In een surrealistische omgeving, 25 verdiepingen boven de Domstad, praatten de kersverse directeur Food en Agri Nederland Ruud Huirne en Chief Financial Officer Bert Bruggink de journalisten bij over de turbulente economische ontwikkelingen in Nederland en Europa. Hoewel de glimmende glazen toren anders suggereert waren de Rabomannen opvallend timide.

Ondanks de kredietcrisis groeide het totale financieringsvolume tussen 2005 en 2011 van ruim 22 miljard naar ruim 30 miljard euro. Dit volume nam de laatste drie jaar niet zo snel meer toe dan daarvoor, maar is zelfs het laatste jaar nog gestegen. Agrarische bedrijven blijven dus investeren. Anders ligt het met het spaarvolume van de agrarische bedrijven. Dat groeide van 6,4 miljard in naar 8,5 miljard euro in 2010. Afgelopen jaar teerde het in met 160 miljoen euro. “Dat valt niet tegen”, merkte Ruud Huirne op. Dat leidde tot kritische vragen uit de zaal, want de bank heeft niet in kaart gebracht hoe de agrarische bedrijven zijn ingeteerd op eigen vermogen. Die cijfers zijn niet precies bekend, maar het gaat vermoedelijk om 20-25%.

Groot en klein
Ongeveer een kwart van het financieringsvolume staat uit in de tuinbouw, waar momenteel de schulden torenhoog zijn. Dat bracht mij op de vraag aan Cor Hendriks of er op korte termijn veel tuinbouwbedrijven moeten stoppen. Zijn antwoord was somber. De meeste pijn zit in de hoek van de groentetelers. “Het beeld is heel wisselend”, legde hij uit. “Zowel grote als kleine bedrijven zitten in de problemen. Veel bedrijven hebben de afgelopen jaren sterke groei doorgemaakt, maar we zien dat niet iedere ondernemer die opschaling goed aan kan. Er zijn ook bedrijven die ondanks de crisis doorgroeien en hun zaken op orde hebben.”

Geen onderscheid
Hendriks ziet de eerste klappen vallen onder paprikabedrijven, zeker als de prijs die telers ontvangen deze zomer niet meer aantrekt. Het gerucht dat de bank niet snel sale- en lease-back bedrijven zal laten vallen ontkracht hij. De bank maakt volgens hem geen onderscheid tussen een bedrijf dat op traditionele wijze is gefinancierd of via sale- en lease-back.
“Van één of twee jaren geen aflossing betalen worden wij niet zenuwachtig, maar als een ondernemer de rente niet meer kan opbrengen wordt het zorgelijk. Dan moeten we overgaan tot maatregelen”, aldus Hendriks. “Overigens speelt deze situatie niet alleen in de glasgroentesector, maar ook in de sierteelt.”
Hoewel de bankman de verantwoordelijkheid voor de opportunistische schaalvergroting vooral bij de ondernemers zelf legt, geeft hij toe dat de bank soms ver is meegegaan. Vandaar dat nu stringenter wordt gekeken naar het markt- en afzetverhaal in een investeringsplan.

Snel handelen
Na de soep en broodjes sprak ik nog even na met Hendriks. Hij toonde zich een bezorgd man. Hij vindt dat de tuinders en hun organisaties niet te veel moeten verwachten van de overheid. Wel om regels te versoepelen, maar niet om verbeteringen aan te brengen in de afzetstructuur. Dat moeten ze namelijk zelf oppakken en dat gebeurt hem niet snel genoeg.
Alle ogen zijn gericht op de vorderingen binnen STAP (Stichting versterking Afzetpositie Producenten van Glasgroenten in Nederland). Dit is een initiatief van ondernemers om meer eenheid in de versnipperde afzet te krijgen. Wat ze precies doen valt hier te lezen. Hendriks wil deze mensen aanmoedigen om de regie te nemen in plaats van met elkaar te concurreren, want dat is wat nu gebeurt. “Er is draagvlak, maar nu moeten er echt structurele veranderingen in de keten plaatsvinden. Dat moet gebeuren voor het te laat is.”
De sectormanager is ervan overtuigd dat de Nederlandse tuinders goede en gezonde groenten telen, maar onvoldoende in staat zijn om dat onderscheid in de markt duidelijk te maken. Vorig jaar tijdens de EHEC-crisis bleek nog eens hoe fragiel te sector is.

Dubbel gevoel
Zelf heb ik een dubbel gevoel over de rol van de banken. Hebben zij de teugels zo langzamerhand niet teveel laten vieren waarbij hele familiekapitalen – dus pensioenen - zijn opgegaan aan het redden van het familiebedrijf? Een verstandig accountant, die tuinbouwbedrijven adviseert, vertelde me dat hij ouders adviseert geen eigen vermogen in zieke bedrijven van kinderen te steken. Help ze liever na de bedrijfsbeëindiging, want het is water naar de zee dragen. Een nuchter advies.

*Sale- en lease-back constructies zijn populair vanaf 2006. Deze constructies werden voor die tijd uitsluitend toegepast bij zeer grote projecten. Vanaf 2006 werden ze mogelijk bij investeringsbedragen boven drie miljoen euro. De bank koopt vóór ingebruikname de opstallen van de ondernemer, waarbij deze ze weer terug least.
Bij ‘sale- en lease-back’ kan de ondernemer optimaal gebruik maken van fiscale regelingen als MIA, Vamil en EIA. De hoogte van deze voordelen zijn namelijk afhankelijk van de fiscale winst van de investerende onderneming, die uiteraard niet ieder jaar even groot zal zijn. In de ‘sale- en lease-back’ regeling is de Rabobank investeerder en eigenaar van de opstanden en zet haar eigen belastingcapaciteit in om het maximale voordeel te kunnen behalen.


Fotocredits: het glazen hoofdkantoor van Rabobank in Utrecht, persfoto Rabobank
Dit artikel afdrukken