Een man naar mijn hart. Champagne bij het ontbijt is werkelijk een klein feestje!

Champagne zit in het verdomhoekje. Trendy jongeren nippen tegenwoordig Spaanse schuimwijn tijdens hun orgietjes. Maar ook bier parelt. Schuim in het glas is geen teken van klasse of goede smaak. Champagne is méér dan een duur drankje. Het is een monument! Een dat je kan drinken.

Ik ben niet bijgelovig. Maar wanneer ik de eerste dag van het nieuwe jaar instap, dan hoort daar échte champagne bij. Champagne bij het ontbijt. Word ik waarlijk diep gelukkig van. Het hoeft niet elke week, maar op die ene symbolische eerste dag van het jaar geeft het mij een voorgevoel van voorspoed.

Dus heb ik weer een voorraadje ingeslagen. Het was een uitzonderlijk goedkoop champagnejaar en ik ben deze herfst ook gaan rondneuzen in de streek, bij een sympathieke producent op leeftijd. Ik wist wel al een en ander van champagnewijnen af, uit de boekjes. Maar het is veel leerzamer te vertoeven tussen mensen die champagne in hun aderen hebben stromen en belletjes ademen. Hoe inspirerend om producenten te ontmoeten die geen enkele kans laten voorbijgaan om een fles te kraken. Zij denken niet in termen van marktaandeel of businessplan. Zij geloven in een goed product, en meer moet dat niet zijn.

Marketing

Maar waar komt de reputatie van champagnewijn eigenlijk vandaan? Hoe komt het dat een wijnstreek die eigenlijk te noordelijk lag om stevige wijn te produceren, de meest prestigieuze drank op de aardbol levert? Het antwoord is aardrijkskunde, geschiedenis en marketing. Vroeger dacht ik: ‘Champagne = Reims.’ Dat is een belangrijke stad in Frankrijk. Daar werd het christendom de staatsgodsdienst. Daar werden de koningen gekroond. Dus wat van Reims kwam, was allicht chique?

Maar het valt op dat de meeste champagnehuizen in Epernay gevestigd zijn, niet in de grote stad Reims. Dat komt vanwege de Marne. Reims heeft maar een beekje, de Vesle. De Seine loopt nog verder naar het zuiden, door Troyes. De Marne daarentegen liep dwars door de oorspronkelijke wijngaarden. Van oorsprong een pretentieloos populair wijntje dat met het grootste gemak per boot kon drijven naar Parijs, eertijds de tweede grootste stad van Europa. Een drankje, te vergelijken met de Castelli Romani in Rome. Verder stroomafwaarts kwam men ermee in Normandië en dus ook in Engeland. Wat van Parijs kwam, was altijd al mode.

Die goedkope wijntjes werden op vat vervoerd en parelden soms nog als ze jong werden gedronken. Maar het waren de Engelsen die de schuimwijn uitvonden. Zij hadden al het schuimend bier bedacht (hergisting op fles) en gingen die techniek op de lichte wijn toepassen (met de sterkere bewaarwijnen uit Bordeaux lukte dat niet). Op fles trekken met een likje suiker en goed afsluiten! Naarmate het succes toenam, werd de vraag naar champagne groter, ondanks de oorlogen tussen beide landen. Men vond dat schuimen wel wat hebben.

Champagne Charlie
En Dom Perignon dan? Die mythische monnik heeft de champagne niet uitgevonden. Hij was ‘manager’ van een abdij bij Epernay en had altijd geld nodig. Dus wou hij de uitstraling van zijn abdijproductenverbeteren. Hij mag vandaag de geschiedenis ingaan als de uitvinder van de constante kwaliteit. Hij liet verschillende wijnen (of druiven) van verschillende wijngaarden mengen om op grote schaal een herkenbaar resultaat neer te zetten. Ongezien in Europa! Vóór hem smaakte elk jaar elk vat van elk boertje dat zijn ‘tiende’ kwam leveren aan de abdij anders. Door hem werd de wijn een gestandaardiseerd, betrouwbaar product. Wie vandaag aan blended whisky denkt of aan fabriekskaas, denkt eigenlijk net zo goed aan Dom Pérignon: een basisidee van de industrialisering.

Er waren nog veel uitvindingen nodig om champagne te maken tot wat ze vandaag is. Het schudden van de wijn om de gistresten te verwijderen, het bevriezen van de kop en het gebruik van dikke flessen zijn allemaal moderne technologie. Productie en verkoop werden van elkaar gescheiden. De Krugs, Roederers en Pipers, oorspronkelijk textielhandelaars uit Duitsland, recycleerden zichzelf in de wijnverkoop doorheen heel Europa. Charles Heidsieck trok de Oceaan over en hield er de bijnaam Champagne Charlie aan over. Zijn vrouw, die thuis de zaken beheerde, was not amused. De negentiende eeuw was niet zonder gevaren voor rondreizende zakenlui, vandaar al die “Veuves” onder de merken. Champagne is dus een teken van de moderne tijden, en misschien zelfs van vrouwenemancipatie? Iets om trots op te zijn, maar los van grond en boerenfolklore: the urban drink!

Tot slot nog wat goede raad: het enige wat aan champagne mag worden toegevoegd, is méér champagne! Hoe slechter de champagne, hoe kouder u ze drinkt. Goede champagne heeft geen ijs nodig. Koel is genoeg. Hoe minder misbaar u maakt bij het openen, hoe prikkelender de bubbels zullen zijn. Coupes zijn ‘out’, de wijn valt plat en warmt er in op. Kenners gebruiken nu tulpglazen. Maar coupes en flutes zijn wel feestelijk, en die van grootmoe staan nog altijd in de kast. Doe ze dan minder vol of drink ze sneller leeg. Smakelijk.


Nick Trachet — © Brussel Deze Week
Dit artikel afdrukken