Wat smeerde u vanochtend op uw boterhammen? Water, plantaardige oliën en vetten, plantensterolester, gemodificeerd zetmeel, droge melkbestanddelen, emulgator (E471, E322), conserveermiddel E202, voedingszuur E330, vitamines (E, B6, A, foliumzuur, D, B12), aroma’s en kleurstof E160a? Of was het melkvet, water, melksuiker en een handjevol natuurlijke vitamines en mineralen?

In het eerste geval krijgt u een tien met een griffel. Op uw broodsmeerselkuipje prijkt een blauw vinkje. U hebt gezond gekozen. De Hartstichting heeft haar zegen uitgesproken over uw boterhammenbalsem. Wellicht wordt u zelfs gesubsidieerd door uw zorgverzekeraar, omdat u eet wat u eet: Becel pro-activ.

Roomboter smeert u daarentegen geheel op eigen risico. Bijlappen voor een dotterbehandeling of bypass is weliswaar nog niet aan de orde, maar een standje van de huisarts of cardioloog is niet uitgesloten. Als het aan de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg ligt, betaalt u straks voor uw bestreken boterhammetje in elk geval extra belasting.

Nederland zou met de invoering van de ‘vettaks’ – waarover de Raad de minister van Volksgezondheid vorige week positief adviseerde – niet het eerste land zijn waar accijns wordt geheven op verzadigde vetten. In Denemarken werd een dergelijke belasting ingevoerd. Hongarije doet ongeveer hetzelfde. Het is te vroeg om de effectiviteit van deze maatregel te peilen. Zeker is dat hij een administratieve nachtmerrie oplevert.
Een kwart van alle welvaartsziekten wordt veroorzaakt door een ongezonde leefstijl. Nu de volksgezondheid op het spel staat, is overgewicht niet langer een privéaangelegenheid, maar een politieke zaak. Persoonlijk heb ik er weinig op tegen een groter deel van mijn budget te besteden aan eten. Voedsel in Nederland is relatief goedkoop. Ook gezondheidsbevorderend optreden van de overheid stuit me niet tegen de borst. Ik ben slechts een hartstochtelijk voorstander van fatsoenlijk, vers eten. Mijn voornaamste aarzeling rond het invoeren van een vettaks luidt: wie beslist straks precies wat goed voor mij is en wat slecht?

Vetten, ook die vermaledijde verzadigde vetten, zijn essentieel voor het functioneren van het menselijk lichaam. Je zou het bijna vergeten, maar het is nog helemaal niet zo lang geleden dat we onbekommerd speklappen aten en het bestaan van zoiets als slagroomijs light onbestaanbaar was. Pas in de laatste pakweg dertig jaar is vet langzaam maar zeker in de taboesfeer beland. Vet maakt dik. Vet is ongezond. Vet is gevaarlijk. Het verbluffende resultaat van deze demonisering: we zijn dikker dan ooit.

Het is een beetje flauw om de gehele wetenschap in twijfel te trekken sinds het debacle rond Diederik Stapel, maar de realiteit is dat onder medici en onderzoekers ernstige verdeeldheid bestaat over de vraag wat gezonde voeding is. De lobby van de voedingsindustrie is invloedrijker dan we zouden moeten willen in een weldenkend land. Deze twee factoren maken een indeling van voedingsmiddelen in gezond of ongezond, in goed of slecht, op z’n minst arbitrair.
De waarheid over eten is dat er in veel gevallen nog geen waarheid is. Zo lijkt het decennialang gepropageerde drinken van melk een averechts effect te hebben op botontkalking. Zo bleef recent (door Unilever gesponsord) wetenschappelijk onderzoek naar de vermeende positieve invloed van omega-3-vetzuren in margarine op hart- en vaatziekten zonder resultaat. Zo is gebleken dat je van lightproducten meer eet en dus uiteindelijk juist dikker wordt.

Ik ben niet medisch geschoold, maar mijn gezond verstand zegt me dat er niet zoiets bestaat als een apert ongezond product. Wij worden niet dik van een randje vet aan de karbonade, noch van de boter waarin we haar bakken, of van dat ene koekje bij de thee. Wij worden dik van een ongezond eetpatroon.

We eten veel en veel te veel. Dit is onze volksziekte. Hiertegen is een vettaks niet het juiste medicijn. Als ik in de supermarkt in de karretjes om mij heen kijk – een onschuldige, maar heerlijke vorm van voyeurisme – en zie hoeveel snacks erin worden gemieterd, tegenover de hoeveelheid verse groenten en fruit, en als je weet dat een gemiddelde zak chips duurder is dan een komkommer of een bos radijs, vraag ik me af of het zou helpen. Dan lijkt het zinvoller om reclame op frisdrank, snoep en fastfood te verbieden, opdat we niet voortdurend in de verleiding worden gebracht.
De bal ligt in Den Haag. Willen we het Deense model, of toch een verfijndere aanpak van dit gecompliceerde welvaartsprobleem? Smeren we straks op last van de staat allemaal Becel? Tot die tijd houd ik me vast aan wat Joan Gussow, een Amerikaanse professor in de voedingskunde, ooit heeft gezegd: „Als het over boter versus margarine gaat, stel ik meer vertrouwen in een koe dan in een chemicus.”

Fotocredits: donkeyhotey
Dit artikel afdrukken