De strategie van coöperaties is over het algemeen gericht op de lange termijn en minder financieel gedreven dan die van hun particuliere en beursgenoteerde tegenhangers. De strategische keuzes van coöperaties bepalen zowel de kwaliteit en duurzaamheid van ons voedsel als de soevereine zelfbestemming die we ons daarmee kunnen verschaffen.
In tegenstelling tot andere ondernemingen rust de werking van coöperaties op een essentiële pijler die het succes van hun ontwikkeling en besturingsmodel bepaalt: leden moeten daadwerkelijk betrokken zijn.
Drievoudige relatie
Coöperaties onderscheiden zich door een drievoudige relatie met hun leden. Die zijn tegelijk aandeelhouder, leverancier (zij brengen hun gewassen om die te laten verkopen of verwerken en verwaarden) en klant (zij kopen producten en diensten van de coöperatie). Vanwege deze drievoudige functie is de betrokkenheid van de leden cruciaal voor de coöperatie. Die moet een relevante en zinvolle strategie kiezen en uitvoeren ten bate van de leden.
Al een aantal jaren waarschuwen onderzoekers, waarnemers maar ook vertegenwoordigers van de coöperaties dat leden zich steeds minder inzetten. Ze doen niet meer mee in vergaderingen en nemen nauwelijks deel aan verkiezingen, zodanig dat ze soms 'spookleden' worden.
Als slechts een kleine minderheid de besluiten neemt, leidt dat tot een vorm van 'tirannie' van de minderheid en staan de grondslagen van de coöperatie ter discussieLeden steeds minder geëngageerd
Volgens de laatste cijfers van het Franse Observatoire de la gouvernance des coopératives agricoles ziet 75% van de onderzochte coöperaties (764 coöperaties, met 83% van de omzet van de coöperatieve sector) een aanzienlijk risico in de gebrekkige betrokkenheid van de leden. Die blijkt met name uit de geringe deelname aan de belangrijkste organen van de coöperatie (algemene en/of deelvergaderingen). De participatiegraad van de leden daalt tot onder de 25% bij een coöperatieve omzet boven de €75 miljoen.
Ook het verslag van de recente parlementaire missie over de coöperatieve sector in de landbouw deelt die zorg. Daarin valt te lezen: "Het lage niveau van deelname aan de algemene vergaderingen, soms gemiddeld slechts 20% voor grote coöperaties, weerspiegelt een zekere verstoring van de band tussen de coöperatieleden en de coöperaties. Dat geldt met name voor de grootste coöperaties."
De geringe vertegenwoordiging van de leden is uiteraard een groot politiek probleem in democratische organisaties, aangezien elk lid slechts één stem heeft, ongeacht het aantal aandelen dat het bezit. Hoe kunnen besluiten die voor alle leden gelden immers worden gerechtvaardigd en gelegitimeerd wanneer slechts een kleine minderheid ten tijde van de besluiten aanwezig is? Dit leidt tot een vorm van 'tirannie' van de minderheid en stelt de grondslagen van de coöperatie ter discussie.
Hoe kunnen we, geconfronteerd met deze verontrustende constatering, de uitdaging van de betrokkenheid van de leden aangaan? Uit sociaal-wetenschappelijk onderzoek blijkt een aantal zaken. Betrokkenheid heeft drie belangrijke dimensies. Een affectieve (emotionele binding en het gevoel erbij te horen), een normatief engagement ('ik moet in de organisatie blijven') en een continuïteitsdimensie ('ik heb geen andere keuze dan te blijven, of als ik weg wil, is het relatief duur').
In het ideale geval zijn deze drie dimensies in balans. Als echter een van de dimensies ontbreekt of wordt benadeeld, kan de totale inzet van individuen aanzienlijk worden beïnvloed.
Betrokkenheid essentieel
Aan de hand van recent veldwerk kunnen leden van coöperaties worden getypeerd. Hun desinteresse uit zich op verschillende manieren. Naast de minst betrokken leden (de 'afwezigen') zijn er twee tussenliggende gevallen van 'ontkoppeling'.
Wij zien leden die min of meer aanwezig zijn, maar nooit investeren in de structuur of deelnemen aan de collectieve inspanning. Het zijn in zekere zin 'passief' aanwezige leden met weinig drive (de 'passieve' leden).
Ook zien we leden die op het terrein of bij hun collega's betrokken zijn, maar die niet erg aanwezig zijn in de organen of geen enkele functie of mandaat willen uitoefenen (de 'discrete' leden).
Vicieuze cirkel dreigt
Het is van het grootste belang dat coöperaties kunnen rekenen op betrokken leden die tijd en energie in hun coöperatie steken en tegelijkertijd deelnemen aan de vergaderingen om de daaruit voortvloeiende besluitvorming te legitimeren. Bij gebrek daaraan komt een vicieuze cirkel van ontkoppeling op gang.
De leden dreigen namelijk zich onvertegenwoordigd te voelen. Daardoor verliezen ze het vertrouwen in het politieke systeem van de coöperatie. Ze trekken zich steeds verder terug en worden uiteindelijk spookleden. Als dat proces op gang komt, verliest de coöperatie haar wezenlijke karakter en wordt zij overgelaten aan de goede wil van een handvol gekozen vertegenwoordigers of bestuurders. Er ontstaat een groot risico van een 'autocratische' drang of personalisering van de macht. Precies het tegenovergestelde dus van de coöperatieve beginselen die in wezen collectief en democratisch zijn.
Mogelijke oplossingen
Als ze deze situatie - die natuurlijk een versimpeling is van de verscheidenheid in verschillende omgevingen - herkennen, kunnen coöperaties, hun gekozen bestuurders en leden op zoek naar oplossingsrichtingen.
Ze kunnen beginnen met nadenken over en werken aan het re-activeren van hun individuele leden.
Coöperaties moeten de ontwikkeling van de drievoudige dimensie van betrokkenheid mogelijk maken: affectief, normatief en continuïteit. Concreet gaat dat over de trots en het gevoel erbij te horen. Die gevoelens ontstaan als leden zich goed 'behandeld' voelen en rechtvaardigheid ervaren en hebben tot resultaat dat zij trots zijn op de projecten die hun coöperatie bedenkt en aanpakt en dat laten horen.
Participatie betekent deelnemen aan een collectief avontuur en daarmee verbonden zijn, daaraan bijdragen door het collectief mogelijk te maken en uiteindelijk om erkenning door middel van een aandeelOp die manier kunnen zij zich weer normatief verbinden en komen ze in de gewenste lange termijn relatie met hun coöperatie. Bovenop het contract dat het lid juridisch bindt aan zijn coöperatie, komt een 'psychologisch contract'. Dat is geen formele of transactionele relatie maar juist een warme intermenselijke.
Niet alles hangt af van hoe geanimeerd het coöperatieve leven is. Bij de verwelkoming van nieuwe leden en op belangrijke momenten in het jaar, kan het nuttig zijn mensen eraan te herinneren wat 'participatie' werkelijk inhoudt. Wij hebben het geluk inspiratie te kunnen halen uit het werk van de filosofe Joëlle Zask. Zij is dieper in het begrip 'participatie' gedoken: het gaat om deelnemen (deelnemen aan een collectief avontuur en verbonden zijn met een gemeenschappelijke bestemming); om bijdragen (een bijdrage leveren die het bestaan van het collectief mogelijk maakt) en uiteindelijk om het genot van een aandeel (iemands participatie wordt erkend).
Deze kort geschetste richtingen laten manieren zien om een echte strategie te vormen die een voedingsbodem kan zijn voor een reële, duurzame en op bijdragen van de leden voor hun coöperatie(s) gerichte inzet. Het gaat immers om het effectieve 'overleven' van een model dat 40% van het Franse agroalimentaire systeem en de helft van de landbouw in de wereld vertegenwoordigt.
Dit artikel is gebaseerd op een veldstudie van Rodolphe Bonsacquet en Elsa Bonnard, landbouwingenieurs die met tal van coöperaties en hun leden hebben gewerkt.
Het is geschreven door Xavier Hollandts, hoogleraar strategie en ondernemerschap aan de Kedge Business School. Het verscheen oorspronkelijk in het Frans op The Conversation; de vertaling en lichte hertaling werden verzorgd door Foodlog Media.
Vanuit de Nederlandse en Vlaamse context stelt zich een vraag bij de onvrede van de leden van onze grote coöperaties - zoals FrieslandCampina, Cosun, Agrifirm - en hun sympathie voor de boerenvakbonden en de boerenactie-organisaties FDF en Agractie. In hun coöperaties - die traditiegetrouw voor hun economisch perspectief zorgden - zijn de boeren achterin de bus gaan zitten en gedragen zich vermoedelijk veelal als discrete en passieve leden of zelfs als spookleden. In de actieorganisaties zijn ze conservatief actief en trekken ze met duizenden trekkers op tegen de macht van de burger die voor een regering heeft gestemd die hun activiteiten dratisch wil veranderen en beperken.
In gesprek met jonge boeren hoort de redactie van dit blad een analyse opkomen: omdat de boerenorganisaties geen droom hebben ontwikkeld van de toekomst waarmee hun leden én het grote collectief van andere burgers zich kunnen identificeren, is de boer buiten spel geraakt.
“De overheid trekt aan het verkeerde eind.”
— André Hoogendijk (@andrehoogendijk) March 2, 2023
Mijn pleidooi is om te beginnen bij de plant - met eten, met veehouderij, met mest en met landbouwbeleid.
Mijn gesprek daarover met @mariekesjerps stond vorige maand in HP/De Tijd, maar staat nu ook online https://t.co/au9G2yPI3M
Een boeiend voorbeeld van hoe het eenvoudig anders kan, geeft de jonge directeur van het BO-akkerbouw André Hoogendijk. Hij is historicus en landbouwkundige en vertelde in gesprek met HP/De Tijd onlangs dat de overheid een foutje maakt door mest en dieren centraal te stellen als probleem, terwijl ook een realistische en tot de verbeelding sprekende droom te creëren valt rond de teelt van planten (die nu eenmaal mest nodig hebben en CO2 in voedsel omzetten).
Inmiddels zijn zowel Nederland als Vlaanderen verwikkeld in een stijd die lijkt te gaan over het uitroeien van het kwaad dat de boer in de beeldvorming is geworden omdat boeren zich al decennia verzetten tegen minder dieren. En dat allemaal - als Hoogendijks analyse klopt - omdat de dierlijke landbouw niet gekanteld is naar een perspectief op plantaardige landbouw met zo weinig mogelijk kunstmest. In de Flevopolder houdt bijvoorbeeld het grote biologisch-dynamische boerenbedrijf Gaos koeien, niet voor het vlees of de melk, maar uitsluitend voor de mest.
Perspectief moet van de coöperaties komen
De Franse analyse van de participatiegraad in coöperaties heeft een verdere consequentie. Het 'perspectief voor boeren' waar minister Henk Staghouwer niet uitkwam en waar nu ook zijn opvolger Piet Adema door een mislukkend 'Landbouwakkoord' (de nieuwe naam voor de Perspectiefbrief waar Staghouwer niet uitkwam) in dreigt te verdrinken, is een zaak van de coöperaties die de ruimte moeten krijgen en nemen om een progressieve verbindende visie te formuleren op landbouw. Dat moeten zij doen in de context van de sterk verstedelijkende delta Nederland met zijn straks 20 miljoen inwoners, de havenfunctie van Nederland en een groot Duits achterland dat onder de nieuwe Rood-Groene coalitie en minister Cem Özdemir ook zijn dierlijke landbouw wil krimpen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
De coöperaties zijn overvleugeld door de boerenorganisaties. Het zijn nu de boerenorganisaties die bepalen hoe coöperaties te werk moeten gaan. Voorbeeld is het afschaffen van het melkquotum door de boerenorganisaties. Vervolgens moesten coöperaties daar op inspelen. Coöperaties anders laten functioneren leidt tot een confrontatie tussen boerenorganisaties en coöperaties. Met boeren leden in een spagaat. Op een ledenvergadering van een coöperatie kan een boer geen coöperatief standpunt in nemen die strijdig is met boerenorganisaties. En andersom kan ook. Op een ledenvergadering van boerenorganisaties kan een boer geen boerenstandpunt innemen die vervolgens niet in een coöperaties past. Het alternatief is geen ledenvergadering van coöperatie of boerenorganisatie bijwonen. Raak je als boer ook niet in een spagaat.
Piet, volgens jou hebben dus het LTO van Sjaak van der Tak & Hans van den Heuvel en het NAJK van Roy Meijer een wig gedreven tussen cooperaties en hun leden.
De analyse van Xavier Hollandts is een heel andere: de coops zijn niet met hun tijd meegegaan en hebben geen verbindende visie weten te formuleren zodat er een gat onstond. Dat is aanvankelijk vooral door de groene en progressieve partijen ingevuld, zeggen wij in onze link naar de Nederlandse situatie. Inmiddels is het getransformeerd tot een uit de hand gelopen natuurdiscussie rond stikstof en een al even ingewikkelde 'economisch perspectief'-discussie die bij ondernemers thuishoort maar waar ze vnl. van uitgesloten zijn.
Ik ben reuze benieuwd naar de mening van Krijn Poppe over de analyse die Hollandts maakt en de link die wij leggen naar het 'Hollandse boerenvraagstuk' van dit moment.
Piets #1 snap ik wel. Je kunt nl. ook de volgende analyse maken.
Boeren en andere agrarische ondernemers zijn die bij hun coops gaan klagen dat ze meer aan belangenbehartiging moeten gaan doen. En die nemen daarom steeds meer lobbyisten in dienst.
Dezelfde telers klagen bij hun belangenbehartigers over het verdienmodel - die daar dan vervolgens op inzetten. De gebruikelijke belangenbehartigers (LTO, de vakbonden) zijn afgelopen 10 jaar weinig succesvol geweest in hun reguliere werk en gooien het daarom over een andere boeg. Hun grootste fout was het opentrekken van de champagne bij het afschaffen van de productschappen en het markt- en prijsbeleid (melkquotum).
Daardoor is er geen mechanisme meer om collectief te sturen op boeren. Dat kunnen belangenbehartigers niet. Noodgedwongen zijn coops dat gaan doen, maar dat werkt op lange termijn tegen hen. Met name de onvrede bij FrieslandCampina is daar hét voorbeeld van.
Het probleem zo bekeken is: er is geen rolvastheid. Telers, coöperaties en belangenorganisaties proberen elkaar de loef af te steken. Op het hoogste niveau is er geen coördinatie meer. Van dat laatste is het échec van AgriNL het krachtigste voorbeeld.
Onderwijl wordt het steeds boeiender om te zien dat Lidl Frankrijk boeren organiseert alsof het een coöperatie is. De inkoopbaas van het bedrijf kreeg er zelfs vorige week een lintje voor van de minister van Landbouw.
"Het probleem zo bekeken is: er is geen rolvastheid. Telers, coöperaties en belangenorganisaties proberen elkaar de loef af te steken. Op het hoogste niveau is er geen coördinatie meer. "
Klopt, en de coops zijn eigenlijk gewoon multinationals en de boeren aandeelhouders hierin. Je mag alleen als boer meer dividend verwachten. En een boer bij een coop heeft ook een dubbele rol a) toeleverancier, b) aandeelhouder. Tja, die rollen kunnen ook wel eens bijten.
LTO zou zich alleen als belangenbehartiger van de boer (en dus niet van de coops) moeten gedragen. Net als FNV dat doet voor werkgevers, en FME bijvoorbeeld voor tech-ondernemers.
Wat Dick Veerman geen rolvastheid noemt, noem ik een totale verrommeling. Je ziet het ook bij de wereld van R&D en topsectoren. Daar lopen politiek, lobby en wetenschap op een onhandige (kwalijke?) manier door elkaar heen.