Een week later valt de uitslag, over de telefoon klinkt het: “Ja, een gebrek aan vitamine D. Je moet supplementen nemen.”
Ik? Gebrek aan vitamine D? Met de diversiteit van voedsel die ik eet? En de tijd die ik in open lucht doorbreng? Dan breekt mijn spreekwoordelijke klomp.
Vitamines
Wat zijn eigenlijk vitamines? Het zijn in de regel stoffen die wij nodig hebben om gezond te blijven en zelf niet kunnen aanmaken.
Hoe meer men naar het noorden trekt, hoe zwakker het zonlicht en hoe meer men dus die vitamine uit het voedsel moet opnemen in plaats van gewoon in het zonnetje te zittenDat is voedsel ook, ga je zeggen, maar vitamines hebben we in heel kleine hoeveelheden nodig, zo klein dat het lang duurde vooraleer men ze ontdekte. Pas begin vorige eeuw begon men de verschillende stofjes te herkennen. De allereerste werd A genoemd en zo verder… Vitamine D werd ontdekt na jarenlang samen met A te zijn gerekend. Later werden er nog veel meer vitamines ontdekt, maar hoe verder in het alfabet, hoe minder belangrijk hun bijdrage tot de volksgezondheid, omdat het haast nooit gebeurt dat een mens er gebrek aan heeft.
Engelse ziekte
Vitamine D was wél een groot probleem. Het gebrek aan dit stofje veroorzaakte een toestand die “Engelse ziekte” wordt genoemd, het scheef en slecht groeien van de beenderen bij kinderen. Men noemde die ziekte Engels omdat ze daar voor het eerst werd waargenomen. Engeland was de eerste plek waar mensen in grote steden leefden en van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat arbeidden in fabrieken zonder ooit zonlicht te zien. In de rest van Europa werkte men nog de hele tijd buiten op het land.
Levertraan
Vitamine D regelt het calciumgehalte in ons lichaam en zit in vette vis, zoals makreel, haring, sardine en ansjovis, maar wordt ook in de huid aangemaakt onder invloed van licht, meer bepaald uv-licht. Toen men dat wist, begon de tijd dat kinderen levertraan te slikken kregen. Voor de zonen en dochters van arbeiders werden de vakantiekolonies opgericht. Die laatste zijn vandaag bijna allemaal verdwenen, geofferd op het altaar van de bouwpromotoren aan de kust.
Levertraan wordt ook niet meer voorgeschreven want, zo redeneerde men, de voeding is de laatste decennia erg verbeterd en de mensen gaan meer op vakantie naar de zon. Niet dus.
Zonlicht
Het blijkt nog onvoldoende. Eigenlijk is het een bewijs dat de mens uit Afrika stamt. Hoe meer men naar het noorden trekt, hoe zwakker het zonlicht en hoe meer men dus die vitamine uit het voedsel moet opnemen in plaats van gewoon in het zonnetje te zitten. De grens van totaal onvoldoende ligt op 52° noorderbreedte. Net ten noorden van de grens met Nederland. En zo zie je ook maar weer dat er niet zoiets bestaat als een “perfecte schepping”. Om genoeg cholecalciferol (want zo heet vitamine D eigenlijk) binnen te krijgen, moeten we de gevaarlijke zon trotseren. Hoe groter de kans op huidkanker, hoe kleiner de nood aan extra vitamine D.
Vette vis
Ondertussen heeft men gevonden dat vitamine D nog in heel wat andere processen een rol speelt, zelfs in het voorkomen van depressies. Een goed idee om erop te letten dus.
Je kan altijd pillen slikken en ook levertraan is nog te krijgen, vandaag ook met vrolijke smaakjes zoals appelsien. In Scandinavië bestaat de traditie om vislever te eten. Hier wat moeilijk te krijgen, tenzij in blik. Maar dat verklaart misschien waarom Engelse ziekte geen Noorse ziekte werd? Verder is alle vette vis goed. Opgelet: de vitamine zit in het vet, niet in magere filets van witvis. Oh, maar het maatjesseizoen is weer begonnen? Een haring per week, een goed idee, denk ik. Smakelijk.
Op 31 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
En dan te bedenken dat verzadigd vet in onze contreien historisch gezien DE bron was van vitamine D. Maar ja de in de modder badderende varkens zitten nu tussen het beton en zijn verstoken van zonlicht. En de buiten lopende 24/7 grasherkauwende koeien staan ook binnen mais te kauwen. Verzadigd vet is in de ban gedaan omdat de gezondheidspolitie ons wijsmaakt dat we er dood van gaan.
O ja, veel goede en nieuwe info over vitamine D is te vinden op de website van Vitamin D Council.
Vitamine D is nodig voor de effectieve opname van calcium (en fosfor) uit de voeding en de verwerking ervan in de botten. Nadat in een aantal landen, waaronder de Verenigde Staten, vitamine D werd toegevoegd aan melk, verdween rachitis als sneeuw voor de zon. Maar vitamine D bleek veel meer functies te hebben. Volgens schattingen bij wel tien procent van de lichaamsprocessen die door de genen worden aangestuurd.
Naast botgroei en het voorkómen van botontkalking is voldoende vitamine D nodig voor het in goede conditie houden van het immuunsysteem. Daarom wordt onvoldoende vitamine D in verband gebracht met een lange lijst ziekten en aandoeningen. ‘Te veel om op te noemen,’ schrijft Gert Schuitemaker in zijn boek ‘Nieuw licht op Vitamine D en chronische ziekten’. De apotheker en orthomoleculair arts Schuitemaker is een van de ijverigste Nederlandse promotors van vitamine D.
Rachitis, osteoporose, kanker, hart- en vaatziekten, COPD, bloedarmoede, glaucoom, diabetes type 2, reuma, multiple sclerose, griep, verkoudheid en ook depressie. Naar al deze kwalen en het verband met vitamine D is uitgebreid onderzoek gedaan, zowel experimenteel of klinisch als epidemiologisch. Bij de proefpersonen is de concentratie vitamine D in het bloed gemeten en gekeken wat suppletie van vitamine D opleverde.
De honderden onderzoeken naar vitamine D laten een verschillend beeld zien. Die onderzoeken lopen in opzet, methode, omvang en nauwkeurigheid zeer uiteen. Alleen dat al maakt het lastig ze te vergelijken. Daarbij komt nog dat het heel lastig is om het effect op de gezondheid van éen geïsoleerd stofje vast te stellen. Dat is een probleem wat het hele voedingskundige onderzoek ernstig bemoeilijkt.
Opmerkelijk is dat epidemiologische studies, op basis van statistieken, vaak een duidelijk gunstig effect van vitamine D suppletie laten zien, maar klinische studies niet of niet duidelijk. Dat kan liggen aan het feit dat het lichaam bij ziekte veel vitamine D verbruikt, waardoor het causale verband wordt omgedraaid. Laag vitamine D is dan niet de oorzaak, maar het gevolg van de ziekte. Ook is het lastig een normwaarde te bepalen. Mensen met laag vitamine D kunnen heel gezond zijn.
Een andere mogelijkheid is dat er te lage doses werden toegediend in de onderzoeken, die geen verschil maakten, waardoor geen of onvoldoende effect gemeten kon worden. Dat is een punt dat de vitamine D-promotors graag maken.
Het klassieke onderzoeksgebied is de rol en de werking van vitamine D bij fracturen door vallen van ouderen. Bij ouderen worden de botten zwakker omdat er calcium aan onttrokken wordt. Bovendien worden de spieren van het skelet zwakker, waardoor ouderen eerder ten val komen. Vitamine D en extra calcium zouden dat beide moeten tegengaan. De interpretatiestrijd van diverse onderzoeken hiernaar is hoog opgelaaid en de officiële aanbevelingen worden in twijfel getrokken. De uitkomst voorlopig is dat extra vitamine D met calcium enigszins lijkt te helpen.
Ondanks de twijfels zijn er veel aanwijzingen dat vitamine D een groot aantal kwalen de kop indrukt via de versterking van het immuunsysteem. Dat geldt voor multiple sclerose evenzeer als voor alledaagse virusaandoeningen als griep, herpes en verkoudheid. De onderdrukking van inflammatie voorkomt hoge bloeddruk, diabetes type 2 en cardiologische aandoeningen. Omdat vitamine D een regulerende werking op de celvermeerdering heeft, onderdrukt het ook bepaalde soorten kanker, met name prostaat- en borstkanker.
Vitamine D deskundigen zijn heel stellig over deze effecten, die minder overtuigde artsen nogal miraculeus en onbewezen noemen. Wat in ieder geval onomstreden is, is dat patiënten ernstige klachten kunnen krijgen bij een zeer lage vitamine D waarde in hun bloed. Spierslapte, pijn in de benen, ontstekingen en het zich rot voelen zijn klachten, die met een enkele hoge doses geïnjecteerde vitamine D verholpen worden.
Het anekdotische bewijs is overdadig. In landen waar de zon vaak schijnt, komt minder vaak MS voor. Kinderen die in de zomer geboren werden, zijn vaak gezonder als volwassenen omdat hun zwangere moeder veel vitamine D aanmaakte in de zomerzon. Een Ethiopische atleet-vluchteling die op Papendal trainde, liep seconden van zijn beste tijd af nadat zijn bij toeval ontdekte vitamine D gebrek was verholpen. Een leerkracht, die elke winter wel een aantal keren verkouden of grieperig was, verzuimde geen dag meer nadat hij een flinke dagelijkse dosis vitamine D ging nemen. Enzovoorts, wonderspul dat vitamine D.
Er zijn drie brandende kwesties aangaande vitamine D in de dagelijkse praktijk. De eerste is het voorkómen van een tekort. Hoe hoog moet het in het bloed gemeten gehalte van vitamine D zijn om te kunnen spreken van een voldoende en gezonde hoeveelheid? En hoeveel moeten we dan eventueel bijslikken om aan die hoeveelheid te komen?
De tweede kwestie is: is een hoger gehalte vitamine D in het lichaam ook beter? Kunnen we ziekten voorkomen door een hogere dan de strikt noodzakelijke hoeveelheid na te streven? Is er met andere woorden een drempelwaarde, waarboven vitamine D beschermt? De derde vraag, misschien wel de belangrijkste voordat we gaan experimenteren, is of het waar is dat teveel vitamine D schadelijk is.
Om met dat laatste te beginnen: alleen idioot hoge doses, die wel eens per ongeluk worden toegediend of in dranken terechtkwamen, zijn ongezond, maar niet dodelijk. Maar dan hebben we het over duizend keer een normale dosis. Tot tien of honderd keer een normale of zelfs een hoge dosis levert geen enkel gevaar op. Dit gaat regelrecht in tegen het ingeslepen idee dat teveel vitamine D toxisch is, maar dat is onjuist. De meeste artsen moeten daar echter nog van overtuigd worden.
Een logisch argument is dat het lichaam zelf een hoge grens aangeeft. Wie de hele dag naakt rondloopt in de zon maakt een gigantische hoeveelheid vitamine D in de huid aan zonder ziek te worden. De overtollige vitamine D wordt opgeslagen in het lichaamsvet en bewaard voor later. Het is een evolutionair behouden en efficiënt systeem, dat maar weer eens laat zien hoe goed het lichaam met belangrijke stoffen omgaat.
Er is een duidelijke lineair verband tussen de concentratie in het bloed en de aanmaak in de huid of de inname van vitamine D. Dat is minder vanzelfsprekend dan het lijkt, gezien de complexe bewerkingen die vitamine D ondergaat. Vitamine D in het bloed wordt door het artsenlaboratorium gemeten in nanomol per liter, nmol/l. In pilvorm nemen we microgrammen of Internationale Eenheden vitamine D in, g of IU. 1 g vitamine D is 40 IU.
Als zeer laag geldt een vitamine D gehalte van minder dan 25 nmol/l. Onder 50 nmol/l is gewoon te laag. Van oudsher geldt 75 nmol/l als optimaal. Maar veel vitamine D deskundigen adviseren een gehalte van 100 nmol/l of hoger na te streven. Dat is (veel) hoger dan geadviseerd wordt in de meeste landen. Maar er zijn aanwijzingen dat die 100 nmol/l een belangrijke drempel is.
Het is niet zo, dat meer altijd beter is. Een gezonde voorraad bijhouden is wel geboden. Maar of de officiële Nederlandse aanbeveling van een dagelijks pilletje met 10 g/ 400 IU (20 g/800 IU voor ouderen) voldoende is, is zeer de vraag. Om op 100 nmol/l te komen, moet je dagelijks 100 g/4000 IU slikken, tien keer zoveel dus. Ofwel dagelijks vier ipv één pilletje van het Kruidvat van 25 g.
In evolutionair perspectief is een hoog gehalte heel plausibel. De menselijke soort liep de eerste miljoenen jaren van zijn bestaan naakt in de zon. Toen we naar noordelijker streken uitwaaierden vanuit Afrika, verloren we het lichaamshaar en werd onze huid lichter om gevoeliger te zijn voor het zonlicht. Landarbeiders en anderen die veel buiten waren, hadden gemakkelijk waarden hoger dan die 100 nmol/l.
De klassieke klachten tegen het streven naar een hoge vitamine D waarde betreffen de calciumhuishouding en het gevaar van zonnebrand. Vitamine D zorgt voor de opname van calcium, kalk dus, uit de voeding in de darmen. Die kalk is nodig voor de botopbouw en –verzorging, maar ook voor gezonde hart en bloedvaten. Vitamine D in het bloed reguleert het calciumniveau. Te veel calcium wordt in verband gebracht met prostaatkanker en aderverkalking. Het lichaam controleert echter zelf de balans van de calciumvoorraad en voert een teveel af via de urine.
De kwestie van de zonnebrand is een ingewikkelde. We krijgen van alle kanten te horen dat we ons heel goed moeten insmeren als we gaan zonnebaden om verbranding te voorkomen. Huidkanker ligt op de loer als je onbeschermd blijft zonnen. Maar die zonnebrandcrème blokkeert de ultraviolet straling die de vitamine D vormt. Het advies is om korte tijd te zonnen zonder zonnebrandspul en voldoende huid bloot te stellen voor de aanmaak van vitamine D.
Maar hoe weet je of je genoeg vitamine D aanmaakt dan wel binnenkrijgt? Afhankelijk zijn van de zon voor een gegarandeerde aanmaak van vitamine D is als strategie nogal wankel. Datzelfde geldt voor de opname uit voeding. Het zekerste is dan ook om vitamine D pilletjes te slikken. Uit pillen wordt de werkzame stof net zo goed opgenomen als uit de huid. Het duurt ongeveer drie dagen voor een ingenomen dosis geactiveerd is in het lichaam. Met een dagelijkse inname blijft het niveau constant.
Waarom zouden gezonde mensen iets slikken als ze niet ziek zijn? Maak van mensen geen patiënten als het niet nodig is. Dat zijn de terechte argumenten van de gezondheidszorg. Maar voor vitamine D moet een uitzondering gemaakt worden. De aanwijzingen zijn sterk dat een vrij hoge dagelijkse dosis, zeker in de donkere maanden, voor iedereen gunstig is. Bovendien is het bewezen onschadelijk te zijn.
Een advies aan de overheid zou zijn te stimuleren dat fabrikanten levensmiddelen gaan versterken met vitamine D, zoals melk en vruchtensap. Dat is goedbeschouwd de gemakkelijkste en zekerste manier om een voldoende aanbod van vitamine D te garanderen. Een grootschalige vitamine D campagne, zoals die eerder (in 2012) gevoerd is, zou jaarlijks moeten terugkeren. Het belangrijkste is dat de officiële richtlijnen voor vitamine D herzien worden en in overeenstemming gebracht worden met de nieuwe inzichten.
Gert, stel dat je vermoeden juist zou zijn, dan vraag ik me toch af waarom je in #3 plantaardige zaadolie als oorzaak noemt. Vlees bevat in verhouding veel omega-6. Plantaardige oliën, zoals bijvoorbeeld koolzaadolie, tarwekiemolie, lijnzaadolie, walnotenolie, bevatten veel omega-3 in verhouding tot omega-6. Het gaat er denk ik om een gezonde plantaardige olie te kiezen. Helaas bieden supermarkten tegenwoordig vrijwel alleen zonnebloemolie aan, dat een overmaat aan omega-6 bevat.
Klopt Gert, het is juist de troep die in smeersels zitten die het veroorzaken, vandaar dat ik ook zeg "met zo min mogelijk troep erin(die juist schadelijk is)". Kokosolie zou de beste zonnebrandcreme zijn.....