Toen onze mensachtige voorouders zo'n 2 miljoen jaar geleden overschakelden op een levensstijl als jager-verzamelaar, had dat twee consequenties. Ze gingen veel meer bewegen. Daardoor paste hun lichaam zich aan. Ze gingen rechtop lopen en ontwikkelden het uithoudingsvermogen om lange afstanden af te leggen. Ook gingen ze ander voedsel eten. De jacht bracht hen meer dierlijke eiwitten. Omstreeks die tijd nam ook het mensachtige brein in omvang toe. Tot op heden werd die groei vooral in verband gebracht met twee elkaar positief beinvloedende factoren. Het eiwitrijkere menu maakte ons slimmer en omdat we steeds slimmer werden, konden we door samenwerking en beter inzicht in de natuur steeds beter aan eten komen. Die twee ontwikkelingen zorgden voor een zichzelf versterkend proces.

David A. Raichlen en John D. Polk toetsten de hypothese dat er ook een direct verband is tussen de toename aan activiteit en uithoudingsvermogen en de groei van het brein en concludeerden in een recent artikel dat dat zo is. Dat is minder vergezocht dan het lijkt. Diverse recente onderzoeken naar de relatie tussen lichamelijke activiteit en de neurobiologie brachten al eerder aan het licht dat beweging nieuwe neuronen genereert en beschermt, het volume van breinstructuren doet toenemen en een positieve invloed heeft op de cognitieve vermogens van mensen en andere zoogdieren.
Raichlen en Polk hebben onderzocht of dergelijke verbanden ook in de loop van de evolutie gelegd kunnen worden en of selectie op uithoudingsvermogen wellicht impact gehad heeft op de evolutie van de grootte van het menselijk brein.

Het menselijk brein is ongeveer drie keer groter dan op grond van onze lichaamsgrootte te verwachten is. De groei van het menselijk brein in zowel absolute mate als in verhouding tot het lichaam vond al tijdens de vroege ontwikkeling van de mens plaats, en vooral tijdens de evolutie van de Homo Erectus. Dat was onze voorouder die rechtop ging lopen en die om te kunnen jagen/verzamelen veel meer en verder moest kunnen lopen (en rennen). Raichlin en Polk namen daarom een uiteenlopende reeks onderzoeken onder de loep, onder andere naar de relatie tussen hersenontwikkeling en beweging binnen en tussen verschillende zoogdierensoorten, uithoudingsvermogen als selectiecriterium en neurobiologische processen. Ze keken naar mensen, mensapen en mensachtigen, en andere zoogdieren. Ze bouwden modellen en simuleerden de evolutie met selectiecriteria op basis van uithoudingsvermogen.

Al met al komen ze tot de conclusie dat de veel grotere lichamelijke activiteit en uithoudingsvermogen van de vroegste jagers-verzamelaars ook een, tot nu toe over het hoofd geziene maar niet te verwaarlozen, neurobiologische, factor was in de unieke ontwikkeling die het menselijk brein doorgemaakt heeft.

De evolutie van grote en complexe wezens zoals wij telt in miljoenen jaren. Dat brein houden we dus nog wel even. Maar bewegen lijkt geen gek idee: het hoort bij ons.

Fotocredits: stefanedberg
Dit artikel afdrukken