Volgens gezondheidswetenschappers als Jaap Seidell en Jutka Halberstadt beïnvloeden bedrijven de wetenschappelijke en publieke opinie schaamteloos en uitgekookt. Ze zien collega’s die zich voor het karretje van de industrie laten spannen en studieresultaten produceren met voor het onderzochte product gunstige uitkomsten. Lobbyisten komen bij politiek en overheden over de vloer met het doel beleid af te zwakken. Het Akkoord Verbetering Productsamenstelling, dat tot doel had het bedrijfsleven het percentage suiker, zout en verzadigd vet te laten verminderen, is mislukt, zeggen de Consumentenbond en het RIVM. Betekenis en een betere samenleving vooropzetten, kostte Danone’s CEO Emmanuel Faber zijn positie. Prima die status van ‘entreprise à mission’, maar dan moeten resultaten niet achterblijven en de beurskoers wel positief blijven.
Wij versus zij
Er lijkt sprake te zijn van een wij en een zij. Wij zijn de consumenten, NGO’s, de overheid en activistische wetenschappers zoals Seidell. We willen dat bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen voor de gezondheid van mensen en daarom hun producten aanpassen tot gezondere. Zij zijn de machtige grote bedrijven, die alles doen om zoveel mogelijk te verkopen, koste wat het kost, ook al is de prijs de gezondheid van consumenten. We hebben niets gemeenschappelijks, zo lijkt het, waar we elkaar in kunnen vinden. We delen geen waarden, die ons handelen tot samenwerken kunnen brengen.
Een interpretatie van de geschiedenis van ons bestaan kan helpen de ontstane situatie beter te begrijpen.
(Geen) gedeelde waarden
De mens is een kuddedier dat in groepen bescherming vindt tegen gevaren. Mensen moeten een relatie met elkaar aangaan, omdat ze alleen samen sterk genoeg zijn om voortdurende bedreigingen te overleven. Daar horen ook gedeelde waarden bij, die iedereen impliciet aanvaardt. Binnen de groep zul je niet stelen, niet doden, enzovoorts. Mensen deden er duizenden jaren over om hun onderlinge gedrag te verfijnen tot een ethiek. Om uiteindelijk te belanden in de tijd van de industriële revolutie (eind 18e, begin 19e eeuw). Die maakte een geldeconomie mogelijk. Voor die tijd was je rijk, als je land had met horigen die van jouw land afhankelijk waren en het voor je bewerkten. Jij had die anderen nodig en zij jou. Iedereen was van elkaar afhankelijk, iedereen nam en gaf wat, al was de een veel machtiger dan de ander. Het lot van de edelman en landeigenaar was met zijn horigen verbonden. Heer en horige hadden elkaar nodig. De één had het land waarop de anderen werkten en waarvan ze allen aten. De heer werd rijk van wat er overbleef. Daar kon hij mee handelen en dat maakte hem rijk, terwijl zijn onderdanen arm bleven.
De industriële revolutie en de zich ontwikkelende technologie daarna, democratiseerden de mogelijkheden om rijk te worden. De horigen trokken weg van het land naar de stad waar ze in fabrieken konden gaan werken en een salaris gingen verdienen. Dat was zeker in het begin eerder armoe dan vetpot, maar uiteindelijk ontwikkelde die nieuwe industriële wereld zich tot de moderne geldeconomie. Iedereen leek deel te kunnen nemen aan een rijker leven. Na de Eerste en Tweede Wereldoorlog zorgden regeringen voor betaalbaar voedsel en spreiding van welvaart die daardoor kon ontstaan. Dat lukte geweldig. Maar waar vóór de industriële revolutie er nog sprake was van gedeelde waarden, verdwenen die meer en meer.
Want met de Franse revolutie, ongeveer gelijktijdig aan de industriële revolutie, zetten we oude vanzelfsprekende waardenpatronen overboord. Nietzsche verklaarde God dood. Vanaf dat moment waren er geen vanzelfsprekendheden meer en moesten we zelf onze wereld en waarden scheppen. De ontwikkeling van technologie en verdere mechanisering van de industriële wereld ging door. Inmiddels zijn we alweer verder en vervangt digitalisering de industrialisering. Samen verwijderen ze mensen verder van het besef dat ze van elkaar afhankelijk zijn. De waarden die iedereen leek te gaan onderschrijven was het streven naar welvaart voor iedereen. We maakten onze samenleving tot een liberale samenleving: een samenleving die zich baseerde op zoveel mogelijk individuele vrijheid, technologische ontwikkeling en geld verdienen in een vrije markt. En met zo weinig mogelijk bemoeienis van overheden, laat staan van de kerk.
Neoliberalisme sinds jaren '70
Sinds de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw kwam het neoliberalisme op. Dit houdt een bekrachtiging in van het vrije marktmodel, dat door de overheid actief wordt gelegitimeerd. Geld en het goede worden synoniem. Of, zoals Gordon Gekko het zei in de film Wall Street (1987): greed - for lack of a better word - is good. Greed is right. Greed works.
Er is door de ontwikkeling van technologie geen sprake meer van een noodgedwongen samenwerking tussen mensen die voortdurend bedreigd worden. Dit laat ook de basale waarden, die op die samenwerking gebaseerd zijn, wegvallen. De rol van de overheid en de belastingdruk worden verminderd, privatiseringen zijn aan de orde van de dag. Het neoliberalisme en het consumentisme zijn nauw verweven. Dit is de context waarin bedrijven hebben kunnen groeien tot grote, machtige entiteiten, waarbij the sky the limit lijkt te zijn. Samenwerking is niet meer nodig, en tot nog maar kort geleden hadden we niet door dat de natuur ons er weer toe zou dwingen.
Maar nu wel. Er blijken grenzen te zijn aan de groei. We realiseren ons dat we zitten met een groot klimaatprobleem en een biodiversiteitscrisis en dat vooral obese mensen ernstig ziek worden door een nieuw virus. We hebben zozeer de nadruk gelegd op geld verdienen en welvaart voor zoveel mogelijk mensen, dat we meenden geen andere publieke waarden meer nodig te hebben. Dit maakt ook dat we geen gemeenschappelijk beeld hebben over waar we heen willen en hoe we de gevaren willen overwinnen.
MKB-bedrijven en start-ups zouden het verschil kunnen maken. Ze lijken meer aan te sluiten bij het 'wij'. De Vegetarische Slager is een voorbeeld van zo'n bedrijf in de groene hoek die de mensheid wil beschermen tegen het gevaar van buiten. 'Wij' waren er dol op toen het nog van de oprichters was, want die wilden de wereld redden van de klimaatondergang en het dierenleed. Nadat de eigenaren het verkochten aan Unilever werd het opeens een stuk minder OK, terwijl het bedrijf gewoon hetzelfde bleef doen. Interessant, toch?Verdienmodel niet meer genoeg
Er zijn dus bedreigingen, maar we zijn onze gemeenschappelijke waarden vergeten en hebben de vaardigheid verloren om die samen in afhankelijkheid van elkaar te ontwikkelen. Bedrijven proberen met verdienmodellen het klimaatprobleem op te lossen, terwijl het gaat om de waarde van afhankelijkheid van elkaar. En naar de overheid wijzen zorgt stante pede voor verlegenheid.
Toch zegt een groeiende groep experts dat het tijd is dat de overheid eisen gaat stellen aan voedsel. Er moeten ‘autogordels en kreukelzones’ komen voor levens- en genotsmiddelen. Dit is echter zo ingrijpend dat overheden dat niet kunnen zonder diep in te grijpen in bestaande structuren, die ze zelf niet alleen heeft toegestaan, maar ook mee heeft gecreëerd. Overheden zouden met ingrijpen de legale belangen van bedrijven ernstig schaden. Tegen deze achtergrond kunnen we de bovengenoemde verlegenheid beter begrijpen. Het is niet zo eenvoudig voor de overheid om in te grijpen in ons voedselsysteem.
Gelijkgestemden vinden elkaar
Ook het publiek dat beschermd moet worden, biedt weerstand. We zijn verknocht aan ons genot. We willen nog altijd vrij kunnen kiezen wat we eten en drinken. Geen overheid zou mogen beslissen wat iemand wel of niet naar binnen werkt.
Initiatieven uit alternatieve circuits, nieuwe vormen van burgercoöperaties bijvoorbeeld, hebben daarentegen de wind in de rug. Kees Klomp, voorvechter van de Betekeniseconomie: “Corporates worden de dinosauriërs van deze tijd. Energie- of voedselcoöperaties zijn veel beter bestand tegen deze tijd.” In zulke coöperaties vinden gelijkgestemden, die een betere wereld willen, elkaar. Hen lukt het om mensen op waarden aan te spreken, gericht op gemeenschappelijke waarden, die individuele belangen overstijgen.
Bedrijven als zondebok
Traditionele bedrijven die enkel hun eigenbelang zouden najagen, passen niet in het Klomp-kamp. Zij hebben immers de wereld gemaakt zoals deze nu is. ‘Grote bedrijven, die rijk worden over de rug van alle mensen. Zij laten ons in foute auto’s rijden. Zij laten ons ongezonde voeding eten,’ - zulke taal kennen we allemaal. In zo’n situatie gedijt dat wij-zij denken uitstekend. En het voedt het wantrouwen, dat we beter moeten willen begrijpen.
De vraag is, of we die auto en ongezonde voeding niet zelf hebben gewild. Niet alleen wij komen tot andere inzichten, grote bedrijven ook. Ze leven immers van de aarde, een aantal van hen beseft ook dat het roer radicaal om moet, dat we naar een circulaire economie moeten. Bovendien hebben zij veel veranderingsmacht. Maar het is gemakkelijker om ons op te sluiten in kleine communities van gelijkgestemden en een zondebok te kiezen, want wij moeten natuurlijk door.
In communicatie met elkaar stel je je waarden vast. (Sociale) media werken wat dit betreft niet mee. Media zijn krachtige versterkers van dit wij-zij denken. Media zoeken het verschil en zijn daarom gemaakt om te divergeren, om het oneens te zijn met elkaar. Ze voeden het individualisme. Zijn we het niet oneens, dan boeit het niet. Daarnaast speelt nog een ander element een rol: verschillen in communicatiestijlen tussen generaties. Is het voor 50-plussers niet gek om te communiceren over Grote Belangen en Grote Doelen, de jongere generaties willen overtuigen of overtuigd worden om ergens aan mee te doen en er dan lol aan beleven.
Wat we echter onvoldoende beseffen is dat het in tijden van crisis een luxe is om het oneens te zijn. De vraag is ook, of we ons nog wel in een luxepositie bevinden. Met andere woorden: dwingen de huidige crises ons niet tot inclusiever denken? Kunnen we het ons veroorloven om divergerend te blijven denken, is samenwerking niet hard nodig? Als je niet tot common action komt, en elkaar de tent uitvecht, kom je dan wel verder? En als je al zover bent dat je wilt samenwerken, hoe geef je dan de communicatie vorm die tot nieuwe gemeenschappelijke waarden kan leiden?
MKB-bedrijven en start-ups zouden het verschil kunnen maken. Ze lijken meer aan te sluiten bij het 'wij'. De Vegetarische Slager is een voorbeeld van zo'n bedrijf in de groene hoek die de mensheid wil beschermen tegen het gevaar van buiten. 'Wij' waren er dol op toen het nog van de oprichters was, want die wilden de wereld redden van de klimaatondergang en het dierenleed. Nadat de eigenaren het verkochten aan Unilever werd het opeens een stuk minder OK, terwijl het bedrijf gewoon hetzelfde bleef doen. Interessant, toch?
Op 2 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
#56: Jan Peter:
Maarten Boudry is tevens lid van de ecomodernistische club, dus je geeft zelf al een korte samenvatting van hun standpunten.
Omdat het boek 'Ecomodernisme' op veel aspecten ingaat doet een korte 'essentie' van mijn kritiek m.i. geen recht aan het complexe karakter van het ecomodernisme. Dus toch maar het langere artikel lezen, zou ik zeggen. Hieronder wel de laatste paragraaf van mijn artikel:
"Uit het Ecomodernistisch Manifest aan het eind van het boek: Technologische oplossingen voor milieuproblemen moeten ook binnen een bredere sociale, economische en politieke context worden beschouwd … Met modernisering bedoelen wij de langetermijn-evolutie van sociale, economische, politieke en technologische maatregelen in menselijke samenlevingen" (p.248).
In het ‘Ecomodernistisch Manifest’ wordt terecht nadruk gelegd op een voortdurende evolutie van sociale, economische, politieke en technologische maatregelen en instituten. Het is jammer dat in het hoofdgedeelte van het Ecomodernisme boek de economische, politieke en sociaal-structurele factoren weinig tot geen aandacht krijgen. De bijlage met het ‘Ecomodernistisch Manifest’ maakt een gematigder en verstandiger indruk dan de rest van het boek.
Zoals Dick al zei, het eigenlijke onderwerp (zijn grote bedrijven nu bondgenoten of niet?) zakt af en toe een beetje weg.
Zelf denk ik dat bedrijven (groot of klein) niks cadeau geven. Als ze niet onder druk worden gezet, zullen de rentabiliteit en (indien van toepassing) het belang van de aandeelhouders de agenda van deze spelers bepalen, met hooguit lippendienst (of zelfs dat niet) aan maatschappelijke doelstellingen.
En het is nog één ding als ze dat doen omdat ze anders failliet gaan; dan kan ik er nog enig begrip voor opbrengen dat, bijvoorbeeld, hun energietransitie trager dan wenselijk gaat. Maar het komt ook vaak, maar al te vaak, voor dat asociaal winstbejag de drijfveer is, en dan bij bedrijven die het niet echt nodig hebben omdat ze bulken van het geld. Ik noem drie voorbeelden.
- bedrijven die willens en wetens bedrieglijke marketing plegen, wetende dat hun product schade aanbrengt, maar wel voor veel winst zorgt. De door Purdue Pharma veroorzaakte opiatencrisis in de VS behoort tot deze categorie (zie The Empire of Pain, meeslepend), en mutatis mutandis kan je ook denken aan Facebook, met zijn eeuwige niet-nagekomen beloften over de monitoring van wat er op hun sites verschijnt, omdat hun verdienmodel nu eenmaal zodanig is dat ze die beloftes helemaal niet wíllen nakomen; of, omdat we hier ook over de inwendige mens hebben, aan Coca Cola en snoepfabrikanten. Of aan de tabaksindustrie.
- de (vaak Canadese) mijnbouwbedrijven in Latijns-Amerika (en elders) die onder dekking van troebele regimes zoals in Guatemala en Peru al decennialang de volksgezondheid aan hun laars lappen, het landschap vervuilen, straffeloos mensen van hun land verjagen etc.
- al die bedrijven die belasting ontduiken en zogenaamd op de Kaaimaneilanden zitten of zo. Daar hebben we genoeg over gelezen de laatste tijd.
Zijn daarmee alleen bedrijven de boosdoeners? Nee. Ook de overheden die ze hun gang laten gaan of, sterker nog, hetzelfde doen. Zie China, dat met plaatselijke zetbazen heel Congo uitmergelt, zoals we dezer dagen in de kranten kunnen lezen (de "Congo hold-up").
Mijn conclusie is dat wantrouwen héél vaak gerechtvaardigd is. Het gaat erom dat wantrouwen in goede en sterke banen te leiden: wat we nodig hebben is georganiseerd wantrouwen (zoals Jan Blokker al zei).
Toon, neem even de moeite om de essentie van je kritische kanttekeningen hier neer te zetten.
#54 : Zie mijn commentaar op de ecomodernistische beweging in het volgende artikel:
Van Eijk. T. (2018). Kritische kanttekeningen bij een nieuwe, ecomodernistische beweging. Bespreking van: Marco Visscher en Ralf Bodelier (red.), Ecomodernisme. Het nieuwe denken over groen en groei. Nieuw Amsterdam, 2017. Civis Mundi Digitaal #61, juli 2018.
https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=4124
Je hebt natuurlijk de Maarten Boudry school: groei is juist goed, kernenergie de oplossing, slimme technologische innovaties, nieuwe infrastructuren, meer welvaart, meer consumptie. Er is niet veel aan de hand, een beetje letten op de schadelijke effecten van dit alles is alles.