Dat zei Ruud Huirne begin 2010 in het zevende interview in de serie ‘Waait of stormt het in boerenland?’ die we hier deze zomer terughalen om te zien of er sindsdien iets veranderd is.

Huirne is inmiddels directeur Food & Agri bij Rabobank. Toen ik hem interviewde was hij directeur van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) en hoogleraar aan de WUR.
We spraken alsof we aan de keukentafel zaten. Ruud gaf zijn persoonlijke mening, die niet noodzakelijk de officiële LEI-mening van professor Huirne was.

Waait of stormt het in boerenland?
Het stormt. Ik weet dat drie supermarktkenners in deze serie hiervoor hebben gezegd dat het even hard waait als altijd, alleen zou de wind gedraaid zijn. Ik denk dat niet want structureel is er niks veranderd. De storm is economisch. De wal van de economie keert de kredietwaardigheid van de wil om maar door te gaan met boeren zonder een vorm van integraal marketing denken. Een groot deel van de sector werkt structureel onder zijn kostprijs, cq. weet geen redelijke meerwaarde te creëren. Eigen vermogens raken aangetast, al kan menige boer nog best een tijdje roofbouw op zijn kredietwaardigheid plegen. Maar de bank wordt een keertje rationeel. Dat moment nadert en bepaalt de echte storm.

Hoe kan een sector die onze eerste levensbehoefte maakt er zo voor zijn komen te staan?
De boer is klem geraakt tussen het begin en het einde van de keten. Helemaal vooraan staat een handjevol bedrijven die de genetica van het plantaardige en dierlijke materiaal in handen hebben. Helemaal achteraan staat een al even beperkt aantal retailers, de belangrijkste eindverkopers van het boerenproduct. Daartussen zitten, in ons land, zo’n 75.000 boeren en tuinders en enkele duizenden verwerkers en handelaren. Inmiddels ontstaan wel wat grotere bedrijven, maar die zijn nog steeds geen partij voor hun heel veel grotere eindafnemers en toeleveranciers. De dimensies en bedrijfseconomische modellen zijn uit elkaar gegroeid. Kleine bedrijven – waartoe zelfs Nederlandse megaboerderijen in relatie tot de rest van de ontwikkelde wereld al snel behoren - kunnen nauwelijks leven van alleen omzetsnelheden zoals de hele grote dat kunnen. Ze moeten het verdienen per eenheid product. En dat wil niet best vanwege het enorme beschikbare volume aan gelijk product. Boeren komen elkaar namelijk tegen in een markt van volkomen mededinging. Ze maken allemaal hetzelfde product. Als ze hun gezamenlijke aanbod niet goed weten te organiseren worden ze tegen elkaar uitgespeeld. Dan treedt het zogenaamde tredmolen-mechanisme in werking: de grootste bedrijven met de laagste kosten zetten de prijs en werken de rest er langzaam uit.

Boerenbedrijven hebben het al zolang moeilijk, dat de roep om overheidsingrijpen groeit. Er is zelfs een Europees onderzoek ingesteld naar vermeende oneerlijke praktijken van supers. Ben je voor ingrijpen door de Nederlandse of Europese overheid?
Beslist niet. Dat maakt luie ondernemers en het zou leiden tot een pervers economisch systeem. Het zou betekenen dat de overheid de bedrijven die achter zijn gebleven en het slechts presteren beloont voor hun luiheid. De betere bedrijven zouden gestraft worden omdat ze een concurrentievoordeel hebben weten op te bouwen. Dat is niet uit te leggen en onverstandig omdat het waarde vernietigt. Prijzen moeten worden gemaakt door de markt. De onbalans in marktmacht kan alleen maar worden opgelost door heldere strategische keuzen. Denk aan Porter’s generieke basisstrategieën: ga je voor de laagste kosten, voor productdifferentiatie, voor niches of bredere markten? Het is evident dat vele boerenbedrijven met relatief hoge kosten in onze regionen moeten differentiëren of nog veel megagroter moeten worden dan het megagroot waar Nederland nu al een probleem mee heeft. De sector als geheel blijkt helaas niet tot keuzen in staat, laat staan om daarover met het publiek te communiceren. Daar zit het probleem. Ik kan me behoorlijk goed vinden in de analyses van je drie voorgaande gesprekpartners.
Ik vind overigens wel dat de overheid voor heldere en consistente regelgeving moet zorgen. Daar ligt nog wel een opgave.

Is de Nederlandse boer strategisch incompetent?
Wij hebben in Nederland topondernemers op agrarisch gebied, maar voor het collectief is het antwoord helaas ja. Het overgrote deel van de land- en tuinbouw zowel nationaal als internationaal is echter gevangen in een laagste kostprijsstrijd die via een centrifugaal proces in een steeds diepere kolk verdwijnt. Gelukkig zijn er uitzonderingen. Dat is de kleine groep van echte topondernemers met hoge productiviteit die de snelheid van de tredmolen bepaalt, en kleinere niche-producenten die aan de tredmolen ontkomen omdat ze met hun beperkte productie in alternatieve kanalen of als luxe product prima wegkomen. Ze ontsnappen als het ware aan het dominante boerensysteem.

Maar dat gaat over minder dan 20% van onze land- en tuinbouw. Er moet dus meer gebeuren?
Jazeker. Of boeren nou groot of klein zijn, ze moeten professioneel zijn en hun marketingstrategie echt helemaal rond hebben en kunnen invullen. Doe je dat niet dan red je het niet. Het is dus essentieel dat je een concurrentieanalyse maakt en weet wat er op de internationale markten qua vraag en vooral aanbod afspeelt. Lage prijzen zijn doorgaans het gevolg van een te groot aanbod. Ik kan af en toe mijn ogen en oren niet geloven. Na de redelijke uienprijzen van vorig jaar bleek onlangs dat de productie weer met 6% is gestegen. De prijzen gaan volledig onderuit, en dat weten we nu dus alweer. Hoe kan dat gebeuren? Het kan alleen maar betekenen dat mensen de markt niet kennen en hun productie niet kunnen organiseren. Natuurlijk kan niet alle onzekerheid worden weggenomen, ook niet door een goede marketingstrategie. Daarom is het van belang dat bedrijven een goed risicomanagementplan hebben waarin ze risico's kennen en die kunnen opvangen.

Wat moet er gebeuren om het wel te organiseren?
Dat lukt al jaren niet en zal misschien pas lukken als de wal het schip heel hardhandig keert. Dat zou jammer zijn, want we hebben veel te verliezen. Het betekent immers dat er veel goed geld achter kwaad aan zal worden gegooid.
Er heerst veel te veel verdeeldheid, zowel binnen als tussen sectoren en dan ook nog eens tussen regio’s. Er is gebrek aan onderling vertrouwen. Er is geen algemeen gedragen leider. Boeren moeten met hun afzetcoöperaties dringend naar de markt gaan kijken, maar kijken alleen maar naar binnen. Ze hebben het over oneerlijke prijzen, maar zijn niet in staat hun fundamentele strategische keuzen te maken. Nog maar een keer dus: ga je voor de laagste kosten, voor productdifferentiatie, voor niches of bredere markten? Die vragen zullen beantwoord moeten worden voor de portfolio van de BV de Nederlandse Boer &Tuinder.

Dat is een somber beeld. Worden er wel eens scenario’s gemaakt waar dit beeld toe gaat leiden? Ik kan me voorstellen dat je zoiets doet op basis van een tijdslijn: hoeveel erger wordt het naarmate meer tijd verloopt zonder heldere besluitvorming en gecoördineerde actie?
Nee, dat gebeurt niet. Het wordt ons als LEI niet gevraagd. Dat is waarschijnlijk mede een gevolg van die verdeeldheid.

Mag ik concluderen dat er ook niet naar scenario’s wordt gekeken hoe de voedselvoorziening en kostprijzen in de wereld, het nieuwe eigenaarschap van areaal in de 2e en 3e wereld van invloed zijn voor de positie van Nederland?
Dergelijke scenario's worden nu langzamerhand opgepakt. Daaruit blijkt trouwens dat er volop kansen zijn voor de Nederlandse land- en tuinbouw. Maar die kansen moeten we nu wel gaan pakken.

Maar je kunt het bijna uittekenen. Wat gaat er gebeuren?
Als de ernst van de situatie onvoldoende gedeeld wordt en het geheel van boeren, bestuurders en hun afzetcoöperaties de status quo niet fundamenteel aanpakken, zal de markt zijn brute werk doen. Individuele boeren zullen er nauwelijks invloed op kunnen uitoefenen, dus ligt de bal, wat mij betreft, bij de afzet. Op korte en middellange termijn is er sprake van overaanbod. De markt, dat wil zeggen de tredmolen, zal zijn werk doen en boeren mee de kolk inzuigen. Dat zorgt voor een uitholling van eigen vermogens van boerenbedrijven die het nog een tijdlang zullen volhouden omdat ze beleenbaar zijn. Wat niemand kan voorspellen is wanneer ze er zelf mee ophouden en wanneer de bank zich echt op zijn achterhoofd begint te krabben bij oplopende hypothecair gedekte schulden die niet in verhouding staan tot de winsten die ermee worden gegenereerd.
De vraag is dus: worden die verkochte bedrijven voortgezet, blijven ze in Nederland, naar welke landen gaan ze en hoeveel productie blijft er in Nederland? Het zijn vragen waar we veel beter over na zouden moeten denken.

Zijn er kansen voor boeren en tuinders in Nederlanders?
Een volmondig ja. De toekomst is aan vers en versverwerkt. Nederland heeft een cruciale functie in het verzorgen van de bewoners van onze delta aan de zee, waartoe ook delen van Noord-Frankrijk, België, Engeland en Duitsland horen. Daar gaat 80% van onze productie heen. Als we die weten te organiseren zijn er uitstekende kansen en waarschijnlijk zelfs groeimogelijkheden. De bestaande grote voedingsmiddelenconcerns kunnen moeilijk omschakelen naar vers. Ze zijn ingericht op houdbaar. Nederlandse boeren en tuinders met goed functionerende en consumentgerichte coöperatieve verwerkers zouden heel goed gebruik kunnen maken van dat gat in de markt. Iemand moet en zal het invullen. Als ik primaire ondernemer was zou ik ijveren voor het creëren van die professionaliteit in het geheel van de boerenproductie-, verwerkings- en handelsstructuren. Ik zou me bovendien bezighouden met zaken die consumenten belangrijk vinden. Het gaat ze niet alleen om een lekkerder product, maar ook om een product dat traceerbaar is, dat een aanvaardbare ecologische voetafdruk heeft, dat geen water verknoeit en dat dierenwelzijn in acht neemt. Kortom, ik zou mijn eigen bedrijf en dat waar ik collectief in deelneem heel extern gericht inrichten.

Hoeveel boeren hebben de professionaliteit om dat te kunnen?
Ik denk dat van de huidige 75.000 boeren en tuinders zo’n 40% nog een slag moet maken in operationeel management. Er zit soms een volledig jaarinkomen verschil tussen 2 identieke bedrijven. Daar is dus nog een boel te verbeteren. Maar je moet een slag dieper kijken. Boeren moeten via hun verwerkende bedrijven, coöperaties en handelsorganisaties in staat zijn tot integraal marketingmanagement. Ik denk dat op termijn misschien wel 70% gaat afvallen als niet tijdig op de ontwikkelingen wordt ingespeeld. Daar zitten die 40% operationeel zwakkere boeren al bij in. Tekentafel wijsheid leert dan dat er dus een sanering moet plaatsvinden van rond de 50.000 bedrijven.

Waarom horen we daar de boerenkoepels niet over?
Wat dacht je?

Fotocredits: Pieternel van Velden
Dit artikel afdrukken