De agrarische sector in Gelderse Vallei wordt verantwoordelijk gehouden voor de deplorabele toestand van de habitattypen in het naast de Vallei gelegen grootste Nederlandse Natura2000-gebied, de Veluwe. De grote ammoniakemissie van de intensieve veehouderij zou er de oorzaak van zijn. Zozeer dat de veesector er grotendeels moet verdwijnen. Het politieke wapengekletter is dan ook niet van de lucht. Wat zeggen de officiële data van de overheid over de staat van instandhouding van de natuur op de Veluwe en in Gelderland?
In Logica breekt ongemerkt haar klomp over stikstof ben ik uitgebreid ingegaan op de staat van instandhouding (SVI) van de habitattypen in het Binnenveld (midden in de Vallei) en de Veluwe. Afgezien van de matig-slechte staat van 11.200 hectare van het habitattype H4030 (Droge Heide) bleek de SVI van de overige typen “goed” of “uitstekend” volgens de data die het ministerie van LNV naar Brussel heeft gestuurd. Dat is voor het laatst gebeurd in 2018.
De provincie Gelderland moet zijn stikstofemissies met 60% reduceren. Ook die eis blijkt fors omlaag te kunnen.
In het onderstaande kader zijn drie tabellen opgenomen met de meest stikstofgevoelige habitattypen. Ze zijn ingedeeld in drie groepen van Kritische Depositiewaarden (KDWs); van 426 - 714 mol/ha.jr, 786 – 1286 mol/.jr en 1429 mol/ha.jr. De datum onder de gebiedsnaam geeft aan wanneer de laatste update aan de EU is gedaan van het standaard dataformulier (SDF) door het ministerie van LNV. De letters A, B en C zijn de EU-codering voor de SVI. Een A betekent uitstekend, B staat voor goed en C voor matig-slecht. Onder de EU-code is het oppervlak van het type in het gebied aangegeven. Onderaan elke tabel is van de drie SVI categorieën het totaal aantal hectares en hun procentuele verdeling over het geheel.
Het totale oppervlak aan Gelderse habitattypen wordt vanzelfsprekend sterk gedomineerd door de Veluwe met als belangrijkste type H4030: Droge Heide (11.200 hectare).
Als je die H4030 type buiten beschouwing laat krijg je een indruk van de kwaliteitsverhoudingen van de overige 23 habitattypen in Gelderland. Er blijft dan 92 hectare over met een EU-code C: matig-slecht. Het gaat om maar 1% van het totale oppervlak.
Slechts 353 hectare moet beschermd worden
De Veluwe kent behalve Droge Heide nog een aantal habitattypen met oppervlakken van honderden tot duizenden hectares. Dat beperkt het zicht op de toestand in die (kleinere) gebieden met andere habitattypen. Als je de totale Veluwe buiten beschouwing laat (Gelderland minus de gehele Veluwe), blijkt in de provincie slechts 353 hectare aan te beschermen stikstofgevoelige habitattypen aanwezig.
Daarvan heeft 26% een SVI-score matig-slecht. Uit de Aanwijzingsbesluiten van de betrokken gebieden blijkt dat voor 63 hectare van deze habitattypen geen verbeterdoelstellingen zijn geformuleerd (zie de roze vakjes in de tabellen). Dat laat van het totaal van 92 hectare, 29 hectare over die in een matig tot slechte Staat van Instandhouding verkeren die verbetering zou behoeven. Ze zijn verdeeld over 9 verschillende locaties.
Besteed geld aan droogtebestrijding
De Veluwe is in 2004 geselecteerd als Natura2000 gebied vanwege onder meer de aanwezigheid van 11.200 hectare van het habitattype H4030: Droge heide. De toenmalige SVI was “goed” (EU-code B). Bij de updates door het ministerie van LNV in 2014 en 2018 is die kwalificatie afgewaardeerd tot EU-code C: matig – slecht.
Of de situatie in alle 11.145 overige, door mij niet geanalyseerde, hectares hetzelfde is als op de Roozendaalse Heide valt zonder nader onderzoek niet te concluderen. Wel is duidelijk dat het verlagen van de stikstofdepositie tot of onder de KDW van de gebieden niet kan worden gezien als garantie voor verbetering van de SVI. Omdat de officiële data tot 2018 een goede tot uitstekende SVI voor vrijwel alle habitattypen op de Veluwe laten zien, is het logisch om te twijfelen aan het effect van stikstofdepositie en van de noodzaak tot reductie daarvan.
Nederland is bereid om miljarden te investeren om de staat van inhouding van de Veluwe, ons veruit grootste natuurgebied, te redden. Een groot deel van de ruim €24 miljard die minister Van der Wal tot haar beschikking heeft om de stikstofdepositie in Nederland significant te reduceren, zal immers daar worden besteed. Politiek en belastingbetaler moeten niet verrast opkijken als over 10 of 20 jaar blijkt dat de natuur achteruit is gegaan omdat we dachten dat het verminderen van stikstofdepositie voldoende was, terwijl het droogtevraagstuk zeer waarschijnlijk de grootste uitdaging is. Beter zou het dan ook zijn om misschien wel het belangrijkste deel van de beschikbare middelen te besteden aan oplossingen die verdroging tegengaan.
Dit artikel afdrukken
Nieuwe officiële data ontbrekenNaar aanleiding van publicaties van de stikstofexperts Erisman en de Vries heb ik recent de staat van de natuur in Friesland in kaart gebracht op basis van diezelfde officiële data. De analyse brengt de meest stikstofgevoelige habitattypen in kaart die een voorgestelde emissiereductie van 62% moeten onderbouwen. Volgens de officiële natuurgegevens van de overheid verkeerde in 2018 slechts 2% van het aantal N2000-hectares in een matige tot slechte staat. Nieuwe officiële data ontbreken. Het ministerie van LNV liet mij weten niet te beschikken over jongere te publiceren data.
De provincie Gelderland moet zijn stikstofemissies met 60% reduceren. Ook die eis blijkt fors omlaag te kunnen.
In het onderstaande kader zijn drie tabellen opgenomen met de meest stikstofgevoelige habitattypen. Ze zijn ingedeeld in drie groepen van Kritische Depositiewaarden (KDWs); van 426 - 714 mol/ha.jr, 786 – 1286 mol/.jr en 1429 mol/ha.jr. De datum onder de gebiedsnaam geeft aan wanneer de laatste update aan de EU is gedaan van het standaard dataformulier (SDF) door het ministerie van LNV. De letters A, B en C zijn de EU-codering voor de SVI. Een A betekent uitstekend, B staat voor goed en C voor matig-slecht. Onder de EU-code is het oppervlak van het type in het gebied aangegeven. Onderaan elke tabel is van de drie SVI categorieën het totaal aantal hectares en hun procentuele verdeling over het geheel.
Het totale oppervlak aan Gelderse habitattypen wordt vanzelfsprekend sterk gedomineerd door de Veluwe met als belangrijkste type H4030: Droge Heide (11.200 hectare).
Als je die H4030 type buiten beschouwing laat krijg je een indruk van de kwaliteitsverhoudingen van de overige 23 habitattypen in Gelderland. Er blijft dan 92 hectare over met een EU-code C: matig-slecht. Het gaat om maar 1% van het totale oppervlak.
Slechts 353 hectare moet beschermd worden
De Veluwe kent behalve Droge Heide nog een aantal habitattypen met oppervlakken van honderden tot duizenden hectares. Dat beperkt het zicht op de toestand in die (kleinere) gebieden met andere habitattypen. Als je de totale Veluwe buiten beschouwing laat (Gelderland minus de gehele Veluwe), blijkt in de provincie slechts 353 hectare aan te beschermen stikstofgevoelige habitattypen aanwezig.
Daarvan heeft 26% een SVI-score matig-slecht. Uit de Aanwijzingsbesluiten van de betrokken gebieden blijkt dat voor 63 hectare van deze habitattypen geen verbeterdoelstellingen zijn geformuleerd (zie de roze vakjes in de tabellen). Dat laat van het totaal van 92 hectare, 29 hectare over die in een matig tot slechte Staat van Instandhouding verkeren die verbetering zou behoeven. Ze zijn verdeeld over 9 verschillende locaties.
Besteed geld aan droogtebestrijding
De Veluwe is in 2004 geselecteerd als Natura2000 gebied vanwege onder meer de aanwezigheid van 11.200 hectare van het habitattype H4030: Droge heide. De toenmalige SVI was “goed” (EU-code B). Bij de updates door het ministerie van LNV in 2014 en 2018 is die kwalificatie afgewaardeerd tot EU-code C: matig – slecht.
In het huidige natuurbeleid heeft de beschikbaarheid van water een onderbelichte rolIn Welk effect verwacht Den Haag van emissiebeperkende maatregelen voor droge heide heb ik een deel van de Veluwe, de Roozendaalse Heide vergeleken met de grote gebieden Droge heide op de Sallandse Heuvelrug en in Vecht en Beneden Regge. Beide gebieden bevinden zich in de provincie Overijssel. In deze gebieden is de atmosferische concentratie van ammoniak beduidend hoger (resp. 5,35 en 7,7 µg/m3) dan op de Roozendaalse Heide (3,6 µg/m3) en de berekende stikstofdepositie licht hoger (20 – 120 mol) dan de KDW voor het type (1071 mol/ha.jr). De depositie op de Roozendaalse Heide zit daar met 1064 mol net onder. Desondanks is op de Sallandse Heuvelrug en in Vecht en Beneden Regge de SVI “uitstekend” (EU-code A). Dat duidt erop dat de matig-slechte SVI van de Droge heide op de Veluwe naar alle waarschijnlijkheid te lijden heeft van meer dan alleen stikstofdepositie. Droogte is waarschijnlijk de belangrijkste drukfactor en heeft gevolgeffecten. In het huidige natuurbeleid heeft de beschikbaarheid van water een onderbelichte rol.
Of de situatie in alle 11.145 overige, door mij niet geanalyseerde, hectares hetzelfde is als op de Roozendaalse Heide valt zonder nader onderzoek niet te concluderen. Wel is duidelijk dat het verlagen van de stikstofdepositie tot of onder de KDW van de gebieden niet kan worden gezien als garantie voor verbetering van de SVI. Omdat de officiële data tot 2018 een goede tot uitstekende SVI voor vrijwel alle habitattypen op de Veluwe laten zien, is het logisch om te twijfelen aan het effect van stikstofdepositie en van de noodzaak tot reductie daarvan.
Nederland is bereid om miljarden te investeren om de staat van inhouding van de Veluwe, ons veruit grootste natuurgebied, te redden. Een groot deel van de ruim €24 miljard die minister Van der Wal tot haar beschikking heeft om de stikstofdepositie in Nederland significant te reduceren, zal immers daar worden besteed. Politiek en belastingbetaler moeten niet verrast opkijken als over 10 of 20 jaar blijkt dat de natuur achteruit is gegaan omdat we dachten dat het verminderen van stikstofdepositie voldoende was, terwijl het droogtevraagstuk zeer waarschijnlijk de grootste uitdaging is. Beter zou het dan ook zijn om misschien wel het belangrijkste deel van de beschikbare middelen te besteden aan oplossingen die verdroging tegengaan.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
LNV kan en zal gerust volhouden dat de SDF cijfers niet ter zake doen, via de Minister kan deze desinformatie gewoon plaatsvinden.
De afdeling toeslagen belastingdienst is er niks bij, gewoon eigen wetten, steekhoudende argumenten doen niet ter zake Nico.
Welke provincie je ook vraagt hoe of het met hun natuur gaat; dit moeten ze eerst aan LNV vragen wat ze in kunnen/moeten vullen.
Stikstof was, is en zal voorlopig het wondermiddel zijn omdat de miljarden rijkelijk blijven vloeien.
Bewaren en later zal een ieder zeggen; die Gerrits had het goed gezien.
Rene, mogelijk ben ikzelf min of meer verantwoordelijk voor de foute interpretatie die LNV aan het SDF geeft. Direct en indirect via mij werd LNV 15 jaar geleden geconfronteerd met hun SDF geknoei. Om te ontkennen dat ik gelijk had moesten ze wel met een rare draai komen en die is gewoon ingebleven anders zakt hun kaartenhuis in elkaar.
Ik zal proberen er een artikeltje van te maken, maar vooralsnog - en laat duidelijk zijn voor iedere lezer van deze provincie-stukken:
Het SDF is de enige dataset waarmee de Europese Commissie kan beoordelen of een Lidstaat aan de verplichtingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn heeft voldaan.
P.S. Groningen, Drenthe en Overijssel liggen klaar, maar ik doe ook verzoeknummers.
Invloed van ammoniak op Gelderse korstmossen: link.
Wat natuurlijk niets zegt over de SVI en andere mogelijke drukfactoren.
Goed verhaal, Nico!
In een eerder artikel van Gert Hemke en mijzelf wezen we ook al op de rol van droogte en grondwaterstanden en de relatie met de stikstofproblematiek.
De huidige 'oogkleppen-blik' van de overheid op stikstof (ammoniak, veehouderij) gaat ons niet redden, vrees ik, en de natuur ook niet...
#3, het is Kok van Herk, de maker van de korstmossenkaart (= wél een harde en echte feitenvaststelling), een doorn in het oog dat in de modelberekeningen waarmee stikstofdepositie wordt berekend de invloed van het verkeer niet is meegenomen.
Daarmee wil ik niet suggereren dat katalysatoren (we hadden er hier nog niet zo heel lang geleden een indringende discussie met hem over) de oorzaak zijn van de rode vlekken. Die conclusie mag je nl. niet trekken omdat we te weinig weten over de oorzakelijkheid.