Herinnert u zich de Joris Driepinter-affaire uit 2010 nog? Het stripfiguurtje, dat de zuivelindustrie in de vorige eeuw inzette om het drinken van melk te promoten, werd weer opgevoerd in de publiciteit rond een studie van de WUR. Een onderzoeksgroep van de WUR en de prestigieuze Harvard School of Public Health had gekeken naar de effecten van melkdrinken op hartgezondheid. Hoofdauteur was Sabita Soedamah-Muthu, sinds 2017 universitair hoofddocent in Tilburg.

De conclusie na het doorvlooien van vijfduizend artikelen, waarvan er zeventien relevant waren voor wat er gezocht werd: “Melkconsumptie is niet gerelateerd aan de totale sterfte, maar kan een omgekeerd verband hebben met het totale risico op CVD.” CVD’s zijn cardiovasculaire ziekten; lees ‘een omgekeerd verband’ als ‘gunstige invloed’. Een overenthousiaste redacteur van het WUR-huisblad schreef een artikel, dat werd overgenomen door de publiciteitsafdeling, en kreeg de kop: ‘Joris Driepinter had toch gelijk’. De rapen waren gaar.

Reclamebureau
Het drinken van melk zou dus goed voor het hart kunnen zijn. Dat was ongehoord. Melk, als complex voedingsmiddel, was hooguit neutraal, niet goed en niet slecht, voor wie de lactose en de melkeiwitten verdragen. Maar het verzadigde vet in volle zuivel was kwalijk, het verhoogde het LDL-C, en dat was juist slecht voor het hart en de vaten.

Inmiddels wordt daar heel anders over gedacht, maar destijds was de Driepinter-kop veel te boud. Wakker Dier deed een klacht bij de Reclamecodecommissie omdat de WUR zich wederrechtelijk zou gedragen als reclamebureau voor de zuivelindustrie, die via de WUR het onderzoek mede had bekostigd. Pijnlijker was dat co-auteur Walter Willett, de meest vooraanstaande epidemioloog in die tijd (de baas bij Harvard en ere-doctor van de WUR), zich uitdrukkelijk distantieerde van de suggestie dat melk gezond was voor het hart. Het aangetoonde ‘omgekeerd verband’ was zijns inziens veel te zwak om dat zo rond te toeteren.

Deze wind ging liggen, zoals zovele in de wereld van nutrition. Inmiddels zijn de meningen over verzadigd vet in zuivel herzien. Volle yoghurt is zelfs een soort levenselixer geworden.

Joris Driepinter verdween uit het zicht, maar maakt nu zijn rentrée met een (niet-genoemde) bijrol in een zeer opmerkelijk verhaal in het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic. Dat gaat over ijs, ice cream voor de duidelijkheid, en cardiovasculaire gezondheid. Want nu is ijs ineens weer gezond, gezonder nog dan melk. Ook dan yoghurt?

Want nu is ijs ineens weer gezond, gezonder nog dan melk. Ook dan yoghurt?
Lelijk kantje
De wetenschapshistoricus David Merritt Johns beschrijft in het artikel ‘Nutrition Science’s Most Preposterous Result’ hoe hij op het spoor kwam van een kwestie die een lelijk kantje van de wetenschap laat zien. ‘Doofpotaffaire’ is een groot woord, maar voor wie de wetenschap over voeding en gezondheid volgt, is het toch behoorlijk schokkend.

Johns werd gewezen op een onderzoek uit 2018 van de jonge onderzoeker Andres Ardisson Korat, die ging promoveren aan de Harvard School of Public Health. Hij deed onderzoek naar zuivel en chronische aandoeningen. Uit de gegevens die hij peurde uit een grote databank kwam onder meer dit tevoorschijn, in Johns woorden: “Bij diabetici werd het eten van een half bekertje ijs per dag in verband gebracht met een lager risico op hartproblemen.” Het citaat gaat door: “Onnodig te zeggen dat het idee, dat een dessert boordevol verzadigd vet en suiker goed voor je zou kunnen zijn, de wenkbrauwen deed fronsen bij de meest invloedrijke nationale universitaire faculteit voor voeding”.

Het moest een vergissing of een rekenfout zijn, zeiden de leden van Korats begeleidingscommissie. Onder hen Frank (B. Hu, collega Harvard-hoogleraar van Willett en ook co-auteur van het genoemde Driepinter-onderzoek van de WUR. De jonge onderzoeker kreeg de opdracht zijn data en berekeningen nog eens goed na te gaan. Maar wat hij ook rekende: het verband bleef ‘robuust’.

Zuiveltoetjes
Johns speurde verder en stuitte op eerder onderzoek dat ook een gunstig verband legde tussen zuiveltoetjes, zoals ijs, en hartgezondheid. Al in 2002 had een andere aan de Harvard-gelieerde onderzoeker, Mark Pereira, eenzelfde conclusie moeten trekken over zuivel. Hij plaatste destijds zijn bevindingen, dat zuivelconsumptie goed is voor de (hart)gezondheid, in de context van het snel veranderende eetpatroon van Amerikanen, waarin steeds meer snelle en drinkbare koolhydraten en minder ouderwetse producten zoals zuivel voorkwamen.

Johns’ “bek viel open” bij een staatje in Pereira’s onderzoek, waaruit toch echt duidelijk bleek dat het nuttigen van ‘dairy-based desserts’, wat in de Verenigde Staten vooral ijs is, een duidelijk preventief effect heeft op het ontstaan van insulineresistentie bij mensen met overgewicht. Wel 2,5 keer zo groot als melk zelf, las Johns uit de cijfers.

Een sluitende verklaring voor dit fenomeen heeft Pereira ook nu nog niet, schrijft Johns. De glycemische index van ijs, de mate waarin het de bloedsuikerspiegel verhoogt, is – gek genoeg voor een zoet toetje- heel laag, lager dan bruine rijst. Een andere theorie zegt dat het verzadigde vet van de melk nog verpakt zit in het membraan, en het vet daardoor niet actief is in de cholesterolaanmaak. Dat zou allemaal kunnen, maar zeker is het niet.

‘Doofpotaffaire’ is een groot woord, maar voor wie de wetenschap over voeding en gezondheid volgt, is het toch behoorlijk schokkend
Nagerekend
Het raadsel blijft intact, ook na meer studies die dezelfde uitkomst hadden en die ook weer nagerekend moesten worden. Het kon niet waar zijn, volgens de Harvard epidemiologen. Yoghurt liet een vergelijkbaar, maar nog iets kleiner effect zien, en dat was volgens Johns wel acceptabel voor Harvard, vanwege de bacteriën die voor de fermentatie van yoghurt zorgden. “Yogurt was played up while ice cream was played down,” schrijft hij.

Johns beschrijft uitvoerig hoe het ice cream-verhaal onder het tapijt werd geveegd omdat het niet paste in de opvattingen over zuivel die op Harvard heersten. Veel betrokkenen bij de onderzoeken zijn achteraf zo eerlijk om te vertellen dat ze er niet aan wilden, omdat het niet bij hun rigide opvattingen paste. Johns noemt hem niet, maar Walter Willett, die destijds de dienst uitmaakte in Harvard, is een verklaard tegenstander van zuivel. Van hem is de uitspraak dat je voor een gezond hart niet de melk van je koe moet drinken, maar moet gaan wandelen met je koe.

“We geloofden er niet in
Geitenpaadje
Redeneringen om te ontsnappen aan de ‘robuuste’ feiten/aanwijzingen (we spreken dan van een ‘geitenpaadje’ tegenwoordig) zijn soms best valide. Het ijseffect werd weggeredeneerd als ‘reverse causation’, omgekeerde oorzakelijkheid. Mensen uit het databestand die al verhoogde bloeddruk en/of cholesterol hadden stopten mogelijk (op doktersadvies) met het eten van ijs. Wie daar geen last van had, at vrolijk ijs door. Dus ‘zieke’ mensen aten geen ijs, ‘gezonde’ wel. Als er een oorzakelijk verband zou zijn, werd die nu omgekeerd. Waardoor het eten van ijs eigenlijk een irrelevante factor is geworden. Dit is een veelvoorkomend probleem met de interpretatie van epidemiologisch onderzoek.

Johns sprak voor zijn stuk ook met Soedamah-Muthu over haar meta-analyse. Hij kwam haar werk op het spoor door de link met Harvard. Zij geeft hem het duidelijkste antwoord op de vraag waarom het bewijs voor ijs zo zwak was en dat voor yoghurt zo sterk.

“Het bewijs in het voordeel van yoghurt was veel beter onderbouwd,” laat Johns haar zeggen. Ja, nogal wiedes. Niemand die het in zijn hoofd zou halen om, met de Harvard tegenwind, te betogen of laat staan te willen onderzoeken, hoe gezond ijs is. Belachelijk idee. Er was veel minder steun in de hoek voor ijs, zegt Johns, met een sportmetafoor. “We geloofden er niet in,” zegt Soedamah-Muthu, volgens Johns.

Gelukkig is er yoghurtijs.
Dit artikel afdrukken