De studie is onderdeel van een lopend observationeel onderzoek, het Rotterdam periconceptional cohort (Predict study). De 701 deelnemende vrouwen vulden vragenlijsten in over hun voedingsinname voor en tijdens de zwangerschap. Daaruit werd berekend welk energiepercentage de vrouwen uit UPF's haalden. Dat liep van 16% tot wel 88%, met een mediaan van 47,5%.

De onderzoekers hielden de groei van de embryo’s nauwlettend in de gaten. Dat deden ze aan de hand van de kop-romplengte en het volume van het embryo.

Hoofdonderzoeker Lenie van Rossem concludeert dat er een verband is tussen het eten van UPF’s en een groeiachterstand bij ongeboren baby’s. “Dat je het zo vroeg in het leven kunt zien, daar schrok ik van", zegt ze.

De associatie tussen kop-romplengte, embryovolume en het aandeel UPFs in de voeding van de moeder verdween toen de onderzoekers corrigeerden voor de vitamines B1, B2, B6, B11, B12 en zink die de vrouwen binnenkregen
Van Rossem waarschuwt voor UPF's omdat ze een grotere kans ziet op vroeggeboorte of een laag geboortegewicht bij verminderde embryonale groei tijdens het eerste trimester van de nog ongeboren baby.

De onderzoekers deelden voedingsmiddelen in volgens de uit Brazilië stammende NOVA-classificatie, die voedsel indeelt in categorieën die gaan van onbewerkt tot ultrabewerkt. Per deelnemer berekenden ze de gemiddelde nutriënten- en energie-inname per NOVA-categorie en uiteindelijk een procentuele energie-inname uit UPF's. Soms bleken de onderzoekers het oneens over de categorie waarin een product thuishoorde. Dat laat zien dat de UPF-classificatie geen exacte wetenschap is, maar afhankelijk van menselijke inschattingen.

B1, B2, B6, B11, B12 en zink
Het is niet ondenkbaar dat vrouwen die procentueel bovengemiddeld veel energie uit UPFs halen ook op andere belangrijke manieren verschillen van vrouwen die dat minder doen. Het onderzoek liet bijvoorbeeld ook een verband zien tussen UPF-inname, een hogere energie-inname en roken tijdens de zwangerschap. De onderzoekers probeerden het effect van roken, drinken, lichamelijke oefening en andere factoren die ook invloed hebben op de groei van een embryo uit te sluiten, door hun data te corrigeren en zoveel mogelijk alleen het effect van UPFs tot hun eindanalyse toe te laten. De associatie tussen kop-romplengte, embryovolume en het aandeel UPFs in de voeding van de moeder verdween pas toen de onderzoekers ook nog corrigeerden voor de vitamines B1, B2, B6, B11, B12 en zink die de vrouwen binnenkregen. Dat een tekort daaraan moet worden bewaakt en door suppletie kan worden opgevangen, krijgt weinig aandacht.

Wat de onderzoekers betreft is het verstandig om op basis van hun onderzoek nu al de consumptie van UPFs voor en tijdens de zwangerschap af te raden. Wel benadrukken ze niet te claimen dat ze een oorzakelijk verband tussen de consumptie van UPFs en de embryonale groei hebben ontdekt. Om daar achter te komen is verder onderzoek nodig.

De onderzoekers hebben zijdelings ook gekeken naar het effect van roken op het embryo. “We zien dat het effect van UPF wel in de richting komt van het effect van roken”, aldus van Rossem.

De Rotterdamse onderzoekers zeggen het eerste onderzoek te hebben gedaan dat een negatief verband laat zien tussen het eten van UPFs en embryonale groei. Ze suggereren dat het even schadelijk is als roken, een forse claim.

Het onderzoek trok de aandacht van 1Vandaag. Daarin ondersteunen hoogleraar Volksgezondheid Jaap Seidell en de MaagDarmLever Stichting de bevindingen van de Rotterdamse onderzoekers.

Dit artikel afdrukken