Zijn de Nederlandse supers Sinterklaas geworden? Zojuist kwam er opzienbarend nieuws uit Scheveningen waar het CBL, de koepel van Nederlandse verkopers van levensmiddelen, bijeen is. Tijdens hun jaarlijkse 'haringparty' maakten ze het ‘Vlees Beter Initiatief: Ander Vlees in 2020’ bekend. Daarmee trekken ze een forse sprint. Ze passeren Wakker Dier en de Dierenbescherming met de normen die ze willen gaan stellen aan kippen- en varkensvleesproducten. Dat doen ze collectief. Waarom doen de supers dat?
Die vraag stelde ik vanmorgen aan Marc Jansen, directeur van het CBL. Tevens sprak ik met varkensvoorvrouw Annechien ten Have van LTO Nederland.
Het CBL verklaarde vanmiddag niet alleen dat zijn leden collectief overgaan op verbeterde normen voor kip en varkensvlees, maar ook dat ze daarbij verdergaan dan de bestaande normen. De normen die ze zichzelf op zullen leggen, betreffen niet alleen dierwelzijn, maar ook milieu-eisen én aspecten die mensen in bescherming nemen tegen mogelijke ziektebronnen die samenhangen met de productie van vleesproducten. Denk daarbij aan bacterie-infecties (campylobacter, salmonella, ESBL) en resistentie uit hoofde van veelvuldig antibioticagebruik. Nog verrassender is de intentie om boeren te compenseren voor hun inspanningen op deze gebieden én het vergoeden van fluctuaties in de voerprijs. “Het zou zomaar kunnen dat we daarmee een eind voor komen te liggen op de bestaande normen”, vertelt Marc Jansen.
In mei reageerde Jansen nog laconiek op varkensboeren die zijn leden vroegen hen beter te betalen voor hun varkens. Ze vroegen om nieuwe verdienmodellen. ‘Is het weer zover?’ zei hij. ‘Boeren moeten hun eigen problemen eens leren oplossen door producten te maken die mensen graag willen kopen. Hun slachterijen moeten die goed in de markt zetten en als die het niet kunnen, dan moeten ze dat zelf doen’, zei hij me vanmorgen opnieuw toen ik hem aan die uitspraak herinnerde.
Waarom dit opmerkelijke initiatief vanuit het collectief van supers en andere levensmiddelenverkopers?
“Er is heel veel negatieve discussie over vlees. Voor ons is het een belangrijk product. Het maakt 10% van onze verkopen uit. Consumenten zullen het nog tot in lengte van jaren blijven kopen. Maar het is niet goed als er teveel discussie over is en consumenten voortdurend aan het twijfelen worden gebracht over de kwaliteit en de eerlijkheid van het vlees dat we verkopen. Aan die discussie willen we een einde maken.”
Waarom dan opeens ook die keuze voor een eerlijker verdienmodel waarmee dat ‘is het weer zover?’ opeens vergeten lijkt?
“Dit zijn dingen die je met elkaar doet. Als we de boeren geen uitweg bieden, dan gaat het ze niet lukken. We zouden ook naar het buitenland kunnen gaan, maar het moet met de hoge normen die we willen mogelijk zijn om ons vlees uit Nederland te betrekken. Dat is makkelijker en goedkoper. Het is reëel dat de extra kosten die boeren daarvoor maken ook worden doorberekend in de prijs. Er is recent veel discussie geweest over het doorberekenen van schommelingen in de voerprijzen. De slachterijen die ons beleveren hebben dat nooit gedaan en dus zaten boeren met de gebakken peren. Toch kan het best, want we gaan ook om met door de seizoenen heen flink fluctuerende prijzen voor groenten en fruit. Het kan dus, maar dan moeten de boeren en de slachterijen het wel doen. Nu nemen wij het initiatief om ze dat ook te laten doen in de keten tussen boer en slachter. We doen dit ook heel nadrukkelijk vanuit een ‘wij-gevoel’. We moeten samen ergens voor kunnen gaan en daar allemaal de bijdrage in willen leveren die onze rol ons toestaat. We moeten buiten de verkeerde scenario’s van het prisoner’s dilemma proberen te komen, want die spelen de hele keten wel degelijk parten.”
Realiseren jullie je dat je met deze uitgangspunten een basis legt voor de herstructurering van de Nederlandse intensieve kippen- en varkenshouderij?
"Hoe bedoel je?"
Nederland is een exportland voor zowel kip als varken. In zijn export kan het zich geen hoge kostprijzen veroorloven en dus gingen boeren niet graag mee in vrijwillig verhoogde normen. De dieren moeten immers allemaal uit dezelfde stal kunnen komen. Door nu de normen – waar het bijvoorbeeld varkens aangaat – voor circa een kwart van de totale Nederlandse productie te verhogen, ontstaat er opeens een waterscheiding tussen twee types boeren. Het ene gaat voor de buitenlandse markt produceren en het andere voor de Nederlandse. Het eerste type heeft nu al moeite mee te komen. Het tweede krijgt het misschien wel te makkelijk.
"Zo hebben we het niet bekeken, maar daar zou je best gelijk in kunnen hebben. Ons gaat het erom dat we onze klanten een betrouwbaar en goed voelend stuk vlees willen kunnen garanderen. Overigens denken wij niet dat die tweede groep het makkelijk gaat krijgen. We kiezen niet per se voor Nederlands vlees. Als Nederlandse boeren niet tijdig of goed genoeg aan onze eisen kunnen voldoen zien wij geen reden om niet naar het buitenland te kijken. Bedenk bijvoorbeeld dat de Duitse slachters Tönnies en Westfleisch bijvoorbeeld sneller in staat waren dan de Nederlandse om ongecastreerd vlees te leveren. De normen impliceren niet noodzakelijk een keuze voor Nederlands vlees. Het gaat ons om de hoge normen. Ik hoorde van Bart-Jan Krouwel van het Productschap voor Kip en Eieren dat een grote Nederlandse kipverwerker al werkt aan één ster kip die in Roemenië wordt gehouden. Als de Nederlandse kipsector daar productie- en prijstechnisch niet in meekan, dan kunnen wij onmogelijk dat probleem overnemen. Dan is er in boerenondernemerschap iets misgegaan. Wel geven we Nederlandse boeren nu graag een kans, maar de Nederlandse boeren moeten zichzelf geen rad voor ogen draaien en denken dat ze een automatisch recht op productie hebben. Dat moet je als ondernemer wel verdienen."
Kort geleden sprak ik met Wilbert Hilkens, sectormanager Dierlijk van ABN AMRO. Hij vindt dat Nederland in eigen huis intensief moet kunnen blijven produceren. Misschien niet zoveel als nu, maar wel voldoende omdat we op dat gebied kennis hebben waarmee we dieren en mensen in de rest van de wereld vooruit kunnen helpen. Los van de commercie ziet hij een bijna morele rol van Nederland in de innovatie van de dierhouderij omdat we daarin voorop zouden lopen. Het voorbeeld van Krouwel laat zien hoe makkelijk die positie en daarmee de motor van die kennis verloren kunnen gaan. Denk je dat jullie leden vanuit het ‘wij-gevoel’ dat je net noemde daar ook een verantwoordelijkheid voor kunnen voelen?
"Tjsonge, zo groot en abstract zien we het niet. Maar misschien heb je ook daar wel degelijk een belangrijk punt te pakken. Ik zou vooral willen benadrukken dat boeren moeten willen bewegen. Ze kunnen niet als een konijn in de koplampen blijven zitten en zeggen dat ze het zo goed doen. Ook in de visie die Hilkens schetst, zullen ze mee moeten willen bewegen. Ze kunnen niet doen alsof ze het nu allemaal zo goed doen. Hoe het gehele cluster met zijn voorsprong moet omgaan is geen vraag die je bij ons op het bord kunt droppen. Bij wie wel? Dat weet ik ook niet zomaar. Wel weet ik dat we twee tankers van koers moeten laten veranderen, kip en varken. Daarin nemen wij ons deel van de verantwoordelijkheid nu heel nadrukkelijk."
Hoe reageert de Dierenbescherming op dit grote nieuws?
"Ik sprak ze gisteren. Ze weten nog niet helemaal wat het betekent voor het sterrensysteem. De ene ster wordt hiermee overbodig. Ik denk dat de Dierenbescherming een belangrijke rol kan spelen in de verdere ontwikkeling van de markt."
Hoe?
"Het is niet aan ons om de strategie van de Dierenbescherming uit te stippelen, maar ik zie een mogelijke rol in het definiëren en borgen van nieuwe concepten die consumenten aanspreken en die een vorm van marktontwikkeling en merkondersteuning nodig hebben."
Jullie spreken vanmiddag een intentie uit. Het moet allemaal nog concreet worden. Verwacht je dat dat makkelijk gaat?
"Er zal nog heel wat gedoe komen. Over de normen en hoe ver die komen te liggen van de bestaande praktijk. Maar toch zetten we dit door. We leggen de lat hoog, want we moeten weg uit al dat negativisme over vlees in Nederland."
Annechien ten Have, voorzitter van de Vakgroep Varkenshouderij van LTO Nederland, speelde een belangrijke rol in het creëren van de verstandhouding tussen boeren, slachters en het CBL van waaruit de intentie van ‘Vlees Beter Initiatief: Ander Vlees in 2020’ kon ontstaan.
Ik vroeg haar hoe ze het initiatief ziet. Ten Have: “Het is een doorbraak dat de retail zelf aan het stuur komt als het gaat om hun inkoopspecificaties. En dat ze daarmee meteen invulling geven aan het feit dat zij ook een verantwoordelijkheid hebben in het kader van een duurzame productie met oog voor mens dier en milieu. Ze deden schoorvoetend mee aan Het Verbond van Den Bosch, maar nu zetten ze toch echt zelf stappen.
Voor de boeren is het van groot belang dat voor de allereerste keer een ander verdienmodel onderdeel dient te zijn van de ambitie en doelstelling van duurzaam vlees.
Ik zie dat als een antwoord op de hartekreet die ik een paar weken geleden richting de partners van het Verbond van Den Bosch deed. De eerste stap naar de oplossing van het probleem is erkennen dat je een samen probleem hebt. Pas als dat is gebeurd, kun je werken aan de echte oplossing. Dat wordt nog best een heel lastig traject, maar waar een wil is, is een weg.”
Fotocredits: Marc Jansen, CBL
Dit artikel afdrukken
In mei reageerde Jansen nog laconiek op varkensboeren die zijn leden vroegen hen beter te betalen voor hun varkens. Ze vroegen om nieuwe verdienmodellen. ‘Is het weer zover?’ zei hij. ‘Boeren moeten hun eigen problemen eens leren oplossen door producten te maken die mensen graag willen kopen. Hun slachterijen moeten die goed in de markt zetten en als die het niet kunnen, dan moeten ze dat zelf doen’, zei hij me vanmorgen opnieuw toen ik hem aan die uitspraak herinnerde.
Waarom dit opmerkelijke initiatief vanuit het collectief van supers en andere levensmiddelenverkopers?
“Er is heel veel negatieve discussie over vlees. Voor ons is het een belangrijk product. Het maakt 10% van onze verkopen uit. Consumenten zullen het nog tot in lengte van jaren blijven kopen. Maar het is niet goed als er teveel discussie over is en consumenten voortdurend aan het twijfelen worden gebracht over de kwaliteit en de eerlijkheid van het vlees dat we verkopen. Aan die discussie willen we een einde maken.”
Waarom dan opeens ook die keuze voor een eerlijker verdienmodel waarmee dat ‘is het weer zover?’ opeens vergeten lijkt?
“Dit zijn dingen die je met elkaar doet. Als we de boeren geen uitweg bieden, dan gaat het ze niet lukken. We zouden ook naar het buitenland kunnen gaan, maar het moet met de hoge normen die we willen mogelijk zijn om ons vlees uit Nederland te betrekken. Dat is makkelijker en goedkoper. Het is reëel dat de extra kosten die boeren daarvoor maken ook worden doorberekend in de prijs. Er is recent veel discussie geweest over het doorberekenen van schommelingen in de voerprijzen. De slachterijen die ons beleveren hebben dat nooit gedaan en dus zaten boeren met de gebakken peren. Toch kan het best, want we gaan ook om met door de seizoenen heen flink fluctuerende prijzen voor groenten en fruit. Het kan dus, maar dan moeten de boeren en de slachterijen het wel doen. Nu nemen wij het initiatief om ze dat ook te laten doen in de keten tussen boer en slachter. We doen dit ook heel nadrukkelijk vanuit een ‘wij-gevoel’. We moeten samen ergens voor kunnen gaan en daar allemaal de bijdrage in willen leveren die onze rol ons toestaat. We moeten buiten de verkeerde scenario’s van het prisoner’s dilemma proberen te komen, want die spelen de hele keten wel degelijk parten.”
Realiseren jullie je dat je met deze uitgangspunten een basis legt voor de herstructurering van de Nederlandse intensieve kippen- en varkenshouderij?
"Hoe bedoel je?"
Nederland is een exportland voor zowel kip als varken. In zijn export kan het zich geen hoge kostprijzen veroorloven en dus gingen boeren niet graag mee in vrijwillig verhoogde normen. De dieren moeten immers allemaal uit dezelfde stal kunnen komen. Door nu de normen – waar het bijvoorbeeld varkens aangaat – voor circa een kwart van de totale Nederlandse productie te verhogen, ontstaat er opeens een waterscheiding tussen twee types boeren. Het ene gaat voor de buitenlandse markt produceren en het andere voor de Nederlandse. Het eerste type heeft nu al moeite mee te komen. Het tweede krijgt het misschien wel te makkelijk.
"Zo hebben we het niet bekeken, maar daar zou je best gelijk in kunnen hebben. Ons gaat het erom dat we onze klanten een betrouwbaar en goed voelend stuk vlees willen kunnen garanderen. Overigens denken wij niet dat die tweede groep het makkelijk gaat krijgen. We kiezen niet per se voor Nederlands vlees. Als Nederlandse boeren niet tijdig of goed genoeg aan onze eisen kunnen voldoen zien wij geen reden om niet naar het buitenland te kijken. Bedenk bijvoorbeeld dat de Duitse slachters Tönnies en Westfleisch bijvoorbeeld sneller in staat waren dan de Nederlandse om ongecastreerd vlees te leveren. De normen impliceren niet noodzakelijk een keuze voor Nederlands vlees. Het gaat ons om de hoge normen. Ik hoorde van Bart-Jan Krouwel van het Productschap voor Kip en Eieren dat een grote Nederlandse kipverwerker al werkt aan één ster kip die in Roemenië wordt gehouden. Als de Nederlandse kipsector daar productie- en prijstechnisch niet in meekan, dan kunnen wij onmogelijk dat probleem overnemen. Dan is er in boerenondernemerschap iets misgegaan. Wel geven we Nederlandse boeren nu graag een kans, maar de Nederlandse boeren moeten zichzelf geen rad voor ogen draaien en denken dat ze een automatisch recht op productie hebben. Dat moet je als ondernemer wel verdienen."
Kort geleden sprak ik met Wilbert Hilkens, sectormanager Dierlijk van ABN AMRO. Hij vindt dat Nederland in eigen huis intensief moet kunnen blijven produceren. Misschien niet zoveel als nu, maar wel voldoende omdat we op dat gebied kennis hebben waarmee we dieren en mensen in de rest van de wereld vooruit kunnen helpen. Los van de commercie ziet hij een bijna morele rol van Nederland in de innovatie van de dierhouderij omdat we daarin voorop zouden lopen. Het voorbeeld van Krouwel laat zien hoe makkelijk die positie en daarmee de motor van die kennis verloren kunnen gaan. Denk je dat jullie leden vanuit het ‘wij-gevoel’ dat je net noemde daar ook een verantwoordelijkheid voor kunnen voelen?
"Tjsonge, zo groot en abstract zien we het niet. Maar misschien heb je ook daar wel degelijk een belangrijk punt te pakken. Ik zou vooral willen benadrukken dat boeren moeten willen bewegen. Ze kunnen niet als een konijn in de koplampen blijven zitten en zeggen dat ze het zo goed doen. Ook in de visie die Hilkens schetst, zullen ze mee moeten willen bewegen. Ze kunnen niet doen alsof ze het nu allemaal zo goed doen. Hoe het gehele cluster met zijn voorsprong moet omgaan is geen vraag die je bij ons op het bord kunt droppen. Bij wie wel? Dat weet ik ook niet zomaar. Wel weet ik dat we twee tankers van koers moeten laten veranderen, kip en varken. Daarin nemen wij ons deel van de verantwoordelijkheid nu heel nadrukkelijk."
Hoe reageert de Dierenbescherming op dit grote nieuws?
"Ik sprak ze gisteren. Ze weten nog niet helemaal wat het betekent voor het sterrensysteem. De ene ster wordt hiermee overbodig. Ik denk dat de Dierenbescherming een belangrijke rol kan spelen in de verdere ontwikkeling van de markt."
Hoe?
"Het is niet aan ons om de strategie van de Dierenbescherming uit te stippelen, maar ik zie een mogelijke rol in het definiëren en borgen van nieuwe concepten die consumenten aanspreken en die een vorm van marktontwikkeling en merkondersteuning nodig hebben."
Jullie spreken vanmiddag een intentie uit. Het moet allemaal nog concreet worden. Verwacht je dat dat makkelijk gaat?
"Er zal nog heel wat gedoe komen. Over de normen en hoe ver die komen te liggen van de bestaande praktijk. Maar toch zetten we dit door. We leggen de lat hoog, want we moeten weg uit al dat negativisme over vlees in Nederland."
Annechien ten Have, voorzitter van de Vakgroep Varkenshouderij van LTO Nederland, speelde een belangrijke rol in het creëren van de verstandhouding tussen boeren, slachters en het CBL van waaruit de intentie van ‘Vlees Beter Initiatief: Ander Vlees in 2020’ kon ontstaan.
Ik vroeg haar hoe ze het initiatief ziet. Ten Have: “Het is een doorbraak dat de retail zelf aan het stuur komt als het gaat om hun inkoopspecificaties. En dat ze daarmee meteen invulling geven aan het feit dat zij ook een verantwoordelijkheid hebben in het kader van een duurzame productie met oog voor mens dier en milieu. Ze deden schoorvoetend mee aan Het Verbond van Den Bosch, maar nu zetten ze toch echt zelf stappen.
Voor de boeren is het van groot belang dat voor de allereerste keer een ander verdienmodel onderdeel dient te zijn van de ambitie en doelstelling van duurzaam vlees.
Ik zie dat als een antwoord op de hartekreet die ik een paar weken geleden richting de partners van het Verbond van Den Bosch deed. De eerste stap naar de oplossing van het probleem is erkennen dat je een samen probleem hebt. Pas als dat is gebeurd, kun je werken aan de echte oplossing. Dat wordt nog best een heel lastig traject, maar waar een wil is, is een weg.”
Fotocredits: Marc Jansen, CBL
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
I'm flabbergasted! En verwelkom -vooralsnog- deze insteek. De supers worden super-ieur in normering, tja, noblesse oblige...
Als Peter Jens stomverbaasd is, Marc Jansen verwonderd over het feit dat slachterijen meerkosten in het verleden altijd bij de boer neerlegden(lees: vergat door te berekenen), Annechien ten Have stelt dat de retail eindelijk eens normen en waarden( goede landbouwpraktijk) hanteert, opvolgend verwart beweert dat we samen een probleem hebben en Dick Veerman de juiste vragen stelt waar Marc nog niet goed over nagedacht heeft doet mij achter de oren krabben en afvragen waar we het de laatste decennia over gehad hebben en waar we er zo'n rommeltje van gemaakt hebben.
http://www.nrc.nl/nieuws/2012/06/14/supermarkten-willen-in-2020-plofkipvrij-zijn/
Frank Dales van de Dierenbescherming en Wakker Dier die in hun nobele streven voor beter dierenwelzijn zo links en rechts vergeten wat de impact is van uit te bannen ingrepen bij dieren en de gevolgen in een later stadium in hun korte bestaan( bijv. castratie en, opvolgend, staart coupeerverbod) onderkennen het verschijnsel niet dat meer natuurlijke waarden voor dieren nu niet direct bevorderlijk zijn voor meer dierenwelzijn.
Natuur is wreed, veel wreder dan de door het CBL geopperde idee om een verantwoordt product in het schap te leggen waar boeren een eerlijk verdienmodel mee zouden kunnen halen. Want het buitenland kan net zo leveren onder elk willekeurig Nederlands huismerk.
Dat neemt niet weg dat Marc gelijk heeft en de regie over meerwaarde van een verantwoordt product bij de producenten (vakmensen) hoort te liggen en de consument overtuigd moet worden om dan maar dat ene huismerk te kopen.
Tenzij agrarisch Nederland toch nog eens op het idee komt om die hele keten zelf ter hand te nemen en het rendement van een huismerk in eigen zak houdt.
Werkelijke verduurzaming van de vleesketen kan alleen als deze marktgestuurd wordt opgepakt.
De retail speelt daarin een belangrijke rol - ik ben daarom blij dat CBL dit initiatief neemt.
Verdient alle steun- om samen te komen tot een inhoudelijk stevige uitwerking.
Paul Jansen #2: Ik ben flabbergasted, niet zozeer omdat het CBL lastige vleesvermarkting/dierenwelzijn thema's gaat aanpakken, maar de gezamenlijkheid die uit Marc Jansen's antwoorden spreekt is speltheoretisch heel interessant. Ik heb de komende acht jaar weer een leuk studieobject te pakken ;-)
Peter, een spoedcursus dan maar? Je speltheoretische gezamelijkheid wordt een competitie tussen diverse partijen die de mogelijkheid geboden wordt om een hoogtepunt van onderscheidendheid te bereiken.
Niets mis met die competitie ware het niet dat er voor consumenten voldoende alternatieve keuzes in het schap moeten blijven anders krijg je de waakhond (NMA) aan je broek. Open deur: de consument is niet de alles eisende burger en blijft het prijskaartje in het vizier houden.
Gevolg hiervan is een blijvende prijsdruk op ieder alternatief naar een hoogtepunt strevende onderscheidendheid. Zou er voor de boeren echt iets veranderen om een eerlijk verdienmodel te behalen? De varkens en kippen konden wel eens de enigste winnaars zijn op de boerderij.