Ouder wordende, hoor je vaak de uitdrukking vallen: 'tout fout le camp', alles verdwijnt. Dat is ook zo, waarom zou alles altijd hetzelfde blijven? Het leven is beter dan 'vroeger', maar nostalgie is een sluipend gif. Als er één ding duidelijk is verrezen en niet verdwenen, dan is dat de Belgische biercultuur. In 1976 bereikte ik de legale leeftijd om bier te bestellen zonder ouderlijke toestemming. In dat jaar namen we de fiets en pedaleerden naar 't Sleutelgat, in de voormalige pastorij van Haren, waar wekelijks een concert plaatsvond. Mijn eerste belevenis daar was Cousin Joe from New Orleans (‘How come my dog don't bark when you come along?').

Maar behalve blues ontdekten we er ook artisanale bieren. Wij waren terstond gefascineerd en nadat we er een paar hadden geproefd, bolden we in de nacht onzeker huiswaarts, zwerend elke week terug te keren, wat er ook op het programma stond! Een van ons zou later overigens brouwer worden.

Het was de tijd waarin men vreesde dat de bierrijkdom van ons landje volledig zou verdwijnen: enkel nog pils, trappist en wat 'spéciale'. Maar er was weerwerk. Pierre Celis was in Hoegaarden in zijn eentje witbier beginnen te brouwen. Dat werd een wereldwijd succes. Jean-Pierre Van Roy (Cantillon) foeterde tegen de wereld dat men geen geuze meer wilde drinken, maar plots kreeg hij interesse vanuit Japan en Finland – ik zou later nog enkele maanden bij hem werken. Een jonge Frank Boon wou lambiek brouwen, maar om te overleven verkocht hij artisanale biertjes van anderen, ook aan 't Sleutelgat. Wij kenden die bieren nauwelijks: oud Zottegems, Witte van Neerijse, Saison régal, Liefmans …

Brouwersscholen
De kentering kwam er: die bijna vergeten biertjes bloeiden op. Vele, zoals Hoegaarden, werden opgeslokt door de biergiganten. Elke brouwerijgroep wou per se een volledig gamma ‘streekbieren', men vond zelfs streken en abdijen uit om er een bier naar te kunnen noemen. En de jongeren gingen naar de brouwersscholen en zodra ze afgestudeerd waren, sloegen ze aan het brouwen. Onafhankelijk als het even kon.

Elke brouwerijgroep wou per se een volledig gamma ‘streekbieren', men vond zelfs streken en abdijen uit om er een bier naar te kunnen noemen
En zeker ook de lambiekbieren. Waar ingedommelde producenten lang gezoete en oninteressante 'capsullekesgeuze' verkochten, moesten ze nu minstens ook het échte spul aanbieden. Het was een kwestie van eergevoel.

Van zes brouwers naar meer
Zo verenigden in 1997 de brouwers van lambiek en stekers van échte 'oude geuze' zich in Horal, de Hoge Raad voor Ambachtelijke Lambiekbieren. Oorspronkelijk waren ze met zes: Drie Fonteinen (Beersel, nu in Lot), Frank Boon (Lembeek), De Cam (Gooik), De Troch (Wambeek), Lindemans (Vlezenbeek) en Timmermans (Itterbeek). Later traden ook andere gevestigde brouwers toe: De Keersmaeker (Kobbegem), Oud Beersel (Beersel) en Hanssens (Dworp). En het wordt aanstekelijk: nieuwe brouwers/stekers komen op en worden lid: Tilquin in Rebecq, net over de taalgrens en Lambiek Fabriek in Sint-Pieters-Leeuw. Merk op dat de Brusselse brouwer Cantillon in Anderlecht geen lid is!

Op zaterdag 30 april en zondag 1 mei organiseren zij weer hun tweejaarlijkse (en eerste post-corona) 'Tour de Geuze'. Je kan dan twaalf sites verbonden met Horal gratis bezoeken. Dat kan met eigen vervoer, op eigen ritme, maar ook met Horal-bussen, waarvoor u wel moet betalen en reserveren. Meer info op de site van Horal. Volgende week heb ik het dan over wat je eet bij zo'n rinse geuze of karaktervolle lambiek. Smakelijk.
Dit artikel afdrukken