image image

Ik zag ze voor het eerst liggen in de koeltoog van een Chinese supermarkt, zo’n drie jaar geleden. Ze kostten toen 3,20 euro per kilo. Ik stond aan de grond genageld. Zulke dingen had ik in mijn leven nog nooit gezien. Wat ze waren, daar had ik geen idee van.
Donkergepatineerde bronzen vruchten of noten (peulen?), met een harig kalotje bovenop, die wel leken weggelopen uit een aflevering van Star Trek. Ik kon mij met moeite voorstellen dat dit een natuurlijk gewas was. Eerder een primitief kunstwerk. Ik trok naar huis, maar ik kon er niet van slapen. Dus ben ik de volgende dag teruggekeerd om er te kopen. Ik moest er meer van weten. De verkoper kon me weinig uitleg geven, hij stotterde maar wat van ‘sous l’eau’. Hij vertelde wel dat ik ze moest koken. Ze zien eruit als bizarre kastanjes. Twee stevige hoorns op een donkere schil: behoorlijk spookachtig. Je kunt er aan beide kanten een stierenkop in herkennen, een duivelstronie of een vleermuis. Hoe zoek je zoiets op het internet op?
Met Google als bondgenoot probeerde ik met de combinatie van kastanje en vleermuis of stier iets te vinden en ja hoor, na een tijd was ik er. Het gaat om de ling kio-noot.
Het is de pit van de vrucht van een Aziatische waterplant (Trapa bicornis, familie Trapaceae) en hoewel de verleiding bestaat om ze waterkastanje te noemen, is er geen verwantschap met de ‘echte’ waterkastanje uit het Chinees restaurant. Er bestaat ook een soort met vier hoorns (T. natans). Die laatste wordt overvloedig gekweekt in India, onder andere in de meren van Kasjmir. Maar het is een plant die ook in de tropen commercieel gekweekt wordt. Eens ik erover ging opzoeken, bleek de noot zo verspreid dat het een raadsel is waarom ik er nooit eerder van had gehoord. Lang geleden moet de vierstekelige versie zelfs in Europa zijn voorgekomen, want men heeft er in Engeland gevonden in opgravingen uit het steentijdperk. In Italië komt de Trapa nu ook nog voor, maar men noemt ze daar ook wel jezuïetennoot, wat insinueert dat die misschien opnieuw is ingevoerd vanuit het buitenland. Men vermoedt dat de oorspronkelijke soort verdwenen is door watervervuiling.

De tweehoornige Trapa is een Chinese specialiteit en heet dus ling kio. In de westerse literatuur vind je namen als vleermuisnoot, buffelnoot of geitenkop, duivelskastanje, allemaal gebaseerd op het uitzicht van de noten, die drie tot zeven centimeter breed zijn. In Engeland spreekt men van water caltrop (‘waterkraaienpoot’, zoals die dingen om op de straat te gooien, die autobanden lek slaan).

De vruchten worden rijp en zinken naar de bodem van het meer waarin ze groeien. Daar zijn ze tegen vorst beschermd. In het volgende groeiseizoen gaat een scheut naar de oppervlakte, waar zich een rozet van bladeren ontwikkelt. Hierop groeien de vruchten, hangend in het water. Ze worden rijp tussen september en december en laten dan los. De moederplant sterft af. De kwekers vissen de vruchten van de bodem weg met schepnetten en laten vervolgens de leerachtige vruchthuid roten in helder water tot alleen de hoornige pit overblijft. Die wordt vochtig bewaard en kan dan het volgend jaar weer perfect kiemen.

Amulet
Ik vond ze onlangs opnieuw in een (andere) Chinese supermarkt (2,60 euro voor een kilo). Het is dus een seizoensvrucht! Je kunt ze kopen om op te eten, maar je kunt ze ook zelf laten groeien als sierplant, in aquarium of tuinvijvertje. Iemand uit mijn kennissenkring heeft dat met succes gedaan. Zoek naar vochtig aanvoelende noten; als ze drogen, verliezen ze hun kiemkracht. De plant heeft voedselrijk (eutroof) water nodig.

Ling kio is waarlijk een fascinerende vrucht. Je kunt de noten best koken, want rauw zijn ze, naar het schijnt, slecht verteerbaar. Er zitten tannines in die – volgens sommige bronnen – giftig zijn. Toch hoorde ik van iemand dat ze in het Oosten ook gewoon zo worden opgepeuzeld. Ze smaken dan ‘verfrissend’.
Gooi ze een kwartier in ziedend water. Dan kun je de noten openprutsen. Dat gaat niet zo vlot. Het vruchtvlees heeft een smaak die zich tussen kastanje en schorseneer situeert. Het is een hapje, meer niet, al maakt men in Italië risotto con castagna d’acqua. In India maalt men er ook meel van. Dat moet een gedoe zijn om die allemaal te pellen!

Toegegeven: gastronomisch is deze noot minder spectaculair dan als versiering. Je vindt er toepassingen van op satanistische en ‘alternatieve’ websites als amulet, geluksbrenger en verdrijver van boze geesten. Je kunt er een gat door boren en de noot gebruiken als dasring om zo’n Amerikaanse bolo tie mee te maken, een halsversiering rond een dikke veter. Als je er lang genot van wilt hebben, dan moet je ze wel vernissen, want de droge zaadhuid scheurt na verloop van tijd en de hoorns barsten aan hun uiteinden. In een trosje bijeen aan draadjes gehangen kun je ze laten drogen tot een ratel. Maar ook als borrelhapje zul je ermee scoren: verbaasde blikken en gespreksstof gegarandeerd. Smakelijk.




Nick Trachet © Brussel Deze Week

Dit artikel afdrukken