In de taal Siwu, gesproken in acht stadjes in Ghana, is het simpeler om uit te leggen hoe iets aanvoelt. Dat geldt ook voor het Dogul Dom, uit Mali. Australische jager-verzamelaars hebben het in het Umpila weer veel gemakkelijker over wat ze ruiken.

Dat blijkt uit wereldwijd onderzoek, onder leiding van Asifa Majid van de Universiteit van York. Het onderzoeksteam liet in 20 verschillende culturen 20 proefpersonen een aantal kleuren, smaken, klanken, vormen en geuren omschrijven in hun eigen taal.

'Tegenwind van taal en cultuur'
"Er wordt vaak verondersteld dat de biologie van onze hersenen bepaalt hoe onze zintuigen werken”, zegt taalwetenschapper Mark Dingemanse van de Radboud Universiteit, die het veldwerk deed in Ghana. “Maar zelfs al sturen onze hersenen ons een bepaalde kant op, dan nog zorgen onze taal en cultuur voor een belangrijke tegenwind.”

De verschillen zijn cultureel bepaald. Op jacht zijn woorden voor geur nuttiger dan die voor smaak. Dus zijn jager-verzamelaars beter in het benoemen van geuren, bleek al uit eerder onderzoek. In culturen waar mensen versierd aardewerk maken is praten over vormen en texturen ook gemakkelijker, zegt Mark Dingemanse. "Zelfs op een domein waar je zou verwachten dat de biologie de scepter zwaait, is cultuur van enorm groot belang. Taal verraadt waarover we willen praten."

'Nurture' wint het van 'nature', zegt Dingemans, ook wat smaak betreft: “De landen waar mensen makkelijk over smaak praten hebben ook een duidelijke eigen cuisine.”
Dit artikel afdrukken