Voedingsmiddelentechnologen zitten met zorgen. Ze hadden E-nrs om eten houdbaar, betaalbaar, smakelijk en voedselveilig te maken. Plotseling is er een hele trend naar puur. Mensen maken zich zorgen over E-nrs. Terwijl die zorgen feitelijk irreëel zijn, moeten we ze toch serieus nemen, betoogt Dirk Haen die op de spanning feit en fantasie hoopt te promoveren aan de universiteit van Maastricht.
Het E-nummer heeft iets tragisch: ooit geboren als kenmerk van betrouwbare en veilige voeding, slaagt het er niet in om goede naam te maken in de wereld van voeding. Al meer dan dertig jaar kampt het E-nummer met een imagoprobleem. Waarom zijn veel consumenten wantrouwig tegenover conserveermiddelen, en kunstmatige kleur-, geur-, en smaakstoffen? En hoe komt het dat dit wantrouwen zo hardnekkig blijkt?
Het eenvoudige antwoord laat zich raden: omdat de consument zich zorgen maakt over de effecten van E-nummers op zijn gezondheid. De levensmiddelentechnoloog zou daar aan toevoegen: omdat consumenten nu eenmaal weinig begrijpen van E-nummers. “E” verwijst immers naar de Europese veiligheidsstandaarden waaraan een stof moet voldoen voordat ze wordt toegevoegd aan levensmiddelen. Een E-nummer zou dus per definitie veilig zijn.
Moet de consument dan meer voorlichting krijgen? Dat ligt voor de hand, maar de kritische consument heeft al (te)veel informatie voor handen. Op welke informatie kan hij vertrouwen? Bovendien, geeft die informatie wel antwoord op de juiste vragen? Sommige zorgen gaan niet alleen over de gezondheidsrisico’s zelf, maar ook over de wijze waarop technologen en besluitmakers met risico’s omgaan. Burgers verlangen geen technische uitleg maar publieke rekenschap: Wat weten we nog niet zeker, wat leren we van onze fouten, hoeveel risico zijn we bereid te nemen, en wat krijgen we daarvoor terug? Dit zijn niet alleen technische maar ook politieke vragen.
Spagaat
Misschien moeten die E-nummers dan maar helemaal verdwijnen? Voedseltechnologen zien met lede ogen aan hoe, op initiatief van de marketingafdeling, E-nummers uit producten verdwijnen om de grillige klant te behagen. Daarmee wordt de discussie over de veiligheid van een bepaalde toevoeging niet aangegaan, klagen ze, terwijl de gezondheid geheel niet in gevaar is. Onterecht wordt zo het beeld bevestigd dat er iets mis zou zijn met E-nummers. Unox werd bijvoorbeeld in 2008 door een voormalige werknemer voor de Reclamecode Commissie gesleept naar aanleiding van de campagne Eerlijk is heerlijk. De fabrikant vermeldde trots dat er in haar rookworst ‘geen E teveel’ zit.
De klacht werd afgewezen, maar is een treffend voorbeeld van de spagaat waarin de levensmiddelenindustrie zich bevindt: enerzijds kan ze trots zijn op de ongekende mogelijkheden die ze technologisch in huis heeft, anderzijds dient ze zich te schikken naar de angsten en verlangens van de consument. Het weglaten van E-nummers suggereert dat de klant nog altijd koning is die geen tegenspraak duldt. Zo worden zowel technologen als consumenten niet serieus genomen. Voedseltechnologen wijzen erop dat dit op termijn geen duurzame strategie kan zijn en voor het wantrouwen geen oplossing biedt. Daarin hebben ze gelijk: deze strategie ontneemt techniekontwikkelaars en producenten de kans om rekenschap af te leggen en de dialoog met consumenten aan te gaan.
Zachte zorgen
De steeds terugkerende discussie over E-nummers beperkt zich al snel tot gezondheidsrisico’s, maar het is een misvatting dat de burger zich alleen daarover zorgen maakt. In deze context is het zinnig om een groep consumenten onder de loep te nemen die regelmatig over het hoofd wordt gezien door beleidsmakers en voedseltechnologen. Het is een groep met zorgen die verder gaan dan “harde risico’s” alleen: ze bekommeren zich om gevolgen van levensmiddelentechnologie die doorgaans als subjectief of vaag worden aangemerkt maar wel reëel en voelbaar zijn.
De aanwezigheid van E-nummers in ons voedsel is natuurlijk niet alleen het resultaat van technische afwegingen en politieke keuzes ten aanzien van risico. Economische afwegingen spelen evenzeer een rol. Als de fabrikant bijvoorbeeld kunstmatige smaakversterkers gebruikt in plaats van kruiden levert dat een goedkoper product op voor de consument. Daarnaast zijn er esthetische keuzes gemaakt: aardbeienvla moet mooi roze, drinkyoghurt lekker zoet zijn. Bovendien maken E-nummers een bepaalde levensstijl mogelijk. Dankzij conserveermiddelen hoeven we slechts een keer per week boodschappen te doen. Diepvriespizza’s en kant-en-klaar-maaltijden faciliteren een snelle hap voor de televisie. En als we dan toch koken, besparen pakjes, zakjes en bouillonblokjes ons vele uren in de keuken.
Zulke voorbeelden laten zien dat E-nummers hun invloed ook buiten de keuken doen gelden en een bepaalde opvatting van het goede leven ondersteunen of zelfs aanmoedigen. E-nummers reflecteren indirect dus ook culturele, esthetische en ethische keuzes. De filosoof Tsjalling Swierstra noemde, in zijn oratie in 2011, de gevolgen van dit soort keuzes rondom technologie soft impacts: ‘niet “soft” omdat ze onbelangrijk zouden zijn, maar omdat ze zo worden voorgesteld door de huidige instituties die er nog geen raad mee weten.’
Een bredere dialoog
Het zijn precies deze esthetische, culturele en ethische keuzes waarover een steeds grotere groep consumenten zich zorgen maakt. Zij klagen over smaakvervlakking, over het verdwijnen van culinaire tradities, en over een nieuwe generatie die niet weet wat ze proeft. Ze benadrukken het plezier dat zij zelf halen uit uitgebreid koken en tafelen, en het sociale en opvoedkundige belang van de gezamenlijke maaltijd. Terecht of niet, uit dit soort geluiden spreekt de behoefte aan een verfijnde eetcultuur waarin eten meer is dan brandstof. Burgers zetten vraagtekens bij de wijze waarop voedseltechnologie een eenzijdige betekenis lijkt te geven aan onze relatie met voedsel: is gemak, efficiëntie en standaardisatie wel wat wij willen?
Als we willen begrijpen waarom het wantrouwen ten aanzien van E-nummers zo hardnekkig blijft, moeten we die zachte zorgen dus op z’n minst serieus gaan nemen. Dat vraagt om een bredere dialoog over wat “goed eten” is, wat we van de levensmiddelenindustrie en van consumenten mogen verwachten, en welke rol belangenorganisaties en de overheid daarin zouden kunnen vervullen.
Op 4 oktober aanstaande vindt het congres Zachte zorgen, harde gevolgen plaats in Felix Meritis (Amsterdam).
Fotocredits: 'Flasks', skycaptaintwo
Dit artikel afdrukken
Het eenvoudige antwoord laat zich raden: omdat de consument zich zorgen maakt over de effecten van E-nummers op zijn gezondheid. De levensmiddelentechnoloog zou daar aan toevoegen: omdat consumenten nu eenmaal weinig begrijpen van E-nummers. “E” verwijst immers naar de Europese veiligheidsstandaarden waaraan een stof moet voldoen voordat ze wordt toegevoegd aan levensmiddelen. Een E-nummer zou dus per definitie veilig zijn.
Moet de consument dan meer voorlichting krijgen? Dat ligt voor de hand, maar de kritische consument heeft al (te)veel informatie voor handen. Op welke informatie kan hij vertrouwen? Bovendien, geeft die informatie wel antwoord op de juiste vragen? Sommige zorgen gaan niet alleen over de gezondheidsrisico’s zelf, maar ook over de wijze waarop technologen en besluitmakers met risico’s omgaan. Burgers verlangen geen technische uitleg maar publieke rekenschap: Wat weten we nog niet zeker, wat leren we van onze fouten, hoeveel risico zijn we bereid te nemen, en wat krijgen we daarvoor terug? Dit zijn niet alleen technische maar ook politieke vragen.
Spagaat
Misschien moeten die E-nummers dan maar helemaal verdwijnen? Voedseltechnologen zien met lede ogen aan hoe, op initiatief van de marketingafdeling, E-nummers uit producten verdwijnen om de grillige klant te behagen. Daarmee wordt de discussie over de veiligheid van een bepaalde toevoeging niet aangegaan, klagen ze, terwijl de gezondheid geheel niet in gevaar is. Onterecht wordt zo het beeld bevestigd dat er iets mis zou zijn met E-nummers. Unox werd bijvoorbeeld in 2008 door een voormalige werknemer voor de Reclamecode Commissie gesleept naar aanleiding van de campagne Eerlijk is heerlijk. De fabrikant vermeldde trots dat er in haar rookworst ‘geen E teveel’ zit.
De klacht werd afgewezen, maar is een treffend voorbeeld van de spagaat waarin de levensmiddelenindustrie zich bevindt: enerzijds kan ze trots zijn op de ongekende mogelijkheden die ze technologisch in huis heeft, anderzijds dient ze zich te schikken naar de angsten en verlangens van de consument. Het weglaten van E-nummers suggereert dat de klant nog altijd koning is die geen tegenspraak duldt. Zo worden zowel technologen als consumenten niet serieus genomen. Voedseltechnologen wijzen erop dat dit op termijn geen duurzame strategie kan zijn en voor het wantrouwen geen oplossing biedt. Daarin hebben ze gelijk: deze strategie ontneemt techniekontwikkelaars en producenten de kans om rekenschap af te leggen en de dialoog met consumenten aan te gaan.
Zachte zorgen
De steeds terugkerende discussie over E-nummers beperkt zich al snel tot gezondheidsrisico’s, maar het is een misvatting dat de burger zich alleen daarover zorgen maakt. In deze context is het zinnig om een groep consumenten onder de loep te nemen die regelmatig over het hoofd wordt gezien door beleidsmakers en voedseltechnologen. Het is een groep met zorgen die verder gaan dan “harde risico’s” alleen: ze bekommeren zich om gevolgen van levensmiddelentechnologie die doorgaans als subjectief of vaag worden aangemerkt maar wel reëel en voelbaar zijn.
De aanwezigheid van E-nummers in ons voedsel is natuurlijk niet alleen het resultaat van technische afwegingen en politieke keuzes ten aanzien van risico. Economische afwegingen spelen evenzeer een rol. Als de fabrikant bijvoorbeeld kunstmatige smaakversterkers gebruikt in plaats van kruiden levert dat een goedkoper product op voor de consument. Daarnaast zijn er esthetische keuzes gemaakt: aardbeienvla moet mooi roze, drinkyoghurt lekker zoet zijn. Bovendien maken E-nummers een bepaalde levensstijl mogelijk. Dankzij conserveermiddelen hoeven we slechts een keer per week boodschappen te doen. Diepvriespizza’s en kant-en-klaar-maaltijden faciliteren een snelle hap voor de televisie. En als we dan toch koken, besparen pakjes, zakjes en bouillonblokjes ons vele uren in de keuken.
Zulke voorbeelden laten zien dat E-nummers hun invloed ook buiten de keuken doen gelden en een bepaalde opvatting van het goede leven ondersteunen of zelfs aanmoedigen. E-nummers reflecteren indirect dus ook culturele, esthetische en ethische keuzes. De filosoof Tsjalling Swierstra noemde, in zijn oratie in 2011, de gevolgen van dit soort keuzes rondom technologie soft impacts: ‘niet “soft” omdat ze onbelangrijk zouden zijn, maar omdat ze zo worden voorgesteld door de huidige instituties die er nog geen raad mee weten.’
Een bredere dialoog
Het zijn precies deze esthetische, culturele en ethische keuzes waarover een steeds grotere groep consumenten zich zorgen maakt. Zij klagen over smaakvervlakking, over het verdwijnen van culinaire tradities, en over een nieuwe generatie die niet weet wat ze proeft. Ze benadrukken het plezier dat zij zelf halen uit uitgebreid koken en tafelen, en het sociale en opvoedkundige belang van de gezamenlijke maaltijd. Terecht of niet, uit dit soort geluiden spreekt de behoefte aan een verfijnde eetcultuur waarin eten meer is dan brandstof. Burgers zetten vraagtekens bij de wijze waarop voedseltechnologie een eenzijdige betekenis lijkt te geven aan onze relatie met voedsel: is gemak, efficiëntie en standaardisatie wel wat wij willen?
Als we willen begrijpen waarom het wantrouwen ten aanzien van E-nummers zo hardnekkig blijft, moeten we die zachte zorgen dus op z’n minst serieus gaan nemen. Dat vraagt om een bredere dialoog over wat “goed eten” is, wat we van de levensmiddelenindustrie en van consumenten mogen verwachten, en welke rol belangenorganisaties en de overheid daarin zouden kunnen vervullen.
Op 4 oktober aanstaande vindt het congres Zachte zorgen, harde gevolgen plaats in Felix Meritis (Amsterdam).
Fotocredits: 'Flasks', skycaptaintwo
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Ooit werden discussies over e-nummers wellicht ingegeven door bezorgdheid. Inmiddels is het schrijven van hysterische teksten over e-nummers big business. Dat doorbreken is zo goed als onmogelijk. Een site bijvoorbeeld als Miss Natural (die zich inhoudelijk totaal nergens in verdiepen) scoort extreem goed.Ook 'nep-therapeuten' profileren zich als tegenstander van e-nummers. Dat helpt om klanten te werven. Jammer is dat die hysterie klanten helemaal niet helpt (maar dat weten die klanten toch niet, die kun je dus helaas gerust onzin vertellen :-()
(Ik adviseer onbewerkte voeding, maar niet omdat ik denk dat e-nummers gevaarlijk zijn.)
Ik heb geen principiële afkeer van E-nummers, maar ik voel me inderdaad als consument niet serieus genomen als een fabrikant niet aangeeft waarom al die additieven erin zitten en alleen zegt dat ze veilig en goedgekeurd zijn. Voor mij maakt het uit of een E-nummer erin zit om te voorkomen dat een product gaat schiften of vanwege het mooie roze kleurtje. Of het een conserveermiddel is dat ik zelf ook in mijn keuken gebruik (citroenzuur) of een smaakstof die gebruikt wordt om het kruidenmengsel te vervangen vanwege de kosten. Kortom, vertel het eerlijke verhaal en treed in contact met de consument.
Kort geleden verklaarde Unilever dat het bedrijf liever naar consumenten luistert dan met hen in contact treedt: 'we moeten ons aanpassen aan de gewoonten van mensen'. Uiteraard zou het bedrijf graag in contact treden met consumenten. Dat kost alleen zoveel communicatiegeld - tegen de bierkaai in - dat men kiest voor 'luisteren'.
De problematiek die Dirk hier schetst, is een sociaal-psychologisch drama in een notendop: we luisteren naar mensen die - ik verwijs naar Liesbeth in #1 - een houding op gang brengen en kunnen niet anders dan die volgen.
Ook hier worden additieven en E-nummers op één hoop gegooid... Een stof heeft ook hetzelfde E-nummer al het van nature in het product voorkomt, alleen moet het op het etiket vermeld worden wanneer het als additief gebruikt wordt. Lijkt klein verschil, maar maakt toch heel veel uit.
Een ander leuk communicatieprobleem is het begrip : zonder geur- en smaakstoffen.
De EU heeft 17 categoriën additieven in de wetgeving staan, maar géén categorie smaakstof. daarmee is een smaakstof dus een stof die een smaak verzorgd, dus een zoete, zoute, bittere of zure stof (+glutamaat, wat dan wel weer een E-nummer heeft als smaakversterker). Zonder smaakstoffen is dus zonder suiker(s), zout etc. Maar dat wordt meestal niet bedoeld.
En zonder geur- en kleurstoffen is ook altijd leuk. Dat is dus een kleur- en reukloos product. Lijkt me niet verkoopbaar... Het woordje 'toegevoegd' zou al helpen, maar staat er vaak niet bij...
O ja, aroma's (de geurstoffen dus) hebben ook géén E-nummer, wat veel mensen wel denken...
De gedachte omtrent omgaan met toevoegingen, additieven in levensmiddelen is eigenlijk simpel:
"Erin als het moet en eruit als het kan".
Er is geen enkel bedrijf dat risico's t.a.v. productveiligheid zal accepteren om toch maar minder conserveermiddelen te gebruiken. Ook in de literatuur is voor zover mij bekend geen voedselinfectie beschreven omdat om commerciële redenen conserveermiddelen uit producten werden gehaald. Als het moet, gaan die conserveermiddelen gewoon in het product onder vermelding op het etiket.
In biologische vleeswaren is nitriet (E 250) toegestaan in de EU wetgeving voor biologische vleeswaren. Dit om risico op uitgroei van C. botulinum, en dus botulisme, te voorkomen. De EU beperkt het gebruik van E-250 in biologische producten wel, maar we kunnen constateren dat vleeswaren simpelweg niet zonder nitriet kunnen. Wie bepaalde vleeswaren zonder nitriet op de markt durft te brengen, neemt grote risico's die gelukkig niemand voor z'n rekening durft te nemen.
En verder kun je natuurlijk om commerciële redenen wel of niet met additieven met E-nummers werken. Die keuze is aan de consument en commercie. Er zijn in het leven van levensmiddelentechnologen wel ernstiger tragedies te bedenken.