Nederland telt één hoogleraar antropologie van het lichaam. Daarmee zijn we zelfs uniek in de wereld. Het vak bestaat nog niet echt, maar heeft zo’n potentieel dat de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) de Spinozapremie van maar liefst 2,5 miljoen euro ter beschikking heeft gesteld om het te ontwikkelen. Is dat verstandig?
Op 7 september aanstaande wordt de Spinozapremie, onze enige echte nationale Nobelprijs, uitgereikt aan professor Annemarie Mol van de UvA. In 2004 ontving ze de Ludwig Fleck prijs voor haar boek The Body Multiple waarin ze het begrip ziekte – in dit geval atherosclerose - deconstrueert op een manier die sterk verwant is aan het werk van Maurice Merleau-Ponty en Michel Foucault. Mol ontvangt € 2,5 miljoen om soortgelijk onderzoek te gaan doen op het gebied van de relatie tussen lichaam en voedsel.
Deconstructie is het onderzoek naar de betekenis van begrippen en de manier waarop zij andere manifestaties van de realiteit uitsluiten en mensen dwingen in keurslijven. De oorsprong ligt grotendeels in de fenomenologie en kwam via het structuralisme in de taalkunde en antropologie terecht in de literatuur- en tekstwetenschappen waarin het zijn, overigens eeuwig speelse, volwassenheid bereikte. De historicus, socioloog, filosoof maar vooral tekstanalyticus Foucault werd wereldberoemd om zijn analyses van straf, gekte en seksualiteit en liet zien hoe begrippen waarvan de betekenis niet werd bevraagd, konden functioneren als instrumenten om macht uit te oefenen over medemensen en ons blind maakten voor andere manieren om met ons leven om te gaan.
In The Body Multiple gaat Mol op een soortgelijke manier met ziekte om en vraagt ze zich af wat atherosclerose is als je waarneemt hoe artsen en patiënten ermee omgaan. Zij noemt het onderzoek dat ze uitvoert ‘etnografie’. Daarmee refereert ze aan de beschrijvende vormen van antropologie die proberen niet van vooraf vastgestelde denkkaders uit te gaan, maar van waarnemingen waarin de onderzoeker een vanuit de realiteit gegeven samenhang probeert te ontdekken. Die aanpak vindt zijn oorsprong onder meer in de fenomenologie zoals die werd ontwikkeld door de Duitse wijsgeer Edmund Husserl. In Frankrijk vond het zijn methodische neerslag met name in het werk van Merleau-Ponty.
Mol gaat dezelfde technieken nu toepassen op onze relatie tot eten. Hoe ze dat doet, vertelde ze onlangs in een interview met NRC’s Rinskje Koelewijn. Koelewijn schrijft het artikel zo, dat de lezer zelf mag concluderen wat hij of zij ervan vindt. Koelewijn lijkt de indruk te wekken dat ze het gebakken lucht vindt, maar zegt dat niet. Het is bijna een kundig staaltje 'etnografie' van een gesprek. Om het te ervaren, moet u het interview integraal lezen.
Bij mij zorgde het interview en de voorbeelden van het werk dat Mol wil doen voor een vraag. Zit de wereld na Foucault en de andere denkers aan wie zij schatplichtig is, nog te wachten op een algemene ‘antropologie van het lichaam’?
Wat Mols inspiratoren deden, was heel goed luisteren, lezen en daar zorgvuldig over nadenken. Van deze manier van denken bestaan inmiddels vele Continentale (van de fenomenologie tot de hermeneutiek en het latere Franse structuralisme en deconstructivisme) en Angelsaksische (van Stephen Toulmin tot Thomas Kuhn en zijn nazaten) versies. Daarvan bestaan mengvormen in het Engelse taalgebied die kunnen worden samengevat onder de noemer ‘moderne literatuur- en tekstwetenschappen’. Het is een interdisciplinaire combinatie van sociale wetenschappen en tektsanalyse. Eén ding hebben al hun beoefenaren gemeen: ze doen aan heel nauwgezet bronnenonderzoek en luisteren. De beste en meest originele onder hen deden dat in hun eentje. Als ze eenmaal status kregen, gingen ze aan de slag met een groep studenten die daar graag tegenaan schurken.
Wat mag zo’n ‘nieuw vak’ kosten? Je hebt er één creatieve geest voor nodig die het allemaal bij elkaar houdt. Dat is Mol. Ze heeft het vak – zegt ze tegen Koelewijn – zelf verzonnen. Het bestaat uit lezen en luisteren. Er komt geen laboproef en zelfs – zoals Neerlands meest bekende antropoloog André Köbben aantoonde ten aanzien van de door Mol als haar voorbeeld aangehaalde Claude Lévi-Strauss – amper veldwerk aan te pas. De creatief zet werkbijen aan het werk als klerken. Die kosten niet veel, want je kunt er je studenten voor gebruiken. Je wilt tenslotte een nieuwe generatie wetenschappers opleiden. Met zo’n 2,5 ton naast het gebruikelijke academische budget voor je leerstoel kom je een heel eind.
En wat levert het op? Geen nieuwe methodologie, maar vermoedelijk wel een boel verrassende deelinzichten over de manier waarop ons denkkader het kenobject beinvloedt. Die zullen bevreemdend werken en kunnen daarom verfrissend zijn. Geheel in lijn met Foucault heeft Mol bijvoorbeeld meteen door dat de "kcal" wordt gebruikt om mensen te straffen. Weg met dat begrip, zegt ze. We moeten weer leren op onze buik te vertrouwen en genieten. Er is een groep anti-dieet diëtisten die juist op dat spoor zitten, maar nog altijd niet begrepen worden. Het is dan ook niet verbazend dat ik van een bezoeker aan congres Arts en Voeding hoorde dat Mol onder gezondheidswetenschappers voor verwarring zorgt omdat wel degelijk vaststaat dat we echt té dik worden als we teveel genieten van kilocalorieën en onvoldoende bewegen. Dat laatste wordt door sommigen betwijfeld. Voor de meeste wetenschappers staat echter vast dat we anders en minder moeten eten en meer moeten bewegen. Ze zouden graag weten hoe ze dat voor elkaar krijgen in de obesogene jungle die stad heet. Dat we van eten moeten kunnen genieten vinden ze nogal een open deur. Toch is die focus op kilocalorie mogelijk net zoiets als de uitvinding van de gevangenis en straffen we mensen die te dik zijn binnenkort met een hogere verzekeringspremie.
Het ligt voor de hand dat voedingswetenschappers zich afvragen wat NWO moet bezielen om Mol zoveel geld te geven. Net zoals ze aantoonde dat atherosclerose een praxis is en niet een duidelijk omlijnde ziekte, wil ze nu gaan blootleggen wat eten is. We moeten onszelf worden door ons bewust te worden van de kaders waarin we gevangen worden. Dat raad je de koekoek, zeggen diezelfde wetenschappers, die weten dat niet iedereen een zelfbewust, zich van zijn kaders bevrijdend en zichzelf realiserend mens wordt.
Ik ben opgegroeid in de denkwereld waar Mol haar inspiratie aan ontleent en zie er, naast de praktische beperkingen, wel degelijk nut in. Ik denk echter tevens dat er voor 10% van het toegekende bedrag werk kan worden gedaan dat de kwaliteiten van The Body Multiple overstijgt. Dat bewezen ook Mols voorgangers die gewoon binnen hun werkkader en zonder extra stipendia de wereld met hun denkmethode en de resultaten daarvan wisten te veroveren. Bovendien is de methode er al, dus dat is het eerste bedrag in de knip.
Er speelt nog iets dat mijn scepsis voedt. NWO zou zich moeten realiseren dat er met name in Frankrijk door wetenschappers als Jean-Pierre Poulain en Jean-Pierre Corbeau en historici als Madeleine Ferrières al veel toegepast onderzoek is gedaan dat de – volgens Mol - verkokerd denkende gezondheidswetenschappers wél als nuttig beschouwen. Het Franse deconstructivisme vindt nog altijd zijn weg naar de ‘grensverleggende’ en vaak – zoals ook in het geval van Mol - aan de literatuurwetenschap verwante metavakken waarover voornamelijk in het Engels geschreven wordt. De wijsbegeerte van de voeding, een traditionelere naam voor het vak dat Mol ‘antropologie/etnografie van het lichaam’ noemt, is net als de medische etnografie van The Body Multiple een van de heel vele nieuwe loten aan die stam.
In Frankrijk zelf is men inmiddels een eind verder. In dat land is inmiddels een zowel bruikbare als kritische onderzoekspraxis gebouwd op de schouders van deze reflexieve denktraditie. Zo mag onder meer wat in Nederland JOGG wordt genoemd (in Frankrijk heet het EPODE), gezien worden als een resultante van het werk van Poulain. Heel down to earth, weg van de zweverige indruk die na het lezen van het interview van Koelewijn met Mol zou kunnen blijven hangen.
Zou NWO dat weten? Nu wel. Ik vermoed dat het wijzer zou zijn om 10 mollen aan het werk te zetten. Concurrentie zorgt pas echt voor grensverleggend snelle ontwikkeling van het vak. Een prijs van 2,5 miljoen in één hand geven is echt te gek voor een vak waarvan de methode en toepassingsroutines allang zijn ontwikkeld. Het is een creatieve toepassing op het gebied van voeding en gezondheid van de eigentijdse mix van sociologie, antropologie, psychologie, geschiedenis, filosofie en tekstanalyse die sinds een jaar of 30 bekend staat als tekst- en literatuurwetenschappen en waarin vooral heel veel wegen naar Rome leiden.
Een eigentijdse Baruch de Spinoza, de Portugees-Joodse filosoof naar wie de prijs is genoemd, zou vermoedelijk schrikken. Die zou nl. wel weten wat er in het land van onder en boven de Loire te koop is en hoe je daar anno 2012 voor een schappelijke prijs spinazie van kunt maken waar we meteen van kunnen genieten.
Fotocredits: beeld van Baruch de Spinoza door Frédéric Hexamer, Den Haag, Paviljoensgracht, door Roel Wijnants
Dit artikel afdrukken
Deconstructie is het onderzoek naar de betekenis van begrippen en de manier waarop zij andere manifestaties van de realiteit uitsluiten en mensen dwingen in keurslijven. De oorsprong ligt grotendeels in de fenomenologie en kwam via het structuralisme in de taalkunde en antropologie terecht in de literatuur- en tekstwetenschappen waarin het zijn, overigens eeuwig speelse, volwassenheid bereikte. De historicus, socioloog, filosoof maar vooral tekstanalyticus Foucault werd wereldberoemd om zijn analyses van straf, gekte en seksualiteit en liet zien hoe begrippen waarvan de betekenis niet werd bevraagd, konden functioneren als instrumenten om macht uit te oefenen over medemensen en ons blind maakten voor andere manieren om met ons leven om te gaan.
In The Body Multiple gaat Mol op een soortgelijke manier met ziekte om en vraagt ze zich af wat atherosclerose is als je waarneemt hoe artsen en patiënten ermee omgaan. Zij noemt het onderzoek dat ze uitvoert ‘etnografie’. Daarmee refereert ze aan de beschrijvende vormen van antropologie die proberen niet van vooraf vastgestelde denkkaders uit te gaan, maar van waarnemingen waarin de onderzoeker een vanuit de realiteit gegeven samenhang probeert te ontdekken. Die aanpak vindt zijn oorsprong onder meer in de fenomenologie zoals die werd ontwikkeld door de Duitse wijsgeer Edmund Husserl. In Frankrijk vond het zijn methodische neerslag met name in het werk van Merleau-Ponty.
Mol gaat dezelfde technieken nu toepassen op onze relatie tot eten. Hoe ze dat doet, vertelde ze onlangs in een interview met NRC’s Rinskje Koelewijn. Koelewijn schrijft het artikel zo, dat de lezer zelf mag concluderen wat hij of zij ervan vindt. Koelewijn lijkt de indruk te wekken dat ze het gebakken lucht vindt, maar zegt dat niet. Het is bijna een kundig staaltje 'etnografie' van een gesprek. Om het te ervaren, moet u het interview integraal lezen.
Bij mij zorgde het interview en de voorbeelden van het werk dat Mol wil doen voor een vraag. Zit de wereld na Foucault en de andere denkers aan wie zij schatplichtig is, nog te wachten op een algemene ‘antropologie van het lichaam’?
Wat Mols inspiratoren deden, was heel goed luisteren, lezen en daar zorgvuldig over nadenken. Van deze manier van denken bestaan inmiddels vele Continentale (van de fenomenologie tot de hermeneutiek en het latere Franse structuralisme en deconstructivisme) en Angelsaksische (van Stephen Toulmin tot Thomas Kuhn en zijn nazaten) versies. Daarvan bestaan mengvormen in het Engelse taalgebied die kunnen worden samengevat onder de noemer ‘moderne literatuur- en tekstwetenschappen’. Het is een interdisciplinaire combinatie van sociale wetenschappen en tektsanalyse. Eén ding hebben al hun beoefenaren gemeen: ze doen aan heel nauwgezet bronnenonderzoek en luisteren. De beste en meest originele onder hen deden dat in hun eentje. Als ze eenmaal status kregen, gingen ze aan de slag met een groep studenten die daar graag tegenaan schurken.
Wat mag zo’n ‘nieuw vak’ kosten? Je hebt er één creatieve geest voor nodig die het allemaal bij elkaar houdt. Dat is Mol. Ze heeft het vak – zegt ze tegen Koelewijn – zelf verzonnen. Het bestaat uit lezen en luisteren. Er komt geen laboproef en zelfs – zoals Neerlands meest bekende antropoloog André Köbben aantoonde ten aanzien van de door Mol als haar voorbeeld aangehaalde Claude Lévi-Strauss – amper veldwerk aan te pas. De creatief zet werkbijen aan het werk als klerken. Die kosten niet veel, want je kunt er je studenten voor gebruiken. Je wilt tenslotte een nieuwe generatie wetenschappers opleiden. Met zo’n 2,5 ton naast het gebruikelijke academische budget voor je leerstoel kom je een heel eind.
En wat levert het op? Geen nieuwe methodologie, maar vermoedelijk wel een boel verrassende deelinzichten over de manier waarop ons denkkader het kenobject beinvloedt. Die zullen bevreemdend werken en kunnen daarom verfrissend zijn. Geheel in lijn met Foucault heeft Mol bijvoorbeeld meteen door dat de "kcal" wordt gebruikt om mensen te straffen. Weg met dat begrip, zegt ze. We moeten weer leren op onze buik te vertrouwen en genieten. Er is een groep anti-dieet diëtisten die juist op dat spoor zitten, maar nog altijd niet begrepen worden. Het is dan ook niet verbazend dat ik van een bezoeker aan congres Arts en Voeding hoorde dat Mol onder gezondheidswetenschappers voor verwarring zorgt omdat wel degelijk vaststaat dat we echt té dik worden als we teveel genieten van kilocalorieën en onvoldoende bewegen. Dat laatste wordt door sommigen betwijfeld. Voor de meeste wetenschappers staat echter vast dat we anders en minder moeten eten en meer moeten bewegen. Ze zouden graag weten hoe ze dat voor elkaar krijgen in de obesogene jungle die stad heet. Dat we van eten moeten kunnen genieten vinden ze nogal een open deur. Toch is die focus op kilocalorie mogelijk net zoiets als de uitvinding van de gevangenis en straffen we mensen die te dik zijn binnenkort met een hogere verzekeringspremie.
Het ligt voor de hand dat voedingswetenschappers zich afvragen wat NWO moet bezielen om Mol zoveel geld te geven. Net zoals ze aantoonde dat atherosclerose een praxis is en niet een duidelijk omlijnde ziekte, wil ze nu gaan blootleggen wat eten is. We moeten onszelf worden door ons bewust te worden van de kaders waarin we gevangen worden. Dat raad je de koekoek, zeggen diezelfde wetenschappers, die weten dat niet iedereen een zelfbewust, zich van zijn kaders bevrijdend en zichzelf realiserend mens wordt.
Ik ben opgegroeid in de denkwereld waar Mol haar inspiratie aan ontleent en zie er, naast de praktische beperkingen, wel degelijk nut in. Ik denk echter tevens dat er voor 10% van het toegekende bedrag werk kan worden gedaan dat de kwaliteiten van The Body Multiple overstijgt. Dat bewezen ook Mols voorgangers die gewoon binnen hun werkkader en zonder extra stipendia de wereld met hun denkmethode en de resultaten daarvan wisten te veroveren. Bovendien is de methode er al, dus dat is het eerste bedrag in de knip.
Er speelt nog iets dat mijn scepsis voedt. NWO zou zich moeten realiseren dat er met name in Frankrijk door wetenschappers als Jean-Pierre Poulain en Jean-Pierre Corbeau en historici als Madeleine Ferrières al veel toegepast onderzoek is gedaan dat de – volgens Mol - verkokerd denkende gezondheidswetenschappers wél als nuttig beschouwen. Het Franse deconstructivisme vindt nog altijd zijn weg naar de ‘grensverleggende’ en vaak – zoals ook in het geval van Mol - aan de literatuurwetenschap verwante metavakken waarover voornamelijk in het Engels geschreven wordt. De wijsbegeerte van de voeding, een traditionelere naam voor het vak dat Mol ‘antropologie/etnografie van het lichaam’ noemt, is net als de medische etnografie van The Body Multiple een van de heel vele nieuwe loten aan die stam.
In Frankrijk zelf is men inmiddels een eind verder. In dat land is inmiddels een zowel bruikbare als kritische onderzoekspraxis gebouwd op de schouders van deze reflexieve denktraditie. Zo mag onder meer wat in Nederland JOGG wordt genoemd (in Frankrijk heet het EPODE), gezien worden als een resultante van het werk van Poulain. Heel down to earth, weg van de zweverige indruk die na het lezen van het interview van Koelewijn met Mol zou kunnen blijven hangen.
Zou NWO dat weten? Nu wel. Ik vermoed dat het wijzer zou zijn om 10 mollen aan het werk te zetten. Concurrentie zorgt pas echt voor grensverleggend snelle ontwikkeling van het vak. Een prijs van 2,5 miljoen in één hand geven is echt te gek voor een vak waarvan de methode en toepassingsroutines allang zijn ontwikkeld. Het is een creatieve toepassing op het gebied van voeding en gezondheid van de eigentijdse mix van sociologie, antropologie, psychologie, geschiedenis, filosofie en tekstanalyse die sinds een jaar of 30 bekend staat als tekst- en literatuurwetenschappen en waarin vooral heel veel wegen naar Rome leiden.
Een eigentijdse Baruch de Spinoza, de Portugees-Joodse filosoof naar wie de prijs is genoemd, zou vermoedelijk schrikken. Die zou nl. wel weten wat er in het land van onder en boven de Loire te koop is en hoe je daar anno 2012 voor een schappelijke prijs spinazie van kunt maken waar we meteen van kunnen genieten.
Fotocredits: beeld van Baruch de Spinoza door Frédéric Hexamer, Den Haag, Paviljoensgracht, door Roel Wijnants
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Deze analyse is uit mijn hart gegrepen; ook ik was aanwezig bij de nascholingscursus “Arts en Voeding”. Dat voedingsonderzoek nodig toe is aan een frisse blik van buitenstaanders staat buiten kijf. Als zodanig heeft de antropologie in zijn algemeenheid sterk bijgedragen aan gedachtevorming omtrent “wie we zijn” en “waarvoor we zijn gemaakt”, inclusief onze voeding. Alle disciplines zijn welkom, want samen weten we immers meer. Alle spannen zich in om te begrijpen wat gezonde voeding is en hoe het aantal gezonde levensjaren kan toenemen, met als doel het verlichten van lijden en het drukken van de kosten van de gezondheidszorg.
En dan is er plotseling het inzicht dat het gaat om ons “buikgevoel” en “mag de calorie daarbij wel weg”. Een inzicht dat is geboren van achter de filosofische tekentafel en zich niet lijkt te hoeven verantwoorden door enige onderbouwing vanuit de (patho)biochemie en (patho)fysiologie, of vanuit de harde achtergrond waarvan ook de antropologie zich normaliter bedient. Want dat wordt ruimhartig overgelaten aan de discipline genaamd “je stopt er zoveel brandstof in en hoe lang doe je daarmee?”, waarmee de voedingswetenschap wordt bedoeld. In tegenstelling tot de veronderstelling ontwikkelen voedingswetenschappers hun ideeën niet in laboratoria, want de evolutie heeft die immers reeds voor ze bedacht.
Ook antropologen beschouwen ons als producten van de natuur, want wie Darwin heeft begrepen heeft in de gaten dat er eerst een omgeving (en dus ook voeding) was. Daarin ontstond een aangepast genoom. Het resultaat daarvan noemen we “mens”. Hooguit kunnen voedingswetenschappers proberen te achterhalen wat de natuur was voor we zijn begonnen om deze op grote schaal naar onze eigen inzichten in te richten.
Ook Prof. Mol begrijpt dat als ze treffend zegt: “door te eten incorporeren we letterlijk een stukje wereld”. In het verlengde daarvan geven we dat kopje jasmijnthee tenminste deels terug aan de wereld als we uitademen, plassen of andersoortige behoeften doen: een waarachtige kringloop. En zo ontstond er eveneens via evolutionaire weg de smaak, om ons te belonen met een lekker gevoel voor hetgeen schaars was maar goed voor ons. Tevens moest het ons waarschuwen tegen giftige stoffen die wapens zijn in het gevecht tussen de soorten. Deels ingegeven door “instinct”; deels aangeleerd door de direct omgevende cultuur: meestal in de eerste plaats door je vader en je moeder. Maar dat was dan wel in die vroegere natuur, waar we niet zoveel suiker konden eten als we maar wilden en toen we nog geen 5-10 energie% linolzuur moesten eten van de Amerikaanse Hartstichting als therapie voor “ons cholesterol”. Maar voor de rest is het simpel: laten we brainstormen over “wat lekker is” en het staat vast dat “2.000 kcal niet meer is dan het optimum tussen wat je als fabrieksarbeider nodig hebt en wat we aan salaris willen betalen”. Want “wie bewust eet en meer geniet, eet vanzelf minder”: “dikke mensen zijn nu eenmaal te dik omdat ze niet goed proeven of pas ervaren dat ze voldaan zijn als ze te vol zijn”.
Welnu, deze sterk “deconstuctieve” gedachte over “wat verzadiging nu eigenlijk is” proberen diezelfde simpele “voedingswetenschappers in hun laboratoria” al jarenlang te ontrafelen, dus daaraan hoeft die 2,5 miljoen alvast niet te worden besteedt. De Spinozaprijs is voor mij niet meer wat dit eerbetoon eens is geweest.
Frits, je Wageningse collega Michael Müller retweete je commentaar op twitter.
Asha ten Broeke vraagt je of je bedoelt dat alleen onderzoekers die duur onderzoek doen de Spinozaprijs verdienen.
De mij onbekende @scientificfraud vindt mijn artikel 'flauw'. Hij schrijft me (van laatst naar eerst):
@dickfoodlognl 'niet overtuigd' is wel heel makkelijk. Ik stip 4 onjuistheden aan. En ik heb geen 3 sterren, dus kan ik niet reageren op FL
1h Scientific Fraud @ScientificFraud
@dickfoodlognl leunt op Frans deconstructivisme? Zo voorlopig genoeg voorbeeldjes? Helaas laat Foodlog sowieso geen langere reacties toe 2/2
1h Scientific Fraud @ScientificFraud
@dickfoodlognl korte greep 1) er komt veel veldwerk 2) misschien nieuwe methodologie? 3) oz is niet normatief 4) wie zegt dat oz niet 1/2
2h Scientific Fraud @ScientificFraud
@dickfoodlognl uitgereikt voor prestaties uit t verleden. Komende 10 jaar zijn om te bewijzen dat de 2,5 miljoen euro goed besteed is 2/2
2h Scientific Fraud @ScientificFraud
@dickfoodlognl Kinderachtig om een excellente onderzoekster op een (slecht gelezen) krantenartikel af te kraken. Spinozaprijs is alleen 1/2
Ik schreef hem (idem, van laatst naar eerst):
dick veerman @dickfoodlognl
@ScientificFraud mail even je naam op dick@foodlog.nl zodat ik je account kan vinden.
1h dick veerman @dickfoodlognl
@ScientificFraud ik ben nogal thuis in dit soort onderzoek. Het vergt goede hermeneuten. Daar is kwaliteit voor nodig. Niet veel geld.
1h dick veerman @dickfoodlognl
@ScientificFraud heb je wel een account? Dan geef ik je 3 sterren en gaan we op FL verder. Lijkt me nuttig!
1h dick veerman @dickfoodlognl
@ScientificFraud ben niet overtuigd. Maar wat bedoel je FL dat geen langere reacties zou toelaten?
2h dick veerman @dickfoodlognl
@ScientificFraud als je het over mij hebt, constateer ik nl. dat je mij slecht gelezen.
2h dick veerman @dickfoodlognl
@ScientificFraud heb je het over mij of over Muskiet?
Een reactie op Scientific Fraud: ik beweer slechts dat Mol aansluit bij de brede discourswetenschappen. Dat doet ze mede vanuit haar kennis van het medische domein. De methode daarbinnen is enerzijds tamelijk vrij, anderzijds wel gedefinieerd. Het sluit aan op de 19e eeuwse hermeneutiek.
Een nieuwe methodologie is niet te verwachten. Wel een blik in de spiegel die ons kan leren hoe ons denken ons gevangen houdt. Het veldwerk is lees-, luister- en interpretatiewerk en vergt vooral kwaliteit van de luisteraar. De verzamelaars zijn krachten in opleiding.
Van de man die Mol als voorbeeld noemt - Lévi-Strauss - is (wellicht gekleurd door enige kinnesinne) bekend geworden dat zijn veldonderzoek uit denkwerk bestond. Ik vind dat niet zo'n schandaal en eerder een bewijs van wat de kern van de hermeneutiek uitmaakt: interpreteren en goed luisteren. Uit de kinnesinne wil ik graag weg blijven.
Voor mij is de antropologie van het lichaam 'gewoon' - maar heel nuttig - discoursonderzoek. Ik acht het niet uitgesloten dat voedingswetenschappers ervan onder de indruk zijn, omdat ze het vak niet kennen. Voor degenen die er een beetje in thuis zijn, is het een andere toepassing van discourswetenschap, maar geen nieuwe wetenschap. Ook voor wat betreft methodologie sluit ik graag aan bij het scheermes van Ockegem: entia non sunt multiplicanda praeter necessitatem. Einstein zou het iets liberaler hebben gezegd: “Everything should be made as simple as possible, but no simpler." Hoe dan ook: de discourswetenschappen hebben echt hun methode al, zowel theoretisch als toegepast. Nog toegepaster maakt het ingewikkelder dan nodig. Wetenschap is tenslotte geen hobby.
Om kort te gaan, het type werk dat Mol vind ik boeiend en nuttig, maar geen 2,5 miljoen waard. Dat is te makkelijk. Ernstiger is mijn kritiek op NWO, als ik tenminste gelijk heb ten aanzien van de methodische vraag.
Dit is vast een te ingewikkeld of een te gevoelig onderwerp. Niels Willems zei gistermiddag op twitter: "geinig onderzoek naar de framing van wat eten is krijgt geld. Leuk. Maar 2,5 miljoen euro!?!"
Excuses voor de latere reactie & dank voor de mogelijkheid om te reageren op Foodlog - sportief ook dat deze mogelijkheid (en mijn account) nog steeds open is ondanks mijn tijdelijke non-respons.
Over Annemarie Mol wordt op de website door de jury gesteld: “Zij combineert in haar onderzoek op unieke wijze filosofie, medische sociologie, antropologie, wetenschapssociologie en sociale theorie”. Discoursanalyse maakt daar een (belangrijk) onderdeel vanuit, maar de focus op praktijken in plaats van op taal is behoorlijk vernieuwend; in ieder geval is er nog geen vastomlijnde methodologie voor haar vakgebied die gewoon eindeloos kan worden toegepast - zie mijn punt 2. Om dit punt nog wat verder aan te zetten, zoals ze zelf zegt: “wij onderzoeken geen mensen, wij onderzoeken praktijken”. Als dat geen veldwerk is - zie mijn punt 1.
Het feit dat haar werk veelvuldig vertaald is (ook in het Frans), geeft denk ik wel aan dat andere gemeenschappen zeer geïnteresseerd zijn in haar werk. Sowieso is wetenschap wereldwijd: zoals ook anderstaligen de vruchten plukken van het werk van Annemarie Mol baseert zij zich ook op de bakermat van het Franse deconstructivisme - zie mijn punt 4. En zeker als concurrentie u aanspreekt, moet deze prijs als geroepen komen. Nu kan Annemarie Mol eindelijk de internationale strijd aangaan met de Franse dominantie in dit vakgebied.
Dan de prijs van 2,5 miljoen euro. Wat geldt voor de ‘Antropologie van het Lichaam’, geldt dat ook voor de ‘Ecologische Microbiologie’, ‘Algebra en Topologie’ en ‘Fysica en Chemie van de Interstellaire Ruimte’, de andere prijswinnaars van 2012? Natuurlijk kan je je afvragen of het verstandig is om in één keer 2,5 miljoen euro over te maken aan een individuele onderzoeker; ik zie echter niet in waarom je je dat in dit geval méér zou willen afvragen dan bij één van de andere onderzoekers.
Overigens is 2,5 miljoen euro over 10 jaar helaas ook niet belachelijk veel geld. Natuurlijk, veel onderzoekers verlangen er heimelijk naar, maar in de praktijk betekent het een paar promovendi, wat postdocs en een beetje toepassing/outreach (kennisbenutting!). Als u echter ‘het type werk boeiend en nuttig vindt’ dan is dit wel een hartstochtelijker verdediging waard.