De vergelijking met de bio-industrie vindt Baptist raar. “Ik noemde in het AD dat er 3650 meeuwen en 4400 jan-van-genten per jaar zullen sterven door windmolens. Als bioloog kijk ik naar de gevolgen voor de populatie. Zeevogels met vleeskuikens vergelijken is onzin.”

Baptist legt uit dat de gevolgen voor de populatie zeevogels groot kunnen zijn, omdat de meeste zeevogels langlevende soorten zijn, die maar weinig eieren leggen. Hun strategie is veel jongen krijgen door oud te worden. Sommige zeevogels worden wel tientallen jaren oud. Uit populatiedynamica blijkt dat sterfte onder zeevogels heel anders uitpakt dan onder bijvoorbeeld zangvogels die veel nakomelingen krijgen in een kort leven.

Vogelonderzoek van Vattenfall
Zullen jaarlijks duizenden jan-van-genten en meeuwen sterven? Volgens cameraonderzoek ontwijken vogels turbines. Twee jaar lang werden vogels bij een windmolenpark bij het Schotse Aberdeen gevolgd met camera’s. Het Deense DHI voerde het onderzoek uit in opdracht van Vattenfall.

Geen enkele vogel bleek zich voor de ogen van de camera’s te pletter te vliegen.

Kleine botsingskans
Bijna alle vogelsoorten, waaronder 3 meeuwensoorten, passen hun vliegpad aan om de gevaarlijke zone rond windturbines te vermijden. Van de vogels die binnen 10 meter van de wieken komen, buigt meer dan 96% alsnog af. Volgens Vattenfall zouden de uitkomsten van het onderzoek het vergunningsproces voor windparken kunnen versnellen.

Baptist blijkt genuanceerd.

“Laten we vooropstellen dat vogels de turbines echt wel zien als het zicht goed is. De kans om geraakt te worden door een windturbine is ontzettend klein. Voor de schattingen in het AD artikel ging ik uit van 0,88 dode jan-van-gent per turbine per jaar en 0,73 dode meeuw per turbine per jaar. Het is erg lastig voor een onderzoeker om een botsing waar te nemen, ook al kijk je een jaar lang dag en nacht naar een turbine. Juist bij mist of harde regen kan het fout gaan. Dat zijn ook omstandigheden waarin filmen lastig is.” BNNVARA schrijft dat geen enkele vogel zich te pletter vloog. Dat vraagt nuancering, vindt Baptist. “Correct is dat de onderzoekers geen botsing hebben waargenomen.”

Veel bekend over meso-avoidance
De Vattenfall studie heeft veel vogels gefilmd, die op minimaal tientallen meters van een turbine vlogen. In wetenschappelijk jargon heet dat meso-avoidance: het ontwijken van een windturbine voordat je als vogel echt in de buurt bent. Daar is al veel kennis over en de Vattenfall studie sluit volgens Baptist ook aan bij wat er al bekend was. “De vermijdingspercentages bevestigen de eerder gevonden waarden in de literatuur. Ik heb mijn schattingen in het AD ook gebaseerd op die waarden.” De Vattenfall studie werpt dus niet “nieuw licht op gevaar windmolens” zoals BNNVARA kennelijk graag wil koppen. De studie verandert ook niks aan de schattingen van Baptist.

Weinig kennis over botsingen
De studie filmde slechts 180 vogels die echt in de buurt van een turbine kwamen (micro-avoidance), waaronder 10 jan-van-genten, zegt Baptist. “Over micro-avoidance is nog te weinig kennis en zijn er nog veel meer waarnemingen nodig. Het gaat weliswaar om lastig waar te nemen botsingen, maar die kennis is wel broodnodig. Ook al tikt iedere windturbine minder dan 1 jan-van-gent per jaar uit de lucht, we hebben het wel over duizenden turbines die op de Noordzee worden gebouwd. Windturbines die in het leefgebied van de jan-van-gent staan. Die vogels vangen hun voedsel daar. Windparken zijn toch echt wel een probleem voor die soort.”
Dit artikel afdrukken