodel.
Dat kan anders. De afname van biodiversiteit is voor een groot deel het gevolg van de stikstofdeken. ook de tweede in dit rijtje, CO2-uitstoot, is een gevolg. Kort door de bocht van energie- en grondstofgebruik. Wat politici het liefst een beetje onder pet houden is dat financiers in Europa en internationaal tekenen afgeven dat zij bij investeringen meer en meer rekening willen/gaan houden met waardetoevoegingen op de langere termijn. De hoofdzaken daarvan zijn CO2 en Biodiversiteit. What else.
Voor de consumenten met een groen hart is dit al pittig maar voor consumenten (en bedrijven) met een economisch tikkertje is dit ronduit afschuwelijk; net als bij de PAS zou het kunnen dat economie niet meer kan groeien. Een duivels dilemma, en niet alleen omdat onze habitat op de tocht staat.Maar het grote doel is toch om ecologie en economie wat meer op een lijn te krijgen. Hoe?
Stel je maakt in plaats van een louter financieel beslismodel, een keuzemodel waarin euro’s netjes naast CO2 en biodiversiteit gerangschikt staan. Een keuzemodel gaat over kiezen. Wat je beslist kan altijd nog over geld gaan. Maar je beslist dan ook over de waardetoevoeging voor je eigen habitat, de eigen leefomgeving. True pricing heeft met betrekking tot de fysieke wekelijkheid nou eenmaal een andere waarderingsgrondslag dan het ons bekende euro-model. Zolang je die twee niet helder naast elkaar hebt, valt er dus überhaupt niet te kiezen. Appels met (gebakken) peren vergelijken is al niet eerlijk. Maar ik vind het ook onbehoorlijk om consumenten geen helder keuzemodel voor te leggen. Regeren is immers vooruitzien en verantwoordelijkheid nemen voor de keuzes die gemaakt moeten worden. Maar waar het aan ontbreekt is fatsoenlijke informatie.
Ja het is uit te leggen dat het gros aan welbevinden hangt. Raar maar waar is dat min of meer een biologisch gegeven. Het komt van diep. Maar kiezen hóe je je habitat behoudt, is een praktisch gegeven. En in de praktijk van nu, zullen we moeten kiezen.
Kort samengevat hebben mensen een handig begrijpertje meegekregen, dat is eigenlijk het beste waar we op kunnen vertrouwen. Maar alleen maar hopen dat het goed gaat, werkt niet. We moeten kiezen. En als tweede moet het betreffende keuzemodel voor de allereerste keer maar eens helder zijn. Want hoe moeilijk misschien ook, zonder klip en klaar keuzemodel is er geen (enkele) vooruitgang mogelijk.
Eric Odinot
Arnold, samenvatting van je betoog: toveren en verkoopkunst, dat zou het doen. Zou het?
Dick wat lees ik uit jou pen: " In die wereld moeten de waarden waarop de waarde van voedsel gebaseerd is tot stand komen".
Ik denk dat Peter, als ik zijn inbreng lees, en ik het volledig met je eens zijn, maar waar zit de energie om vanuit dat gedachtegoed die kwaliteit productie op gang te brengen en in de markt te zetten? Wie hebben we daarbij nodig, ook gezien de probleem stellingen, o.a. ook PAS, en wordt verbinden het toverwoord?
Over die kwaliteit, als we hem produceren vanuit zijn inhoudelijke kwaliteit, gaat bij een koopkrachtig publiek die gezondheid steeds belangrijker gaat vinden, zeker een plaats vinden.
De politiek, gezien de uit de hand lopende zorgkosten, zal ook wel een keer wakker worden. Kwaliteit lees ik in de discussies verkoopt altijd alleen men moet hem kennen.
Dick #26: wat mij betreft maken we inderdaad een fort Europa voor wat betreft de voorziening van milieubewust en duurzaam voedsel (zoals we dat zo mooi zeggen).
Daarvoor hoeven we er niet uit, want de interne markt is prima, en als we minder handel doen met Verweggistan is dat, behalve voor onze economieën en eigen primaire sectoren, ook nog eens goed voor het milieu en klimaat (voor zover van toepassing).
Ik heb inderdaad mijn vraagtekens over het in eigen voet schieten door verdragen zoals Mercosur met Sojavlees voor afbraakprijzen , en gaten inregeltjes zoals de gezouten kip uit Thailand. Dit soort onnatuurlijk laag geprijsde import van junk legt de bijl aan de wortel van onze eigen voedsel producenten, de boeren, die nu al amper een fatsoenlijke prijs krijgen voor hun product.
Met dank aan de zogenaamde vrije markt waar de EU zo op staat en in stand wil houden.
Jouw angst dat we dan onze industriële export hierdoor zouden bemoeilijken zie ik niet als reëel: Kijk maar naar Zwitserland waar top kwaliteit producten van SIG en andere hoogwaardige industrie de prijs bij export snel tot een tweede issue maakt. Bovendien hebben wij in de EU amper nog zware industrie over. Welke er nog wel zijn kunnen zich prima uitleven binnen de interne EU markt en er nog op los concurreren ook nog. Export van hoge kwaliteit industriële producten uit de EU naar elders is ook nooit een probleem geweest, omdat het prijskaartje daar voor nooit op de eerste plaats komt. Voor voedsel HELAAS wel!
Ook hou ik van" self sufficiency " zowel voor energie als voedsel. Ik zie dat als primaire plicht dat elke EU burger in elke EU staat daarop kan rekenen. Zeker ook, dat eea op ecologisch verantwoord geteeld voedsel en energie berust. Nou dat gaat em niet worden voor onze eigen, toch hoger geprijsde ecoproducten wegens verbod op subsidiering ervan en de grote concurrentie druk door junkvoedsel als eerder omschreven uit landen die gewoon maling hebben aan welke ecologische vorm van teelt dan ook. Dan blijft de afzet daarvan op de interne markt beperkt tot de ruimte die er nu is misschien wat stijgt maar dus never nooit de norm zal worden zonder een duwtje in de rug. Onnodig uit te leggen dat "goede producten" bij invoer in het Fort Europa helemaal niet bang hoeven te zijn voor tariefbarrières. Die "eer"' krijgen de blikjes mais voor een kwartje , rundvlees van genetisch gemanipuleerde sojabonen en met pesticiden massaal in monoculturen zonder overige ecologie geproduceerd graan en mais samen met de MS Zoe massa rotzooi voor de euro marktjes. Zoals ik al aangaf, het is wel "iets"duurder, maar principes en een stabiel kringloop gebaseerd milieu, wat we allemaal willen, dat mag wat kosten, toch??