De beschikbaarheid van voedsel staat zowel kwantitatief als kwalitatief onder druk. De druk neemt toe maar wordt onvoldoende vertaald in concrete tegenmaatregelen. Het aanbod – boeren, verwerkers, winkeliers - en de overheid lijken ondanks de tekorten die binnen luttele decennia op ons afkomen geen reden te zien om een onderscheid te maken tussen werkelijk noodzakelijk voedsel voor een gezond leven en bijzaken. Dat begrijp ik wel. De tijd van overvloed is nog lang niet voorbij. Toch moeten we eens verder kijken en ervoor gaan zorgen dat we daadwerkelijk toegang krijgen en houden tot die noodzakelijke voeding. Overheden en mensen onderling hebben de morele plicht om daarover na te denken

Macro & micronutriënten
Grofweg is voeding onder te verdelen in macro- en micronutriënten. Verschillende van die nutriënten kan ons lichaam niet zelf maken uit wat we eten. Dat geldt in hoge mate voor onze aminozuren en micronutriënten. Voor de eerste zijn onze eiwitbronnen essentieel en voor de tweede groente- en fruit.

Groenten en fruit zijn de belangrijkste bronnen voor micronutriënten. Eiwitten zitten in zowel dierlijke als plantaardige voeding. Voor de dieren geldt grosso modo hetzelfde als voor de mens. Ook zij zijn sterk afhankelijk van plantaardige bronnen. Daarom moeten we zo verstandig mogelijk omgaan met grond en water omdat die twee nodig zijn om die bronnen zo goed mogelijk te kunnen gebruiken.

Dat zien we niet terug in de overwegingen van overheid en producenten. Dat baart me zorgen.

Regeren is vooruitzien
Om bij de overheid te beginnen. Als we vandaag de dag de dreiging van voedseltekorten in de toekomst op ons af zien komen is het verstandig om na te denken hoe we noodzakelijke voeding voor burgers kunnen borgen. Vinden we dat burgers recht hebben op goede voeding? In tijden van overvloed zijn er nauwelijks aanvullende maatregelen nodig om dit te borgen, maar juist in tijden van tekorten is een heroverweging nodig. Dan is het zinvol om te beoordelen of deze toegang kan worden gezien als een grondrecht. En dient een proces in gang worden gezet om dat te regelen. Niet pas als het zover is maar ruim daarvoor. Regeren is immers vooruitzien.

Ook de land- en tuinbouw en visserij dienen hun verantwoordelijkheid te nemen. Hun bestaansrecht is het voeden van de burgers. Zonder hen geen leven en geen goede gezondheid. Maar zij dienen zich af te vragen hoe zij, gezamenlijk, de dreigende tekorten het hoofd willen gaan bieden. Daarvoor is een visie nodig die breed gedragen moet worden in de maatschappij. Tot nu toe worden keuzes vaak beïnvloed door economische belangen.
Om daar toch los van te komen zou het beter zijn om een visie te ontwikkelen die vooral vanuit werkelijke behoeften wordt neergezet, zonder na te denken over de economische effecten. Dat kan een groot draagvlak opleveren dat vervolgens weer economisch haalbaar kan worden gemaakt.

Een gedachtenexperiment
Hoe zou de voedingssector zijn taak vorm willen geven als Nederland en de wereld een braakliggend gebied zouden zijn dat nog moet worden ingericht? Wetende dat er een grote bevolkingsgroei zal plaatsvinden, er een steeds verdere verstedelijking gaat ontstaan, en er krapte zal zijn. Krapte in landbouwgrond, krapte in voedingsproducten van essentiële nutriënten. Maar het gaat ook om vraagstukken hoe de sector zelf om zou willen gaan met toxische factoren, hun invloed op voeding. Wat is volgens de sector de ideale manier om voeding met de essentiële nutriënten in de toekomst te blijven borgen? Rekening houdende met de afhankelijkheden zoals vervuiling, bemesting, antibioticagebruik en meer.

De voedingsmiddelensector is de hoeder van onze gezondheid, meer dan de geneeskunde. Zo ziet zij zichzelf niet en daarmee doet zij zichzelf tekort.

Een simulatiemodel
Economische en politieke belangen maken het moeilijk los te komen van de dagelijkse werkelijkheid. Daar kunnen we van loskomen door een simulatiemodel van de voedingssector te maken. Het zou moeten laten zien welke consequenties welke productie- en voedingskeuzen hebben voor de mogelijkheden om iedereen naar behoren te voeden. Door op zo’n manier een visie te ontwikkelen kunnen we veel beter tot nieuwe inzichten en gewenste samenwerkingen komen die nu nog onlogisch en onrendabel lijken. Dat kan er toe leiden dat er andere keuzes moeten worden gemaakt. Zodat de politiek een nieuwe weg kan inslaan en ondersteunende regelgeving kan vaststellen. En er voor de maatschappij een toekomst zichtbaar wordt die nu al ingericht kan gaan worden.

Visie als exportproduct
Gezien de omvang van de problematiek is het niet goed te begrijpen dat noch de politiek noch de sector zelf te weinig stappen zet om een dergelijk toekomstvisie in ons publieke belang te ontwikkelen. Niet vanuit diverse losstaande initiatieven, maar gecoördineerd vanuit een heldere visie. Waarbij die visie tot stand moet komen vanuit het veld zelf, maar wel in samenspraak met buitenstaanders zodat uiteindelijk ook de maatschappij zelf invloed kan uitoefenen op de visie en het een zich ontwikkelend toekomstbeeld blijft.

Natuurlijk zal dat niet makkelijk zijn, maar als er nu één land in de wereld is dat de kennis en kunde heeft om het voor elkaar te krijgen dan is het Nederland wel. Doe dat los van alle belangen die creativiteit en het denken vanuit echte behoeften doden. Betrek niet-experts in het proces. Zij kunnen een belangrijke rol vervullen in de totstandkoming. Laat boeren, voedselverwerkers en –verkopers dat doen vanuit hun enige bestaansrecht, het voeden van mensen op een zo gezond mogelijke manier en een wijze die aansluit bij de universele rechten van de mens. Zo krijg je weer gezond verstand in het land. Zo'n visie en de uitvoering ervan lijken me zelfs te exporteren.

Laat het Kenniscentrum Suiker en Voeding daar nou eens de eerste steen voor leggen. Niet als enige, maar wel als eerste. Ik zou het een heldendaad vinden.


Fotocredits: SSJ100 Flight Training Device, SuperJetInternational
Dit artikel afdrukken