Het is een boom met vele namen, en hij komt oorspronkelijk uit Zuidoost-Azië, zeg maar Maleisië, Indonesië en de Molukken. Zijn wetenschappelijke naam is Garcinia mangostana , van de familie der Clusiaceae . Deze familie bevat kruidachtige planten, maar ook bomen met diverse soorten vruchten zoals de mammi-appel uit de Caraïben.

De mangoestan is slechts hier en daar in de handel te vinden. Er bestaan niet echt grote plantages van, en dus wordt hij ook niet massaal geëxporteerd. Zo’n mangoestanelaar houdt zich ook maar goed in de echte vochtige, equatoriale tropen, al zijn er al aanplantingen gelukt in het zuiden van de Verenigde Staten. De boom lijkt zich bovendien moeilijk te vermeerderen uit zaad.

De mangoestan doet zich voor als een paarse, ronde, stevige vrucht. Ik kocht een netje van een halve kilo voor de prijs van 6,50 euro. Dat is wat asperges of zo kosten! Maar aan asperges zit heel wat eetbaars, aan mangoestanen niet. De vrucht groeit aan de boom en wordt bij het rijpen dieppaars, een beetje zoals een aubergine. Aan het steeltje blijven vier vlezige kelkbladeren zitten; de vruchthuid voelt lederachtig aan. Van hard wordt de vrucht wat zachter bij volledige rijping. Maar hoe weet men nu of een mangoestan niet overrijp is? Het is immers bekend dat mangoestans maar kort houdbaar zijn. Een gepensioneerde importeur wist het mij te vertellen. Na verloop van tijd wordt de vrucht weer harder. Koop dus geen harde mangoestanen. De vrucht moet wat meegeven onder de druk van onze handen, leerachtig, niet houtachtig. Hij mag er ook niet gevlekt of beschadigd uitzien, want de schil bevat bittere stoffen die tegen bederf beschermen. Als die al niet meer werken, dan moet het wel slecht gesteld zijn met het fruit in de winkel.

Een mangoestan snijdt men rondom rond in en dan draait men de vrucht open. Wat binnenin zit, is wondermooi. De purperen schil blijkt een bolster te zijn, met daarin vijf, soms zeven uithollingen waarin spierwitte arillen zitten. Dit witte vruchtvlees is zonder meer heerlijk. Er zitten zelden pitten in, die dan nog vaak piepklein zijn, maar – zo vertelde mijn bron – soms ook veel plaats innemen, vooral bij grotere mangoestanen. Kies dus, zei hij nog, bij voorkeur kleinere vruchten.

Hoe de smaak is? Moeilijk te beschrijven uiteraard. De smaak van iets lijkt altijd wel op die van iets anders. Wie het wil weten, moet er maar gaan kopen. Ik smaakte niets weeïgs, niets walgelijks. Een fris en lieflijk fruit.
Maar ik krijg wel weinig terug van mijn halve kilo fruit. Ik heb deze keer geen gewichten genoteerd, waarvoor mijn excuses, maar ik schat toch dat er ten hoogste dertig procent eetbaar spul in de mangoestan zit. We blijven dus met een grote hoop bolsters zitten. Kunnen we daar iets mee beginnen?

Ik denk dat het een diepmenselijke reactie is. We zijn het niet gewoon van fruit dat het slechts gedeeltelijk bruikbaar is. Perenklokhuizen en -schillen zitten vol pectine voor confituur en gelei; appelzaadjes, ook al zijn ze giftig, smaken lekker naar amandelen. Van kokosvezels maakt men koord en tapijt, en de schalen van de nootjes vinden hun weg naar de stoof of de open haard. Dat laatste heet calorische recyclage en is het laatste wat men met fruit kan doen.

Ik moet toegeven dat ik het al met verschillende exotische fruitsoorten heb geprobeerd. Wat zonde om de schillen van – bijvoorbeeld – passievruchten weg te gooien. Industrieel zou er pectine uit kunnen worden gerecycleerd. Ik probeerde het thuis, maar dat leverde niets op. Een hele ramp was de granaatappel. Wat daarvan overblijft als eetbare fractie, is eigenlijk voornamelijk het sap. De pitten worden wel gebruikt, maar hoogstens al kruiding, en men moet ermee geboren zijn, vrees ik. Ik vond die pitten maar bitter.

Ook de schil van de mangoestan is niet lekker: bitter, kartonachtig. De paarse kleur geeft wel af in water. Mijn hogervermelde importeur zei dat ze inderdaad bruikbaar zijn om paaseieren te kleuren. Een schrale troost.

Garcinia doet een aantal gezondheidsfreaks de oren spitsen, want er zijn veel garcinia-producten in de gezondheidsindustrie in omloop, de ene met al meer onbewezen claims dan de andere. Maar er bestaan ook meer dan tweehonderd boomsoorten binnen het genus Garcinia alleen al. De ene garcinia is de andere niet. Van de mangoestan ‘pur sang’ mag vooral onthouden worden dat hij lekker is, meer niet. Van de gezondheidsclaims zijn er al veel onderzocht, maar nog nooit heeft het wat interessants opgeleverd, schreef een kweker op zijn blog, en die man zou er nog belang bij kunnen hebben.

Hier en daar, in exclusieve restaurants, worden dessertjes met mangoestan geserveerd. Ik kan ze u alleen aanraden als lekker en fris handfruit, voor wie eens in een zotte bui is. Ze staan ook beeldig in de fruitmand, dat wel. Maar bedenk dat binnenin het vruchtvlees al snel niet meer eetbaar is. Smakelijk.

Nick Trachet © Brussel Deze Week
Fotocredits: nuanc

Dit artikel afdrukken