imageVorige week donderdag werd het door het ministerie van EZ ondersteunde programma “Food & Nutrition Delta” op Nederland los gelaten.
Compleet met knallende ballonnen, schetterende koperblazers én een peptalk door staatssecretaris voor exportzaken Karien van Gennip.

Eergisteren kwam het onderwerp langs in de Staatscourant (tot 16 oktober kunnen subsidies worden aangevraagd, zie ook de doorclick naar de site) en gisteren speelde het een rol in de troonrede. Goed en economisch uiterst nuttig natuurlijk. Maar ik heb er toch een vraag bij: is de visie op de probleemstellingen van vandaag niet een-beetje-te-bij-tech-alleen? F&ND is een van de pijlers van het innovatiebeleid van Balkenende II. Met de benen op tafel en de mouwen omhoog, is bedacht wat er zo moeten gebeuren om Nederland competief te houden.
Zoals Kees de Gooijer, dagvoorzitter van de opening, duidelijk maakte stond ‘Food’ eerst niet eens op de innovatie-agenda, maar kwam het er naar aanleiding van de positief aangewende boosheid van een aantal mensen toch op. Maar goed ook, want Nederland is een van de grootste foodexporteurs ter wereld. Food maakt 10% van ons BNP uit en biedt werk aan 600.000 mensen in ons land. Geen onderwerp dus om te laten waaien.

Bijzonder in het programma is dat er vooral wordt gehamerd op versterken van de sector als geheel door het initiëren en stimuleren van samenwerkingen tussen grote bedrijven en MKB. De groei ligt immers buiten ons land.

Toch heb ik er een vraag bij. Tijdens de presentatie van het programma, de forumdiscussie en het nagesprek met ambtenaren van EZ (b)leek het hele programma gericht op technologie. Met andere woorden, met innovatie wordt strict technologische innovatie bedoeld en geen ‘andere’ innovatie.

Eén van de EZ-mensen raadde me aan dit onderwerp maar eens aan te zwengelen. Bij deze dus: wordt Nederland’s concurrentie-positie sterker door een focus op meer ‘tech’ in en rond food of is die versterking en waardetoevoeging ook te verwachten van heel andere innovaties?

Bij het laatste denk ik bijv. aan het stimuleren van de productie van kwaliteitsproducten in ons eigen land zodat de waardetoevoeging niet in het buitenland hoeft plaats te vinden (denk aan de beroemde hammen en andere varkensvlees-producten die we als dieren exporteren en vervolgens als dure streek-merkhammen terugimporteren). In primaire producten, cq. verwerkte kwaliteitsproducten hebben we geen naam meer in de wereld en zijn we verworden tot een bulkproducent met hoge volumes en lage marges. Een goede reputatie in kwalitatief hoogwaardige ‘real food’ lijkt me bovendien niet onbelangrijk voor een zo grote netto-exporteur. We ‘bulken’ immer letterlijk van de ‘processed’ spullen. Waarschijnlijk is een van de belangrijkste vragen van onze tijd zelfs hoe je ‘real food’ in meer volume kunt produceren en de consument bereid maakt daarvoor meer te betalen ;-)
Dit artikel afdrukken