Onderzoeker Peter van Horne berekende dat de productie van een gemiddeld ei 10 à 12 cent kost. Voer bepaalt 60% van de kostprijs, het eigen loon van de boer 7%.

In de supermarkt kost zo'n ei 30 cent. Dat vindt pluimveehouderij-econoom Van Horne te dol. Volgens hem neemt de eierhandel een cent of 3-4, zodat de kostprijs van een ei op 14 tot 16 cent uitkomt. Van Horne: "En in de supermarkt moet je 30 cent voor een ei betalen. Dan val je toch van je stoel?’’ Van Horne ziet een schandalige vette marge.

Maar klopt dat ook?

Volgens Van Horne vragen supermarkten maar wat voor een ei omdat mensen ze niet laten staan. In wetenschappelijke taal: eieren zijn prijsinelastisch. Van Horne legt het uit in gewone mensentaal: "Het aantal eieren dat mensen kopen is niet afhankelijk van de prijs. Anders gezegd: mensen gaan niet minder eieren kopen omdat ze duurder zijn. Dat is de truc van de supermarkt.’’

Supermarkten verdienen aan maar een paar producten een ruime marge weet Van Horne: "Je hebt een paar producten in het schap waaraan heel veel wordt verdiend, en eieren staan altijd in de top 3. Ze hoeven er niks mee te doen, niet eens te koelen. Ze hoeven ze alleen neer te zetten. En toch gaat de prijs over de kop.’’

Tot zover klopt het als een bus.

Maar Van Horne vergeet iets: supermarkten hielden van iedere euro omzet op hun hele omzet vóór de inflatiecrisis zo'n 2 tot 4 cent als marge over. Dat komt omdat ze veel te veel producten te duur inkopen vergeleken met de prijs die jij aan de kassa betaalt; denk bijvoorbeeld aan bier. Dat compenseren ze met de marge op andere. Die verrekening heet in vakjargon hun margemix. Iedere consument profiteert daarvan met lage prijzen, al is het zo dat wie geen eieren koopt er nét wat meer van profiteert.

Op dit moment kopen supermarkten nog duurder in en berekenen ze die hogere inkoopkosten grotendeels niet door in de prijs die consumenten aan de kassa betalen. Ga er maar rustig van uit dat hun marges dichter naar de 1 dan de 3 cent zijn gekropen. Dat is een heel verschil met die dubbeldikke marge waar Van Horne van van zijn stoel viel. Hij dacht dat er op wat kosten na wel bijna de helft van een euro op de verkoop van eieren in de supermarkt zou overblijven: 50 cent waarvan er - doe eens ruig met 3 cent verkoopkosten, zegt Van Horne met zoveel woorden - wel een dikke 45 over zouden blijven.

Daar komt nog wat bij. De handel bepaalt de inkoopprijzen van de eieren voor de supermarkt en daar doen ze eigenlijk betrekkelijk weinig voor. Inkoop, verkoop en tamelijk massale logistiek. Hun winstgevendheid is aanmerkelijk hoger dan die van een supermarkt. Het zou aardig zijn als de Wageningse Universiteit daar ook eens wat sommetjes over zou maken.

Heeft Van Horne dan helemaal geen punt? Een beetje wel. Na de fipronilcrisis hielden de supermarkten de prijzen van eieren hoger dan het niveau voor de schaarste die destijds tijdelijk de prijzen omhoog joeg. Nu zijn eieren een plezierige kurk waarop de marge nog enigszins kan drijven.

Met dit stukje leggen we maar even uit wat bankier Martin Rol vermoedelijk bedoelde toen hij wat pissig op het AD-stukje reageerde, zonder noemenswaardig uit te leggen waarom. De marge die leken - en zelfs wetenschappelijk onderzoekers - aan een product in de supermarkt toerekenen is een illusie. Supers maken hun winst door de boodschappen waar ze je mee lokken en de hogere prijzen die je betaalt voor producten die je ook meeneemt als je toch binnen bent gestapt.


Dit artikel afdrukken