Voor sommige mensen gaan verbeteringen van producten en bedrijfsprocessen niet snel genoeg of niet ver genoeg. Daarom roepen politieke partijen en maatschappelijke organisaties om overheidsingrijpen. Dan zou het sneller gaan. Ik denk dat een misvatting is. Echte verduurzaming moet van onderaf komen, vanuit de maatschappij zelf. Dat zegt bijvoorbeeld ook een maatschappelijke organisatie als Urgenda, waarvan de directeur nota bene op de eerste plaats van de Duurzame Top 100 van Trouw staat. Het vergt dan ook moed van politici en ambtenaren om zichzelf te beperken in hun regelzucht en te vertrouwen op de gezonde kracht van bedrijven en burgers die wat willen. Het vergt ook moed van bedrijven, boeren en tuinders en hun belangbehartigers om te accepteren dat de achterblijvers zullen moeten stoppen om hun sectoren als geheel sterker en verantwoordelijker te laten maken. En niet in de laatste plaats vergt het lef van bedrijven om echt klantgericht te worden en niet te sturen op volume en korte termijn winst, maar op lange termijn rendement door het creëren van betekenisvolle relaties met afnemers die van hen gaan houden. Zoals mensen van Apple houden, zo moeten ze ook van een tomaat, karbonade, vleesvervanger of een supermarkt kunnen houden. Dat kan alleen als je zinvolle relaties en waarden opbouwt waar mensen iets mee kunnen hebben. Bij ambachtelijke producten is dat niet anders, dan bij merken.


Maatschappelijke organisaties hebben een essentiële rol

Het is essentieel goed te luisteren naar maatschappelijke organisaties en vakbonden. Zij geven de randvoorwaarden aan waarbinnen bedrijven maatschappelijk verantwoord kunnen ondernemen. De voedselketen barst inmiddels van de voorbeelden van bedrijven die in samenspraak met NGO's tot mooie resultaten en innovatieve producten komen die lekker, gezond en duurzaam zijn én aansluiten bij de wensen van de consument. Zonder de consument red je het niet. Henk en Ingrid, Jan-Paul en Marie-Claire, Fatima en Achmed en Maarten en zijn Piet-Hein sturen de keten. Zij zijn veel consequenter dan vaak wordt beweerd. Ze stemmen dagelijks met hun hart (‘dit wil ik’), hun hoofd (‘dit moet ik’) of hun voeten (‘dit wil ik niet’). Die drijvende kracht achter de voedselketen kun je niet negeren.

De roep om ingrijpen in marktwerking begint steeds luider te klinken. Volgens de aanhangers van die aanpak moet de overheid de markten reguleren, beperken of zelfs weer helemaal nationaliseren. De meest bekende uitingsvorm van dit wensbeeld zijn de zogenaamde Occupy-bewegingen wereldwijd. Veel mensen brengen hier sympathie voor op, wellicht vooral uit nostalgische overwegingen.

Ook ten aanzien van de voedselketen komen zulke gevoelens op. Het gevoel heerst dat ‘grote bedrijven fout zijn’ en ‘mensen of organisaties die veel geld verdienen niet te vertrouwen zijn’. In food zijn vooral de supermarkten de gebeten hond. De discussie gaat tussen afnemers en leveranciers en vooral de laatste groep meet zichzelf een slachtofferrol aan. Zelfs multinationale fabrikanten gedragen zich als Calimero en klagen over oneerlijke handelspraktijken, het kopiëren van hun A-merken en het niet meer kunnen innoveren als gevolg van de ‘supermacht’, zoals voormalig minister Gerda Verburg het noemde.

De boter op de hoofden van de A-merkfabrikanten is de afgelopen periode door onderzoek wel aangetoond. Desondanks wenden fabrikanten zich gezamenlijk tot de overheid in Brussel en Den Haag met het verzoek tot ingrijpen in vrije marktwerking door middel van regulering en het afdwingen en codificering van ‘vrijwillige’ afspraken. Boeren en tuinders en hun vertegenwoordigers doen daar niet voor onder. Zij gaan zelfs nog een stapje verder door de campagnes van NGO’s als Wakker Dier (tegen de ‘kiloknaller’) te omarmen. Dat moet dan welhaast een wanhoopsdaad zijn om de aandacht van de eigen problemen af te leiden: je eigen bedrijfsvoering publiekelijk afkeuren in de hoop dat een ander de schuld krijgt. Als Milieudefensie en de Dierenbescherming zich echter publiekelijk met de bedrijfsvoering van boeren bemoeien door hun bestaande marktstategie – cost leadership door productievergroting per bedrijf – af te wijzen, is het land te klein.

Er is sprake van overaanbod van generieke producten en grondstoffen die verderop in de keten tot meerwaarde komen. De harde regel van de markt is echter dat overproductie tot lage prijzen leidt en dat degene die waarde toevoegt aan een product deze extra waarde ook houdt. En juist deze harde regels van de markt werken op sectorniveau tevens sanerend. Letterlijk betekent dat woord gezondmakend. Zo zóu het tenminste moeten zijn.

Wrang: de markt wordt ziek gehouden door de overheid
Het wrange voor boeren en tuinders is echter dat de markt zijn werk niet kan doen door allerlei interventies van de overheid. Denk aan subsidiering, interventies en zogenaamde goldplating op Europese wet- en regelgeving tot het langs nationale grenzen afschermen van de Europese binnenmarkt. In essentie komt het erop neer dat de overheid werkelijke concurrentie en werkelijke marktwerking nog nooit echt een kans heeft gegeven door het in stand houden van een ongelijk speelveld binnen Europa voor bedrijven. Het standaardantwoord van de overheid op klachten van bedrijven over het ongelijke speelveld, is vrijwel altijd meer wetgeving of hogere eisen ter compensatie van gebrek aan gelijkheid. En dit werkt averechts. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Een gelijk speelveld binnen Europa, vrij verkeer van goederen en diensten en minder regulering van de levensmiddelenketen is essentieel voor de concurrentiekracht van de Nederlandse economie als geheel en van groot belang voor de vitaliteit van individuele bedrijven in de voedselketen in het bijzonder. De keten van boer, via verwerkers, handel en retailorganisaties moet in een fundamentele transitie komen waarin zich krachtige, duurzame bedrijven met sterke en rendabele samenwerkingen kunnen ontwikkelen. Marktwerking is hierbij essentieel, het haalt het beste in bedrijven naar boven en zorgt voor oplossingen die een wetgever echt niet kan verzinnen. Daar heeft de maatschappij als geheel alle belang bij. Door te pappen en nat te houden, houdt de overheid de ziektes in stand die in het systeem zijn geslopen en die gecorrigeerd moeten worden. Marktwerking laat het soms even strormen in de keten maar het zorgt er ook voor dat dood en ziek hout uit de bomen waait en er ruimte ontstaat voor nieuwe, gezonde aanplant.

Wordt gekozen voor dwingende wetgeving en regulering, dan is het bepaald niet ondenkbaar dat de forse en onduurzame en ongezonde verkoudheden die er zijn, uitlopen op een ernstige griep. Meer en betere samenwerking tussen schakels en concurrentie binnen sectoren, gecombineerd met minder overheidsbemoeienis en het daadwerkelijk openstellen van de interne Europese markt voor goederen en diensten levert winst en duurzame waarde op voor de economie, de samenleving en individuele consumenten.

Het CBL heeft de publicatie Een Krachtige Levensmiddelenketen uitgebracht. Hierin wordt beschreven hoe door samenwerken van partners in de keten beter aan de wensen van de consument kan worden voldaan, zonder daarbij aspecten als duurzaamheid, gezondheid en economische belangen uit het oog te verliezen. De consument heeft baat bij een goede en intensieve samenwerking tussen boeren, tuinders, verwerkers en supermarkten en foodservicebedrijven, zodat toegevoegde waarde wordt geboden in de vorm van nieuwe en betere producten, bijvoorbeeld in samenstelling en duurzaamheid.

Fotocredits: milieunet
Dit artikel afdrukken