Terwijl aan zuivel van runderen weinig negatieve en juist ook positieve eigenschappen worden toegedicht als het gaat om de gezondheid van ons gebit, is dat mogelijk niet het geval voor de plantaardige alternatieven. Ze missen vaak het unieke effect van de samenwerking van de verschillende bestanddelen die onze tanden beschermen.
Bij de samenstelling en positionering van plantaardige alternatieven zou daarom ook rekening gehouden moeten worden met de invloed op de mondgezondheid.
Dat schrijven zuivelonderzoekers Blerina Shkembi en Thom Huppertz in vakblad Nutrients. Ze bespreken in het artikel de impact van zuivelproducten en die van hun plantaardige alternatieven op de tandgezondheid.
'Cariogeen'
Mondgezondheid is een essentieel onderdeel van de algehele gezondheid, het welzijn en de kwaliteit van leven. Cariës, een van de belangrijkste tandziektes, komt veel voor en wordt beïnvloed door wat en hoe vaak we eten.
De invloed van rundermelk op tandgezondheid is al tientallen jaren een belangrijk onderzoeksgebied. Zuivelproducten gelden doorgaans als niet-cariogeen, net als mensenmelk.
Elke stof die bijdraagt aan de ontwikkeling van cariës noemen we 'cariogeen' (letterlijk: cariës veroorzakend); denk aan suiker. Niet-cariogeen verwijst naar stoffen die tandcariës niet bevorderen of verminderen. Calcium en fosfor in zuivel zouden bijdragen aan de bescherming, net als bepaalde eiwitten die een film vormen over het glazuur. De unieke samenstelling van koeienmelk, de combinatie van bestanddelen en hun interacties maken dat zuivel, ondanks de aanwezige melksuikers, weinig tot geen negatieve invloed heeft op de tandgezondheid. Zuivel heeft eerder een positieve invloed op de gezondheid van ons gebit.
Onder druk van de gedachte dat dierlijk voedsel zoveel mogelijk vermeden moet worden, verschuift de consumptie gedeeltelijk naar plantaardige alternatieven. Melkalternatieven, witte dranken op basis van allerlei planten, van haver en amandelen tot erwten, worden steeds populairder.
Naar de invloed van namaakzuivel op het gebit is nog bijna geen onderzoek gedaan. Meestal gaat het om relatief kleine studies en wat waarschuwingen over en weer van tandartsen in de correspondentiepagina’s van vakbladen. Wellicht bleven casussen ook onderbelicht doordat veganisten en vegetariërs gemiddeld genomen er een gezonde leefstijl met gevarieerde voedingskeuzes op na houden die op zichzelf al een positieve invloed op het gebit hebben. Voedingsdeskundige Martijn Katan stelde vast dat de havermelk van de verantwoorde supermarkt Ekoplaza nagenoeg net zoveel suiker bevat als Cola (8%). Dat hoge percentage is het gevolg van enzymen die haverzetmeel afbreken tot suiker die als ‘haver’ wordt gedeclareerd. "Maar daarmee is nog niet bewezen dat het dik maakt", zegt Katan. Dat gaat het pas doen als havermelk zoals Joris Driepinter met 3 glazen per dag wordt gedronken. Bij wie het alleen in de koffie gebruikt, zal het zo'n vaart niet lopen.
Shkembi en Huppertz vergeleken ook de samenstelling, componenten en productmatrixen van plantaardige dranken, yoghurts en kaasalternatieven die als zuivelalternatieven worden gepositioneerd. Verschillende beschermende mechanismen die in zuivelproducten aanwezig zijn, ontbreken in plantaardige analogen of ontbreken in de vorm waarin ze in echte zuivel beschikbaar zijn in hun plantaardige evenknie.
Ontwikkelaars moeten rekening houden met mondgezondheid
De koolhydraatbronnen in zuivelalternatieven zijn doorgaans meer cariogeen dan lactose, terwijl ook hun buffercapaciteit lager is. Buffercapaciteit is een maat die aangeeft in welke mate de zuurgraad fluctueert en daarmee welk risico voedsel heeft voor het tandglazuur. De koolhydraatbronnen per soort plantaardig product (op basis van soja, haver, amandel, etc.) verschillen en dus ook hun effecten. Daarnaast is de toegevoegde calcium vaak slechter oplosbaar en worden de aanwezige eiwitten niet van nature ingebed. Over het algemeen lijken de alternatieven niet beschermend en kunnen in plaats daarvan bijdragen aan de kans op het ontwikkelen van een slecht gebit.
Als het gaat om de gezondheid van het gebit, denken Shkembi en Huppertz dat plantaardige alternatieven de eigenschappen van melk en zuivelproducten niet gemakkelijk zullen nabootsen. Daarom is er werk aan de winkel, vinden ze. Ontwikkelaars van nieuwe plantaardige zuivelalternatieven moeten bij het samenstellen en positioneren van hun producten rekening houden met hun invloed op de mondgezondheid.
Dit artikel afdrukken
Dat schrijven zuivelonderzoekers Blerina Shkembi en Thom Huppertz in vakblad Nutrients. Ze bespreken in het artikel de impact van zuivelproducten en die van hun plantaardige alternatieven op de tandgezondheid.
'Cariogeen'
Mondgezondheid is een essentieel onderdeel van de algehele gezondheid, het welzijn en de kwaliteit van leven. Cariës, een van de belangrijkste tandziektes, komt veel voor en wordt beïnvloed door wat en hoe vaak we eten.
De invloed van rundermelk op tandgezondheid is al tientallen jaren een belangrijk onderzoeksgebied. Zuivelproducten gelden doorgaans als niet-cariogeen, net als mensenmelk.
Elke stof die bijdraagt aan de ontwikkeling van cariës noemen we 'cariogeen' (letterlijk: cariës veroorzakend); denk aan suiker. Niet-cariogeen verwijst naar stoffen die tandcariës niet bevorderen of verminderen. Calcium en fosfor in zuivel zouden bijdragen aan de bescherming, net als bepaalde eiwitten die een film vormen over het glazuur. De unieke samenstelling van koeienmelk, de combinatie van bestanddelen en hun interacties maken dat zuivel, ondanks de aanwezige melksuikers, weinig tot geen negatieve invloed heeft op de tandgezondheid. Zuivel heeft eerder een positieve invloed op de gezondheid van ons gebit.
Verschillende beschermende mechanismen die in zuivelproducten aanwezig zijn, ontbreken in plantaardige analogen of ontbreken in de vorm waarin ze in echte zuivel beschikbaar zijn in hun plantaardige evenknieQua inhoudsstoffen geen vervanger
Onder druk van de gedachte dat dierlijk voedsel zoveel mogelijk vermeden moet worden, verschuift de consumptie gedeeltelijk naar plantaardige alternatieven. Melkalternatieven, witte dranken op basis van allerlei planten, van haver en amandelen tot erwten, worden steeds populairder.
Naar de invloed van namaakzuivel op het gebit is nog bijna geen onderzoek gedaan. Meestal gaat het om relatief kleine studies en wat waarschuwingen over en weer van tandartsen in de correspondentiepagina’s van vakbladen. Wellicht bleven casussen ook onderbelicht doordat veganisten en vegetariërs gemiddeld genomen er een gezonde leefstijl met gevarieerde voedingskeuzes op na houden die op zichzelf al een positieve invloed op het gebit hebben. Voedingsdeskundige Martijn Katan stelde vast dat de havermelk van de verantwoorde supermarkt Ekoplaza nagenoeg net zoveel suiker bevat als Cola (8%). Dat hoge percentage is het gevolg van enzymen die haverzetmeel afbreken tot suiker die als ‘haver’ wordt gedeclareerd. "Maar daarmee is nog niet bewezen dat het dik maakt", zegt Katan. Dat gaat het pas doen als havermelk zoals Joris Driepinter met 3 glazen per dag wordt gedronken. Bij wie het alleen in de koffie gebruikt, zal het zo'n vaart niet lopen.
Shkembi en Huppertz vergeleken ook de samenstelling, componenten en productmatrixen van plantaardige dranken, yoghurts en kaasalternatieven die als zuivelalternatieven worden gepositioneerd. Verschillende beschermende mechanismen die in zuivelproducten aanwezig zijn, ontbreken in plantaardige analogen of ontbreken in de vorm waarin ze in echte zuivel beschikbaar zijn in hun plantaardige evenknie.
Ontwikkelaars moeten rekening houden met mondgezondheid
De koolhydraatbronnen in zuivelalternatieven zijn doorgaans meer cariogeen dan lactose, terwijl ook hun buffercapaciteit lager is. Buffercapaciteit is een maat die aangeeft in welke mate de zuurgraad fluctueert en daarmee welk risico voedsel heeft voor het tandglazuur. De koolhydraatbronnen per soort plantaardig product (op basis van soja, haver, amandel, etc.) verschillen en dus ook hun effecten. Daarnaast is de toegevoegde calcium vaak slechter oplosbaar en worden de aanwezige eiwitten niet van nature ingebed. Over het algemeen lijken de alternatieven niet beschermend en kunnen in plaats daarvan bijdragen aan de kans op het ontwikkelen van een slecht gebit.
Als het gaat om de gezondheid van het gebit, denken Shkembi en Huppertz dat plantaardige alternatieven de eigenschappen van melk en zuivelproducten niet gemakkelijk zullen nabootsen. Daarom is er werk aan de winkel, vinden ze. Ontwikkelaars van nieuwe plantaardige zuivelalternatieven moeten bij het samenstellen en positioneren van hun producten rekening houden met hun invloed op de mondgezondheid.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Er zijn denk ik wel meer redenen om geen zuivelvervangers te willen gebruiken. Totaal verschillende nutriënten- en voedingswaarde. Alleen qua kleur enigszins vergelijkbaar.
Ton, de zuivelvervangers moeten niet op één hoop worden gegooid. Er is een groot verschil tussen sojayoghurt/soja"melk" met minstens 3 gr eiwit plus een dosis (toegevoegde) calcium per 100 gram enerzijds, en een product op basis van bv haver of kokos, waar nog geen halve gram eiwit en geen calcium in zit. Helaas lijken juist die laatste producten nu wind mee te hebben in foodieland.
#2 Jos, geheel met je eens zeker t.a.v. Alpro die ook nog eens zo lokaal mogelijk werkt in samenwerking met Agrifirm. Dit soort initiatieven brengen zowel bewustzijn als duurzaamheid samen met een nieuw handelingsperpectief.
Zal, wil, kan een vega(n)tandarts zijn/haar patiënten ook adviseren om liever echte zuivel te genieten dan cariogene plantazuivel?
En hoe is het dan met de gebitten gesteld van alle bevolkingsgroepen wereldwijd die geen zuivel verdragen?