Marc Jansen ontvangt ons op zijn werkkamer in Leidschendam. In de hoek een heuse winkelwagen volgeladen met pakjes en blikjes waarmee de gemiddelde hedendaagse supermarkt vandaag de dag mee uitpuilt. Net als in de eerdere gesprekken vragen we wat hem opvalt aan het huidige debat over het voedselsysteem.

Polarisatie
Jansen: “Het debat voor de bühne wordt heel polariserend gevoerd, maar als je na afloop een biertje met elkaar drinkt dan komt de nuance meestal snel weer terug. Het polariserende van de afgelopen tijd zorgt er wel voor dat er ook oplossingen buiten beeld blijven. De common sense moet weer een beetje terug worden gebracht in het debat. Niet de platte belangenbehartiging of het willen scoren bij de achterban. Dat mis ik wel een beetje. Als je niet hard genoeg schreeuwt en niet negatief genoeg bent, dan kom je niet in beeld lijkt het weleens.” Volgens hem kan dit ook anders: “ Volgens mij is social media juist een medium om er wel genuanceerd over te discussiëren. Ik vind Foodlog een voorbeeld van hoe het ook kan. Er wordt soms ook maar wat geroepen, maar het wordt toch ook altijd wel weer teruggebracht naar genuanceerde discussies.”

We vragen hem waar de door hem geconstateerde polarisatie vandaan komt. Marc: “Daar spelen verschillende zaken in mee. Bestaansrecht claimen van je eigen organisatie, laten horen dat je er bent en een mening hebt, maar ook de beschikbaarheid en het gemak waarmee je tegenwoordig kan communiceren. Het gaat zo snel dat je wel mee moet doen om niet weggespoeld te worden in alle andere uitingen. Overigens doen wij daar bij tijd en wijlen ook aan mee hoor als CBL.” Als voorbeeld van hoe het niet moet noemt hij de discussie over de kortingsbrief van Albert Heijn die vorig jaar september losbarstte en onlangs weer dezelfde discussie naar aanleiding van berichtgeving over Jumbo. “Beide gevallen vond ik compleet uit de klauwen gelopen. Leuk en vermakelijk, maar het draagt niet bij aan waar je het met elkaar moet verdienen in de markt en hoe je op een goede manier met elkaar om kunt gaan.”

Hypocriete schrik
“Het feit dat er veel discussie over voedsel is vind ik alleen maar goed. Mensen vragen zich af of ze nog wel weten wat ze eten. Af en toe blijkt dat we niet eten wat er op het etiket staat. Dat is een doodzonde. En ook de discussie over dierenwelzijn, is begrijpelijk. Het is een reactie op het feit dat er jarenlang niet over is gediscussieerd. Men schiet daar weliswaar soms in door, maar het is goed dat er over gesproken wordt.”
We vragen of het feit dat er zo lang nauwelijks werd gesproken over zaken als dierenwelzijn debet is aan het systeem dat we nu hebben en waar we soms zo van schrikken? Marc Jansen: “Ja, maar dat is wel een hypocriet soort schrikken. Als je vlees eet gaat er een dier voor dood. Mijn opa was thuisslachter. Met de achterkant van een bijl werd een varken doodgeslagen. Zo goed als dood althans en daarna werd het dier gestoken. Ik denk dat de varkens nu beter aan hun eind komen.”

Weer persoonlijker
Jansen is het echter met ons eens dat de menselijke maat uit het huidige voedselsysteem er een beetje uit is geraakt. “Mensen hebben tegenwoordig niet echt een band meer met hun voedsel. Dat is ook inherent aan verstedelijking en bevolkingsgroei. Je moet vandaag de dag ook wel een efficiënte voedselproductie hebben. In Nederlandse supermarkten alleen al lopen iedere dag 4 miljoen consumenten door de winkel. We hebben het systeem efficiënt gemaakt en wie de discussie over duurzaamheid volgt constateert eigenlijk dat we een stukje inefficiëntie terug de keten in moeten brengen.”

“Als we honderd of tweehonderd jaar geleden de vraag hadden gesteld hoe de transitie naar een duurzaam voedselsysteem eruit zou moeten zien, hadden we gezegd dat we zouden moeten zorgen dat we meer voedsel krijgen en misschien wel meer gevarieerd. Nu we dat gerealiseerd hebben, moeten we de vraag opnieuw stellen en elke volgende generatie ook weer. Op dit moment focussen we heel erg sterk op minder inputs of ‘meer met minder’. Maar dat is alleen de technische kant van het verhaal. De sociale aspecten van ons voedsel zijn we een beetje uit het oog verloren. Die kloof moeten we dichten. Voedsel weer persoonlijker maken, verbinden met mensen, transparanter maken. Dat is onze taak, ook voor ons als retail.”

Rol informatietechnologie
Wij merken op dat er vaak juist wordt gesteld – onder andere door Carolyn Steel in De Hongerige Stad – dat voedsel juist onpersoonlijker is geworden met de opkomst van de retail. Marc Jansen: “De retail heeft er aan bijgedragen dat voedsel vanzelfsprekend is. Dat moet ook zo blijven. We hoeven echt niet terug in hoeveelheid of variatie. Keuzevrijheid is een heilig goed. Maar we moeten met zijn allen zorgen dat de gemiddelde mens die heel ver afgedreven is van hoe voedsel geproduceerd wordt, weer meer betrokken raakt. Voedsel wordt echt n=1. Het gaat steeds dichter bij mensen komen. Dat heeft ook te maken met informatietechnologie en dat we steeds beter in staat zijn om die data samen te brengen.” Als voorbeeld noemt hij dat we steeds meer te weten komen over de relatie tussen voeding en gezondheid.

Interpretatieruimte
We komen te spreken over de relatie tussen het bedrijfsleven en de politiek. Een speelveld dat Jansen als directeur van het CBL als geen ander kent. “Ik vind wel eens dat politici en de partijen daar direct om heen zich wel eens een te hoog moreel gehalte aanmeten. Vaak is men wel dapper genoeg om onze maatschappelijke verantwoordelijkheid aan te spreken, maar niet om daar wetgeving van te maken. Op die manier blijft er veel interpretatieruimte bestaan en laten ze ons zitten met issues die zij zelf kennelijk ook niet op kunnen lossen omdat er nog teveel onenigheid over bestaat.

Hij noemt drie voorbeelden van dergelijke onduidelijkheid, waardoor de verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven komt te liggen. Als eerste voorbeeld noemt hij de discussie over de slechte arbeidsomstandigheden op champignonkwekerijen “Er wordt dan bijvoorbeeld tegen ons gezegd: alles wat wettelijk mag, betekent nog niet dat het wenselijk is. Maar moeten wij dan gaan bepalen welke arbeidsconstructies wenselijk zijn en welke niet?” Een ander voorbeeld dat hij noemt heeft betrekking op de discussie over voedselfraude en voedselveiligheid. “Er wordt dan gezegd dat er wel een lampje moet gaan branden als je bepaalde producten heel goedkoop aangeboden krijgt. Dat is makkelijk gezegd. Maar waar ligt dan die grens? Breng ons niet in die verlegenheid.” Het derde voorbeeld dat hij noemt is de labeling van producten uit bezette gebieden. “Dan blijkt dat volstrekt onduidelijk is wat de wettelijke status is van producten uit die gebieden. Mogen we die nou wel of niet importeren? Op die vraag krijgen wij dan geen duidelijke antwoorden. Daardoor laten ze ons zitten met maatschappelijke issues die ze kennelijk zelf niet op kunnen lossen.”

Overheid moet duidelijk zijn
We vragen Jansen wat consumenten, bedrijfsleven en overheid zouden moeten doen om onze wereld duurzamer te maken. “Transparantie vergroten (bedrijfsleven). Hang bij wijze van spreken webcams op in stallen en slachterijen. In het begin zullen mensen het eng vinden, maar dat is niet blijvend. Laat ook zien wat er veranderd is. We kunnen wel in eigen kringetje vertellen hoe goed we het doen, maar we moeten meer naar buiten. Dat doet de retail al meer, maar dat kan nog beter. Ik denk dat de consument zich meer zou kunnen verdiepen in de voedselketen en zijn eigen voedsel. We moeten mensen niet stigmatiseren die bepaalde keuzes maken, maar ze verleiden om eens iets anders te proberen. De overheid moet veel meer nog aan het bedrijfsleven zelf overlaten. En niet bij elk incident weer nieuwe toezichthouders in het leven roepen. Soms moet je de boeven hard aanpakken, maar ik denk dat de overheid kleiner kan, dat zij zich met minder details bemoeien en beter met elkaar afstemmen. Als je het vertrouwen hebt dat je niet alles met wetten hoeft dicht te timmeren. Als we echt een Europese binnenmarkt hadden, dan hadden we die discussie niet gehad (bijvoorbeeld rond Poolse arbeiders). De overheid moet vooral duidelijkheid bieden en niet het bedrijfsleven opzadelen met morele kwesties die zij zelf in het leven roepen en waarvan zij vervolgens niet in staat zijn deze op te lossen. Wij moeten niet gedwongen worden om ‘overheidje’ te gaan spelen door leveranciers wetten voor te schrijven die wij vervolgens moeten gaan handhaven.”

Het eerste interview in deze serie, met Aalt Dijkhuizen, verscheen op 2 maart 2013. Het tweede, met Jan-Douwe van der Ploeg, verscheen op 19 maart 2013. Het derde, met Hans Blonk, op 29 maart 2013. Het vierde, met Simone Hertzberger verscheen op 16 april. Het vijfde, met EZ-ambtenaren Kees Lever en Ika van de Pas, verscheen op 8 mei.

Fotocredits: De ideale staat, uitsnede, woordenaar
Dit artikel afdrukken