Dat bleek gistermiddag tijdens een bijeenkomst van de Nederlandse Academie voor Voedingswetenschappen (NAV) in Utrecht.
De Nederlandse Academie voor Voedingswetenschappen organiseerde een gesprek tussen klinisch chemicus professor Frits Muskiet (RUG, die de paleohypothese - koolhydraatarm, linolzuurarm, plantrijk, geen angst voor verzadigd vet en rijk aan omega-3 vetzuren - als uitgangspunt voor voeding verdedigt), Peter Zock (lead scientist Unilever, producent van producten met een hoog linolzuurgehalte) en Henk van den Berg (voedingswetenschapper). Muskiet wijst voeding die rijk is aan linolzuur af. Het zorgt in zijn optiek voor een tekort aan omega-3 vetten. Zock en Van den Berg zien heil in voeding die door middel van linolzuur - een alternatief vet - een te hoge inname van koolhydraten laat voorkomen. In hun strategie bleek Muskiet zich te kunnen vinden, maar niet in de tactiek. Hij zou linolzuurvetten liever reduceren ten gunste van cis-mono-onverzadigde vetten (lees: oliezuur). Beide partijen gaven aan onvoldoende hard bewijs voor hun keuzen te hebben, maar eensgezind overtuigd te zijn van het feit dat vervanging van vetten door overdadige en vooral zgn. 'snelle' koolhydraten een onverstandige strategie is.
Beide partijen gaven tijdens en na afloop van het forumgesprek voor de zaal die gevuld was met NAV-leden aan elkaar zeer te waarderen in het erkennen van hun onzekerheden. In lijn met op Foodlog gevoerde gesprekken werd duidelijk dat voedingsleer geen harde wetenschap is. Muskiet maakte duidelijk dat goede hypothesevorming en de definitie van sterke praktijkexperimenten om die te falsifiëren danwel verifiëren cruciaal is voor een gezonde voedingsleer. Zock en hij - schijnbaar gezworen vijanden - bleken elkaar op dat punt volkomen te kunnen vinden. De NAV-leden en tevens WUR-hoogleraren voedingsleer Frans Kok en Marianne Geleijnse betoogden dat het gewenste onderzoek nagenoeg onmogelijk is. Omdat voeding en het menselijk lichaam een vat vol communicerende vaten zijn waarvan we te weinig kunnen ontdekken als het onderzoek zich richt op losse 'stofjes' (zoals linolzuur in voeding en bijv. werkzame stoffen als statines in medicijnen), bepleitte Muskiet een vorm van onderzoek op het niveau van voedingsmiddelen. Om de effecten daarvan te kunnen onderzoeken, zouden de te onderzoeken proefpersonen volgens Kok en Geleijnse geneesmiddelen die zij nodig hebben, moeten worden ontzegd. Ethisch is dat onhaalbaar. 'Dat klopt', zei Muskiet, 'maar wat wilt u dan?' Eensgezind benadrukten Muskiet en Zock dat niettemin gezocht moet worden naar wegen om het gewenste niveau van waarheidsvinding beter te dienen én effectievere praktijkadviezen tot ontwikkeling te kunnen brengen vanuit de gedachte 'laat voeding uw medicijn zijn.'
Ik deed een indruk op: dit krijgt een staart.
Fotocredits: vlnr. gespreksleider professor Gert-Jan Schaafsma, Frits Muskiet, Peter Zock en Henk van den Berg, Foodlog Media
Dit artikel afdrukken
Beide partijen gaven tijdens en na afloop van het forumgesprek voor de zaal die gevuld was met NAV-leden aan elkaar zeer te waarderen in het erkennen van hun onzekerheden. In lijn met op Foodlog gevoerde gesprekken werd duidelijk dat voedingsleer geen harde wetenschap is. Muskiet maakte duidelijk dat goede hypothesevorming en de definitie van sterke praktijkexperimenten om die te falsifiëren danwel verifiëren cruciaal is voor een gezonde voedingsleer. Zock en hij - schijnbaar gezworen vijanden - bleken elkaar op dat punt volkomen te kunnen vinden. De NAV-leden en tevens WUR-hoogleraren voedingsleer Frans Kok en Marianne Geleijnse betoogden dat het gewenste onderzoek nagenoeg onmogelijk is. Omdat voeding en het menselijk lichaam een vat vol communicerende vaten zijn waarvan we te weinig kunnen ontdekken als het onderzoek zich richt op losse 'stofjes' (zoals linolzuur in voeding en bijv. werkzame stoffen als statines in medicijnen), bepleitte Muskiet een vorm van onderzoek op het niveau van voedingsmiddelen. Om de effecten daarvan te kunnen onderzoeken, zouden de te onderzoeken proefpersonen volgens Kok en Geleijnse geneesmiddelen die zij nodig hebben, moeten worden ontzegd. Ethisch is dat onhaalbaar. 'Dat klopt', zei Muskiet, 'maar wat wilt u dan?' Eensgezind benadrukten Muskiet en Zock dat niettemin gezocht moet worden naar wegen om het gewenste niveau van waarheidsvinding beter te dienen én effectievere praktijkadviezen tot ontwikkeling te kunnen brengen vanuit de gedachte 'laat voeding uw medicijn zijn.'
Ik deed een indruk op: dit krijgt een staart.
Fotocredits: vlnr. gespreksleider professor Gert-Jan Schaafsma, Frits Muskiet, Peter Zock en Henk van den Berg, Foodlog Media
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Als ik mag aftrappen Dick: interressant dat we keuzes maken en gemaakt hebben die we naderhand achterhaald zijn door nieuwe wetenschappelijke inzichten. Zoals het punt van vetvervanging. Jarenlang een algemeen geaccepteerde richtlijn, naar nu blijkt kan de remedie (koolhydraten meestal) erger zijn dan de vermeende kwaal. Idem de discussie binnen de vetten, linolzuur of oliezuur? In ieder gecal is de conclusie dat we nog te weinig zekerheid hebben. Dikke kans dat we een onzekere keuze later moeten herroepen. Moeten we dan uberhaupt wel keuzes maken in het kader van herformulering?
Ik voorzie hier een sterk filosofische en methodologische discussie. Wat Jack terecht aangeeft: moeten we wel sterk richtinggevende keuzes maken als we het niet eens zijn of de methode waarop het onderzoek dat die keuzes moet valideren wel valide is?
Ik probeer het maar eens. Lees de zinsnede:
"Om de effecten daarvan te kunnen onderzoeken, zouden de te onderzoeken proefpersonen volgens Kok en Geleijnse geneesmiddelen die zij nodig hebben, moeten worden ontzegd."
Het blijft bijzonder dat we zo hardnekkig blijven vasthouden aan de laatste woorden in het stuk: laat voeding uw medicijn zijn.
Bedoelde Hippocrates dit ook werkelijk? We kunnen alleen gissen, het is onze interpretatie vanuit onze wereld waar wel medicijnen bestaan. Feit is dat de grootste effecten van voeding worden bereikt door de preventieve effecten. En wat doen de meeste voedingswetenschappers? Zij onderzoeken het vooral in het curatieve domein. Opmerkelijk.
Scheurbuik is het mooiste voorbeeld. De vaatontstekingen en vermoeidheid bij scheurbuik herstellen binnen 2 weken als we vitamine C geven. Echter de uitgevallen tanden komen niet terug, ook niet na 100 jaar kilo's vitamine C. Vitamine A en blindheid bij kinderen, foliumzuurtekort en open rug, zelfde verhaal. Was er geen tekort geweest, dan ook geen probleem.
Dus waarom onderzoeken we voeding niet in het domein waar het effect het grootste is, het preventieve domein? En medicijnen inderdaad in het curatieve domein.
Het lijkt erop dat voedingswetenschappers te graag een concurrentie met medicijnen voeren in het curatieve domein en daar hun pijlen op richten. Terwijl zij eigenlijk hun onderzoek vooral in het preventieve domein moeten uitvoeren. Niet makkelijk, maar dat lijkt mij een uitdaging en geen reden om het niet te proberen. En ja een promotie onderzoek zal wel even wat langer duren. Het onderzoek is niet binnen enkele maanden te "cashen".
In de tijd van Hippocrates bestonden er geen medicijnen zoals wij die kennen, dus misschien moeten we de uitspraak vanuit dat oude wereldperspectief proberen te plaatsen. En misschien bedoelde Hippocrates wel dat voeding het medicijn was om gezond te blijven. En was de opmerking preventief en helemaal niet curatief bedoeld.
Richard, valt het beleid op Obesitas in het curatieve of preventieve domein?
Richard, dat halve Hippocrates-citaat is gisteren niet uitgesproken (bij Hippocrates kwam erachteraan 'en laat medicijnen uw voeding zijn'; ik moet overigens bekennen dat ik de oorspronkelijke Griekse tekst er niet zo snel bij kan vinden: heeft iemand die bij de hand?). Het is dus geheel voor mijn rekening.
Ik gebruikte het in de volkse opvatting van die woorden om iets duidelijk te maken: je moet niet repareren achteraf met medicijnen, maar door goed onderhoud van de hele machine in zijn context de boel niet laten ontsporen en te repareren op een manier die ons verder wegbrengt van het soort balans dat het van nature past. Dat is immers één van de belangrijkste punten van Muskiets benadering. Omdat alles met alles samenhangt, kan suppletie of medicatie werken in situatie die lijkt op dweilen met de kraan open zonder dat we dat doorhebben.
Dat bovendien voeding niet het enige aspect is, moge ook duidelijk zijn. Ook Muskiet wees daar gisteren op: we leven in een maatschappij die ons minder laat slapen, opzadelt met sociale stress en werkdruk, laat roken, niet bewegen, etc etc. Alles hangt met alles samen.
Muskiet bepleitte onderzoeksdesigns op het niveau van eten (en niet de stofjes daarbinnen). Daar horen inderdaad methodologische discussies bij (idd, Mark weet dat, één van mijn hobbies op theoretisch niveau; onder de borrel hadden we daar een boeiend nagesprek over).
Jack: dus idd, weg met het stofjes-onderzoek en laat het menu- en lifestyle onderzoek maar komen. Vervolgens luidt de vraag hoe we de evidence daarvan moeten wegen in het licht van op theoretisch-speculatief niveau steekhoudende hypotheses die vervolgens in een zo sterk mogelijk reductionistisch design moeten worden uitgevoerd in lab- en veldwerk.
Voor zulke onderzoeken wordt nauwelijks geld vrijgemaakt. Dat is een van Muskiets grootste grieven. In de Ad Valvas van 6 maart (even doorbladeren naar p.9) zie je overigens Jaap Seidell nagenoeg hetzelfde zeggen. Nutrition, zeggen dus zowel de klinisch chemicus Frits als de public health man Jaap, is teveel een 'stofjes-wetenschap'. Het vak denkt te weinig vanuit het geheel en houdt vast aan de scheikundige zekerheid van stofjes bij een oneindige set voortdurend wijkende horizonten.