Een paspoort waarin bedrijven de samenstelling en technische gegevens van hun producten van a tot z digitaal vastleggen, door de hele keten heen. Begin oktober lieten honderden food-, nonfood-, logistiek en dataprofessionals, van klein tot groot, zich bijpraten over het zogeheten ‘digitaal productpaspoort’ door GS1, een wereldwijde organisatie gericht op het ontwerp en de invoering van standaarden op het gebied van elektronische communicatie tussen bedrijven.

Zo ver is lang nog niet iedereen in de zaal. Waar het ene bedrijf voorop wil lopen, of hergebruik en circulariteit al hoog in het vaandel heeft staan, houdt de ander vooral angstvallig naderende wetgeving in de gaten en wil niet meer doen dan nodig. Maar die wetgeving komt er aan, in Europees verband voor in eerste instantie textiel, elektronica en ICT-apparatuur, meubilair en bouwmaterialen. De Europese Green Deal bevat vereisten om producten duurzamer, betrouwbaarder, herbruikbaarder, gemakkelijker te upgraden, reparen, onderhouden, op te knappen en te recyclen en energie- en hulpbronnenefficiënter te maken. Een hele mond vol.

Tagging, Tracking en Trading
Waarom is dat nodig? Emeritus hoogleraar duurzaam ondernemen Jan Jonker van de Radboud Universiteit jaagt de zaal het schaamrood op de kaken. “We lopen, eigenlijk al 50 jaar, tegen een hele serie grenzen aan.”

Jonker heeft het over de 'polycrisis': de opeenstapeling van crisissen zoals onze grondstoffenverslaving, de stijgende gasprijzen en het drinkwatertekort. Met de laatste misschien wel “de ergste, daar is geen alternatief voor”. De woorden verduurzamen en circulariseren vallen regelmatig met als doel om tot een samenleving zonder afval te komen. Bedrijven die geen producten meer verkopen, maar de functie van dat product. De lege tube waar tandpasta inzat is van waarde, die hoort niet thuis in de prullenbak. Jonker pleit voor een economie van Tagging, Tracking en Trading (de T-ladder). De uitdaging is die te organiseren.

Voordat exact kan worden vastgesteld hoe het digitale productpaspoort eruit moet zien, moet eerst de zogenaamde Ecodesign for Sustainable Product Regulation (ESPR) - de specifieke wetgeving waar het digitale product paspoort onderdeel van uit maakt - definitief worden goedgekeurd. In 2024 moet duidelijk zijn welke data wel en niet moet worden vastgelegd. Daarna moeten de afspraken per productgroep worden vastgelegd in zogenaamde Delegated Acts. In totaal gaat het om 30 Delegated Acts, 3 per jaar.
De eerste productpaspoorten worden in 2026 of 2027 verwacht.

Digitale tomaat
Die technologie is er voor een groot deel al. ‘Digitale dubbelgangers’ - digital twins, in Engels jargon - kunnen een boost geven aan de circulaire economie, aldus Tom van de Ven van Capgemini. Van de Ven noemt als voorbeeld de digitale tomaat, een echte neptomaat boordevol sensoren. Tussen de echte tomaten verzamelt de digitale tomaat gegevens. Vanaf het zaadje tot bijna in de mond, van watergebruik, temperatuur en meststoffen tot transport en ligtijd in het schap: de vrucht doorloopt kan het hele logistieke proces. Real time gegevens kunnen ook aanleiding geven om direct in te grijpen, als er in het proces bijvoorbeeld een bepaalde CO2 grens overschreden wordt door de tomaten.

Om die data met z’n allen te delen is het handig om in 1 digitale taal met elkaar te praten. Anders zit alsnog iedereen in z’n eigen excelletjes te frutten
Zo'n digitale tomaat mee levert vele honderden datapunten voor alleen maar 1 product op. Zo'n proces kan voor duizenden producten worden vormgegeven. Om die data met z’n allen te delen is het handig om in 1 digitale taal met elkaar te praten. Anders zit alsnog iedereen in z’n eigen excelletjes te frutten.

Daar komt het wereldwijd opererende GS1 om de hoek kijken. GS1 zegt de partij te zijn die efficiënt data vastlegt en ontsluit. Die taal moeten bedrijven en overheden nog wel verder met elkaar ontwikkelen. De stap die Nederland GS1 CEO Mirjam Karmiggelt graag ziet is dat bedrijven samen aan de slag gaan en prototypes gaan bouwen. Om zo ook overheden te helpen. En niet eerst zelf proberen de perfecte oplossing uit te denken, maar gewoon beginnen en niet het wiel proberen opnieuw uit te vinden. Met daarbij afspraken op welk niveau data met elkaar gedeeld gaan worden en als Europa samen optrekken.

Waar de een al zover is, ziet de ander nog vooral problemen of heeft grote zorgen over het delen van data. Waar de een denkt dat dit het vertrouwen van de consument een boost geeft, vreest de ander juist de traceerbaarheid en het vrijgeven van ‘het geheim van de chef’.
Op het nationale GS1 congres op 6 oktober presenteerde GS1 Nederland samen met Fresh Upstream, een samenwerkingsverband van Nederlandse koepelorganisaties, het splinternieuwe GLN-register (Global Location Number). In het register worden alle primaire productiebedrijven vastgelegd met een unieke identificatiecode (de GLN-code). Hiermee kan elk bedrijf en zelfs elk perceel, boom, of deel van een varkensstal een uniek nummer krijgen en een uniek locatiepaspoort krijgen. Ook informatie als voedselveiligheidscertificaten kan worden toegevoegd worden (met door wie en wanneer afgegeven en de geldigheidsduur). Hiervoor zijn wereldwijd afspraken gemaakt. Dergelijke gedetailleerde informatie bestaat tot op heden niet of nauwelijks voor producten.

Agrofoodketen
Gert-Jan Oplaat (Nepluvi, de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie) vertelt dat zijn leden en boeren het delen van data 'spannend' vinden. De meeste slachterijen hebben hun eigen systeem en er bestaan 6 verschillende codes voor hetzelfde. De nodige boeren zijn bang voor centraal gedeelde data en bang om buiten de standaard te vallen. Want “er is geen standaardkip”.

In de voersector zijn al veel data beschikbaar. Zo kan de impact van grondstoffen en daarmee van diervoeding al uitgerekend worden. Karel van der Velden van voerfabrikant Nijsen ziet vooral hoofdbrekens in welke data hij zal delen. Hij zit niet te wachten op het delen van alle details van het voer en ziet problemen in het (nog) niet kunnen herleiden van alle grondstoffen.

De eerste stap is dat partijen nu afspreken dat ze data met elkaar gaan delen, anders valt er überhaupt niets te delen
Veel data komen bij elkaar in de vleesverwerkende industrie. Bert Urlings van Vion is vooral ‘bang’ voor ruis die kan ontstaan door het niet eenduidig vastleggen van de grote hoeveelheid aan data. Zoals data over CO2foodprint, voedselveiligheid en dierenwelzijn. Er moeten keuzes gemaakt worden, aldus Urlings, de data die gebruikt worden moeten een doel dienen.

Boeren en bedrijven lijken vooral te blijven hangen in welke data je gaat delen. Volgens Harrij Schmeitz van Fresh Upstream is de eerste stap dat partijen nu afspreken dat ze data met elkaar gaan delen, anders valt er überhaupt niets te delen. Kees de Kat van Fruitmasters snapt de aarzelingen van zijn collega’s. Maar, zegt hij, “die zijn we voorbij”. De Kat huivert om weer ellenlang "met elkaar te gaan lullen". “We moeten gaan doen", zegt hij. Het is complex en het is nog lang niet georganiseerd. Laten we nou beginnen. Organiseer jezelf en zie het als een kans.” Vanuit de zaal zegt kippenslachter en -verwerker Plukon het delen en gebruiken van data als kans om boeren aan een sterkere marktpositie - zoals ons kabinet wil - te helpen.

Maar als je op je ‘ik heb zoveel, unieke data’ blijft zitten, dan heb je er ook niks aan
Radicaal verandering nodig
Directeur Marc Jansen van het CBL, de koepel van supermarktorganisaties, ziet ook de ingewikkeldheid. “Binnen een bedrijf is het al ingewikkeld, laat staan in de hele keten”. Jansen vindt niettemin dat iedereen er snel mee aan de slag moet gaan. “Dit gaat komen en we moeten ons hier op voorbereiden. Het is niet uit te leggen als we over 10 jaar niet kunnen uitleggen waar de leverancier van de leverancier van de leverancier vandaan komt.” Hij roept op om elkaar niet voor rotte vis uit te maken, maar de problemen los te laten en ieder bedrijf zijn verantwoordelijkheid te laten pakken. Dat biedt volgens Jansen tevens de kans om met de tegenstrijdige druk van de politiek en NGO’s om te gaan: die van minder efficiënt produceren. “Ik vind dat we radicaal verandering nodig hebben. Spoorbreedte moeten we standaardiseren. Dat reduceert ook kosten. Het betekent nogal iets.” Jansen ziet GS1 als een goed instrumentarium, maar “moeten ook nadenken als er andere leveranciers zijn”. Want dat is een vraag die onder tafel bleef deze dag, is GS1 het instrumentarium dat iedereen zou moeten gebruiken?

Data democracy
Er komt een data-explosie op ons af. Goed nadenken en afspraken maken over wat we in de digitale dubbelganger van de wereld stoppen is hoogstnodig om geen ‘verkeerde’ tweeling te maken. Daarom is data democracy belangrijk. “Maar als je op je ‘ik heb zoveel, unieke data’ blijft zitten, dan heb je er ook niks aan”, zegt Marc Jansen. Zonder de wil tot samenwerking valt alles dood.

Half oktober ondertekenden ImpactBuying BV, een bedrijf dat voor de nodige west-Europese retailers de data-integriteit verzorgt, en GS1 Nederland een Memorandum of Understanding om data voor de Nederlandse markt het efficiënter te gaan uitwisselen. Het doel van beide partijen is om Nederlandse leveranciers en retailers gestandaardiseerde productgegevens van hun private label- en versproducten via GS1 Data Source te laten delen met het platform van ImpactBuying en vica versa. Het moet een efficiencyslag opleveren in het delen van data. De beoogde samenwerking gaat over data van eigen merk- en versproducten.
Dit artikel afdrukken