image

Memorylane brengt Nick terug bij zijn kindertijd en de litchi!

Hoe lang zijn er al Chinese restaurants in Brussel? Lang geleden waren Chinese eethuisjes een specialiteit van Antwerpen, zegt men, meer bepaald rond het Ching-Changsplein (Sint-Jansplein) aldaar. In Brussel waren er vroeger ook, maar niet zoveel als vandaag.

Het eerste Chinese restaurant waar ik als kind mee mocht gaan eten, was Kowloon aan de Belgicalaan in Molenbeek. Het bestaat nog altijd, al ben ik er in geen decaden meer geweest. We leerden er met stokjes werken en ontdekten dingen die we nooit hadden gezien. Vogelnestjessoep, haaienvinnensoep, dat waren gerechten waarover je enkel las in Suske en Wiske en andere reisliteratuur. Allemaal nep natuurlijk, want bij een ‘gewone’ Chinees zit er geen spoor haaienvin of vogelnest in de gelijknamige soep. Er was er ook een aan het Beursplein op de tweede verdieping, op de hoek van de Ortsstraat. Zeer ongewoon in Brussel.
Toen ik later op een studentenbudget mijn opgroeiende honger wou stillen, was de Chinees een welkome trawant. Je kon er voor geen geld een viergangenmenu naar binnen werken. Ik heb me vaak afgevraagd of er ergens in België een centrale keuken stond die kookte voor alle Chinese restaurants van het koninkrijk. Want van Brugge tot Hasselt vond je Chinezen die dezelfde menu’s voorzetten voor krek dezelfde prijs. Daar was loempia bij, een van die nepsoepen, chopchoy of kip met cashew en een dessertje. Als student was dat zaaaalig. Zowat de enige plaats waar je zonder honger naar buiten ging, en voor een fluitje. We hadden op een gegeven ogenblik zelfs een overeenkomst met een Chinese kok op het Klein Zwitserlandplein in Elsene. We kwamen met z’n drieën na sluitingstijd binnen en mochten alles opeten wat er over was in de keuken. Als tegenprestatie moesten we zingen.

Maar ik dwaal af. Het is dat dessert­je waar het hier om gaat. Chinezen, zo wisten we wel zeker, hadden veel verstand van bakken en stomen, maar desserts waren duidelijk niet hun forte. Je had de keuze tussen een plakkend koekje of een ijsje dat verder niets Chinees had. Maar gelukkig waren er ook litchi’s. Ze kwamen rechtstreeks uit een blik en lagen op stroop, maar ze waren heel erg bijzonder. “Ze smaken zoals een roos ruikt,” drukte een van mijn studiegenoten, een notoir litchi-aficionado, het uit. Je vond litchi’s ook nergens anders dan in die restaurants.

Per kist
Vandaag koop je in dit seizoen een kist verse litchi’s voor 3,50 euro op de markt. Dat zijn weinig centjes voor drie kilo lekkere vruchten die wel weggelopen lijken uit een science­fictionfilm. De litchi of lychee (Litchi chinensis) is een vrucht van een mooie boom van de familie der Sapindaceae. In het Nederlands is dat de zeepboomfamilie, vanwege de saponinen in de zaden. Tot dezelfde familie behoren ook de gele knippa en de aki. Die laatste is een lekkere vrucht met een dodelijk giftige pit. Daarom zie je hem nooit in België. Harry Belafonte zong erover in het beroemde ‘Jamaica farewell’: “Aki rice, swordfish are nice / and the rum is fine every time of year.”

Deze zeepbomen groeien in Zuid-Amerika, maar de Litchi zelf, zoals de wetenschappelijke naam zegt, komt uit Zuid-China. Toch is het niet echt een tropische boom. Hij gedijt op plaatsen waar het ’s winters koud genoeg is voor een rustperiode. In Europa kunnen hier en daar dus best litchibomen groeien. Litchiplantages zouden zo’n tien ton per hectare produceren.

De litchi is een bes met een pit en een leerachtige, breekbare schil. Je drukt ze open en zuigt het zoete vruchtvlees van de bruine pit af. De pit zelf is oneetbaar. Men verkoopt in de handel wel litchinoten, maar dat is het gedroogde vruchtvlees, een soort litchi-rozijnen, niet de echte pit uit de vrucht.

Konijn met litchi’s
Als je litchi’s koopt, moet je goed op de schil letten. Die moet mooi rozerood zijn, zonder vlekken of verkleuringen. Proef er altijd eens van. Ze mogen niet muf smaken. Litchi’s bewaren niet zo lang. Een dag of vijf, wordt er gezegd. Als ze langer liggen, worden ze bruinig. Ik heb litchi’s met succes enkele weken kunnen bewaren in de fruitmand in de zitkamer, maar het gebeurt evengoed dat ze na een paar dagen al beginnen te schimmelen. Als ik er dan net drie kilo van heb gekocht, ontstaat er een soort paniek in huis.

Wat doe je met litchi’s, tenzij als handfruit? Je kunt ze proberen te ontpitten in grote hoeveelheden, maar dat is een nogal frustrerend werkje. Van de litchi’s die ik hier koop, breekt het vlees nogal makkelijk. Daarom is het ook interessant om een blik litchi’s in huis te hebben. Dat zorgt voor een ongewone fruitsla of een hapje wanneer er onverwacht bezoek komt. In die blikken gebruiken ze waarschijnlijk een andere variëteit litchi’s dan hier op de markt. Zo’n ontpitte vrucht ziet eruit als een glazen kommetje en smeekt erom gevuld te worden, met kaas en nootjes bijvoorbeeld. Je kunt ook, op het laatste moment, litchi’s toevoegen aan gestoofd konijn. Het is eens wat anders dan pruimen. Ook in wokschotels zorgt een laat toegevoegde litchi voor een originele toets. O, en dan is er nog litchisap. Daar wordt hier thuis om gevochten. Smakelijk.



Nick Trachet © Brussel Deze Week
Dit artikel afdrukken