In de jaren '70 werd er bijna geen olijf meer geteeld op Corsica, nadat de productie vanaf de Eerste Wereldoorlog steeds verder teruggelopen was. Dat tij is gekeerd: in 2014 produceerden de olijfolieboeren van het eiland samen 170 ton olijfolie, op een areaal van 2.000 hectare.

Sinds 2004 mag de Corsicaanse olijfolie bogen op Europese oorsprongsbescherming. De olie heeft een Appellation d'Origine Protégée (AOP). In het Nederlands noemen we dat een Beschermde Oorsprongsbenaming (BOB).

Andere manier van oogsten levert andere smaak op
Op de Salon de l'Agriculture onthulden de Corsicaanse olijfboeren afgelopen week een tweede AOP voor hun olie. De twee varianten hebben niets te maken met een verdere afbakening van de oorsprongsgebieden, maar met de manier van oogsten.

De olijven voor de olie in de fles kunnen op de traditionele wijze geoogst zijn, door het schudden van de boom en het rapen van de olijven. Dat is een proces dat gemiddeld zo'n twee weken duurt en dat een fruitige olie oplevert. De olijven zijn immers vaak nog groen als ze op deze manier geoogst worden.

De Corsicanen hebben echter nog een andere manier van oogsten ontwikkeld, waarbij ze de olijven gewoon vanzelf van de boom laten vallen. Die komen dan terecht in daar speciaal voor opgehangen netten die de olijven beschermen. De olie van deze helemaal doorgerijpte olijven is zachter en rijker van smaak.

Niet minder werk
De 'valmethode' wordt veelal gebruikt voor heel oude olijfbomen, die te groot geworden zijn om nog handmatig te plukken. "Mijn bomen zijn meer dan 300 jaar oud", zegt olijfolieproducent Antoine Santoni in La Croix. "Ze zijn wel 10 tot 20 meter hoog". Hij benadrukt dat dat er geen sprake is van minder werk door de olijven vanzelf te laten vallen. De oogst kan op deze manier wel van februari tot juni duren, waarbij de netten iedere dag leeggehaald moeten worden.

Corsica kent nu dus beschermde plukolie en beschermde valolie.

Fotocredits: www.oliudicorsica.fr
Dit artikel afdrukken