Cauderlier werd geboren in het jaar van de Russische Veldtocht van Napoleon, 1812. Het Centrum voor Agrarische Geschiedenis (CAG, Leuven) vond Cauderliers geboortebewijs in Antwerpen, als kind van een ongehuwde moeder die afkomstig was uit Virelles, het dorp bij Chimay dat beroemd werd om zijn escaveche, ingelegde zoetwatervis. In Virelles ligt een groot meer, vandaar.
Door die twee boeken naast elkaar te leggen, vraag ik mij soms af of Philippe Cauderlier, die in 2004 door de VLAM werd opgevoerd als een Vlaamse Held, eigenlijk wel het Nederlands machtig was?Economie culinaire
Maar moeder Cauderlier woonde in Brussel en was er dienster. Waarom zou een vrouw die in Brussel woont gaan bevallen in Antwerpen? Wel, in die tijd was het de gewoonte dat een jonge vrouw ging bevallen bij een ervaren vertrouwenspersoon. Zeker kwetsbare meisjes als moeder Cauderlier. Misschien had ze een oudere zus in de Scheldestad? Of een tante? In ieder geval zal ze met haar baby niet lang in Antwerpen zijn gebleven. Daarom mogen we Cauderlier rustig beschouwen als een getogen Brusselaar, die volgens het CAG opgroeide aan de Kolenmarkt en het Fontainasplein. Dat laatste kan niet, want dat plein bestond toen nog niet. Na een tijd als zeeman (kok?) in Franse dienst vestigt hij zich als dertiger in Gent. Hij wordt er traiteur met een grote voedingswinkel. Een jaar of tien later is hij al ‘binnen’ en gaat alleen nog boeken schrijven die worden uitgegeven bij Hoste (in de 43 Rue des Champs). Het zal een ongelooflijk succes worden. Men leest de boeken van Cauderlier van New York tot Sint-Petersburg. Ik bezit twee kopieën van zijn Economie culinaire die voor het eerst verscheen in 1861. De eerste is een vijfde editie uit 1876. De andere is een Nederlandse vertaling, maar de ‘frontispice’ daarvan ontbreekt, er staat dus geen titel en geen datum bij. Ik begrijp dat dit Het Spaarzame Kookboek moet zijn.
Nederlands?
Door die twee boeken naast elkaar te leggen, vraag ik mij soms af of Philippe Cauderlier, die in 2004 door de VLAM werd opgevoerd als een Vlaamse Held, eigenlijk wel het Nederlands machtig was? Als getogen Brusselaar misschien wel, maar met een Waalse moeder, Franse dienst en wonend in een stad als Gent waar in die tijd méér Frans werd gesproken dan in Brussel …? Uitgeverij Hoste stond bekend al liberaal en flamingant, ze kunnen best een vertaaldienst hebben gehad.
In ieder geval is de Nederlandse versie bijwijlen hilarisch. Het woord kwaliteit is dan in het Nederlands nog niet bekend en het boek heeft het steevast over ‘van goede hoedanigheid’. Croquettes worden ‘krakerkens’, côtelettes de veau sautées heten ‘opgeschudde kalfsribbekens’. Maar erger wordt het niet, hij vertaalt de naam van sausen en bereidingen niet per se. In latere vertaalde kookboeken is het soms zo erg dat je het niet meer kan volgen. Het lijkt wel drukwerk van de stad Brussel. Ik vermoed dat het voor het eerste echte Vlaamse kookboek wachten was op de Boerinnenbond, die vanaf 1927 naar buiten kwamen met Ons Kookboek (oorspronkelijk Ons kookboekje). Cauderlier was wel de eerste Belgische kookboekschrijver, hij gebruikt ook vaak à la flamande of gantoise als naam voor recepten. Traditioneel gaat zo’n verwijzing naar de bron van het recept.
Achtergronden
De meeste kookboeken waren afgeschreven van andere auteurs, als men een recept pikte van een Italiaans auteur, dan heette dat ‘op zijn Italiaans’ en zo verder. Bij Cauderlier merk je dat hij veel uit ervaring spreekt en ook veel context geeft, zelfs kritiek op zijn tijdgenoten, wat heerlijk is voor lezers die op zoek zijn naar achtergronden. Ik hoop dat het boek nog eens wordt uitgegeven. Smakelijk.
Op 8 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Dick #4,
De meeste van mijn favorieten hebben geen eigen internet pagina, niet nodig. Maar deze doe ik regelmatig aan op vrijdag (marktdag). La Cuisine du Boucher in Saint Quentin la Poterie, bekend om zijn vlees vers van het mes van de slager ernaast. Wel reserveren.
Ook daar in de buurt, eenvoudiger en geheel anders is Table d'Azor bij Lussan. Het is een geitenboerderij tevens kaasmaker en restaurant. Op het menu staan vooral kwartel, pintade, wild zwijn, konijn en geit (wie er slacht weet ik niet). Voor de vegetarier hebben ze ook wat. 's Zondags van 1 tot 4 stampvol met locals. De Ollanders die ontevreden waren, vroegen waarschijnlijk tevergeefs naar biefstuk o.i.d.
Klein, ook in de familiesfeer is la Fontaine du Mas in Potelières waar voornamelijk passanten tafelen. Eenvoudige kleine keuken, vaak gevogelte en konijn en varkensvlees. Zo te zien staat een bejaard echtpaar in de keuken terwijl dochter de rest alleen doet.
Weinig geld? Ga dan op een door-de-weekse dag naar Auberge les Quatre Saisons in St. Gély, tegenover het hoog gelegen Cornillon.
Het dagmenu: Hors d'oeuvre, plat du jour, kaas, desert, brood, koffie en 1/2 liter Cote du Rhone.
Samen 13 euro. Ze hebben een stempelkaart die per 10 maaltijden 1 gratis verstrekt. Enig nadeel is dat er geen à la carte mogelijk is.
Wil je echt zien wat je eet, schuif dan op een feestdag aan in Mejannes-le-Clap, waar je je aan lange tafels tegoed kan doen aan wilde zwijnen (1,6 MB .mp4 video) die daar al uren lang aan een groot spit rond staan te draaien. Eigen bestek meenemen.
Verse vis eet je in Le Grau Du Roi, waar een aantal horeca gelegenheden aan het kanaal zelf hun vis aan wal brengen met kleine bootjes. Vis van de dag dus. Naast de overbekende dorades zit er van alles tussen afhankelijk van het seizoen en de manier van vissen. Van kleine barracuda's tot haaitjes. Wordt allemaal gegeten. De Ollander gaat meestal voor Noorse zalm of Moules frites à volonté (eet zoveel als u wilt).
Waarschuwing:
Vaak gooit moeke ongevraagd een scheut wijn door de saus. Daar tegenover staat dat als je met je kwaal naar de dokter gaat en vraag of je wijn mag drinken, dan zegt hij;
- Natuurlijk mag u wijn drinken, maar géén alcohol! -
#3
Joep "Enige probleem voor een Nederlander is dat je meestal niet kunt kiezen."
Beschouw dat als een groot voordeel:-
- het is dan dus niet gericht op toeristen, dus onderga je de keuken
- de keuken is haast per definitie regionaal en kan dankzij het 'menu du jour' een paar dagen vers gehouden worden, en de kostprijs was 'die dag' of de dagen er voor, aantrekkelijk en dat garandeert de lage prijzen die je haast voor onmogelijk houdt. Ik had vroeger verwacht dat het net zoals in België veelal allemaal zwart betalen zou zijn, daar kijkt men al geïrriteerd als je je kaartje pakt, maar zoals ik schreef; de meesten betalen er per cheque of card, wat bewijst dat fiscaal de prijzen mogelijk zijn.
hoteltip: De hotel/restaurants van Logis de France met 1 of 3 cheminées, die verplicht een menu du terroir moeten serveren voor een sympathieke prijs van de keten.
Wat doorgaans zeer goed is en nieuwe smaken op kan leveren.
Kamerprijzen van zeer sympathiek tot redelijk van prijs (drie schoorsteentjes).
Conclusie: De Hollandse horeca ? Juist....
#6 Dick
Erreur #5 "open fles per persoon rood"; > une bouteille évidemment pour deux personnes !
( location p’tit hameau de Loge Begoarem, sud de Bannalec, fermé le dimanche; la salle des ouvriers.. )
Mon cher Jéhan, c'est fou, ça ne se trouve plus! Guère de toute façon.
#4 en #1
SALLES DES OUVRIERS
Bretagne.
‘Salle de ouvriers’ drie gangen voor € 10,80 inclusief wijn en water..
Ik was in de keuken. Entree: kleine punt zelfgemaakte quiche, plakje gedroogde ham, stukje meloen, zelfgemaakte macedoine des legumes, en nog iets, ben het vergeten. Piece de resistance: een mooi heel vers gebakken visje, of kippendij, of gebakken tonijn of onglet (geen keus, maar afwisselend de volgende dagen; nagerecht kaas plateau door te geven aan de tafel naast je of ijs of fruit, wel ter keus.
Op tafel een hele open fles per persoon rood in de menuprijs inbegrepen, wilde je dat niet, dan zet je hem zelf op de koelkast, en haal er een fles open rosé of wit uit. Twee zalen, tafeltjes dicht op elkaar voornamelijk weg- en bouwarbeiders, handelsreizigers en wat pensionados. Kwaliteit: prima. Betalen, niks zwart: vrijwel iedereen met card of cheque.
Grote calva bij de koffie (extra); de laatste dag een grote witte calva gratis; kon er geen fles van kopen. ‘Zwarte’ calva…
Marie is de baas en gaat over de centen; 2 dorpsmeisjes serveren en krijgen van bijna iedereen een kus op de wang (niks #metoo) en in de keuken een klein baasje met een knechtje dat zich de pl**ris werkt.
Specifiek voor Bretagne; er zijn er meer zo, maar je vindt ze moeilijk; je vraagt het de mannen aan de tafel naast je. Politiek en kletsen met de buren naast je ? Prima, tenminste als je begrip hebt voor meisje Le Pen. Ze zijn trots, want ze weten dat hun werk essentieel is voor de economie. Er was een kleine natuurcamping vlakbij waar ook Hollanders zaten; bleken nooit naar binnen te gaan. Waren we eigenlijk wel blij om.
Dat zit dus hier verscholen achter dat weinig zeggende dagmenu met de prijs.
De Haute Var
Restaurantje veel zelf makend, een leuke meid met een genderprobleem die zich als jongen kleedt en schor praat en heel hartelijk de baas is in de keuken.
Vis en vlees van de horeca-leverancier. Kwaliteit: prima. Ook hier in de regio restaurantjes met prijzen van 13-18 euro, waar les ouvriers tussen de middag eten. Eeen lamsknuist gegeten die onvoorstelbaar lekker was. Zijn verschillende malen terug gegaan.
Nee, je vind ze niet langs drukke wegen en in de steden of grote wegen, maar in de campagne. Als ik mocht kiezen tussen Sergio of morgen in Bretagne, dan koos ik voor de warme hartelijkheid daar.
Het heeft niets met routiers te maken.
Gewoon de ingelanden vraag naar ‘Salles des ouvriers’. Snappen ze het niet, dan leg je het uit.
Ze zijn overal; les ouvriers krijgen (wettelijk ?) een vergoeding (niet alles) voor hun middageten.