Een aantal zaken viel me op in de discussies over voeding en kanker die hier recent plaatsvonden:

1. Er spreekt een strakke scheiding uit tussen alternatief en regulier. Die scheiding bestaat pas enkele tientallen jaren. We realiseren ons niet meer dat voeding het terrein was van de reguliere geneeskunde. Sterker nog het was de geneeskunde.

2. De geneeskunde heeft haar grootste successen geboekt door actief de leefomstandigheden te verbeteren, waaronder voeding. TBC kende voor 1950 een zeer sterke, nooit overtroffen, daling. Dat resultaat is uitsluitend toe te schrijven aan de verbetering van leefomstandigheden. Hetzelfde gold voor andere infectieziekten en voor vaccinatieprogramma’s, zoals kinkhoest.

3. Er is overtuigend aangetoond dat voeding ziekten kan veroorzaken alsmede genezen. Denk aan vitamine C, D, B1 etc. Ze zijn ontdekt door artsen. Tekorten zorgden voor ziektebeelden die eertijds werden beschouwd als ongeneeslijk, erfelijk of infectieus, net zoals we tegenwoordig nog steeds tegenover vele ziekten staan.
Vandaag de dag zouden zulke deficiënties mogelijk niet eens meer als zodanig worden herkend en zou voor medicatie worden gekozen. Een bizar voorbeeld is de farmaceutische ontwikkeling van vitamine D analogen voor diverse aandoeningen in plaats van het bestrijden van vitamine D tekort in de bevolking.

4. Verbetering van voeding heeft ziekten daadwerkelijk uitgebannen terwijl medicijnen dat nog nooit hebben gepresteerd. Preventieve medicatie bestaat niet. Preventieve voeding wel. Dat doet niets af aan de kwaliteiten van onze arsenaal aan medicijnen. Het is onzinnig om voor het een en tegen het ander te zijn. Ze horen bij elkaar en hebben beide een noodzakelijke functie.

De emotie over het onderwerp kanker en voeding is terug te voeren op de sterke scheiding tussen voeding en geneeskunde. Moderne geneeskundigen leren nauwelijks iets over voeding en preventie. Omgekeerd leren voedingsdeskundigen niets over patiënten en (patho)fysiologie. Beide professies missen een essentieel kennisgebied, waardoor het onmogelijk is geworden nog langer het verband te zien terwijl dat vroeger gebruikelijk was.

Het is dan ook opmerkelijk dat voorkomen en genezen – preventie en curatie - als twee gescheiden werelden worden gezien in plaats van een en dezelfde. Ze vormen een continuüm. De grootste waarde van voeding zit in preventie, slechts een deel kan curatief werken. Een vasculitis als gevolg van een vitamine C tekort wordt met suppletie binnen enkele dagen weggeblazen, maar eenmaal verloren tanden of kiezen komen nooit meer terug. Preventie door verbetering van de voedingsstoffen die we binnenkrijgen voorkomt op langere termijn ziekte en verbetert dus onze gezondheid. Voorkomen in plaats van genezen, dat moet volgens mij de primaire doelstelling van de geneeskunde zijn.
Waarom voeren we dus überhaupt de discussie of voeding over preventie of curatie gaat?

“First do no harm” gaat vooral over preventie, dat begrepen onze ouderwetse artsen veel beter. Het voorkomen van ziekte, kanker of anderszins, is veel beter dan (vroeg)diagnostiek. Het is dan ook merkwaardig dat we preventie geen onderdeel laten zijn van de reguliere geneeskunde. Mogelijk doen artsen dat omdat ze zich ongemakkelijk voelen met voeding als onderdeel van de reguliere geneeskunde. De argumenten en emoties in de reacties in bijv. de tuchtzaak over het eiwitdieet spreken boekdelen. Niettemin schrijven artsen wel dagelijks brokjes ijzer, foliumzuur en vitamine B12 injecties voor. Hoe scheef kun je het trekken?

Voeding is de basis van de geneeskunde. Als we het recente rapport van het RIVM bezien dan eet meer dan 90% van de bevolking onvoldoende groente, fruit of eiwit, net als 10 jaar geleden. Dat betekent dat meer dan 90% van de bevolking een groot risico loopt op deficiënties die nota bene met naam worden benoemd in het rapport. En toch lossen we het niet op.

Voeding wordt teveel gemystificeerd, terwijl het niets meer is dan een vehikel om onze benodigde bouwstenen binnen te krijgen. Vele onderzoeken tonen aan dat dat vehikel tekort schiet. Onze tijd wordt gekenmerkt door voedingsarmoede terwijl we enorm rijk zijn. Dat is bizar, maar waar.
Stijgende voedselprijzen en vermindering van economische situatie zullen die situatie alleen versterken.
Het aantal deficiënties om op te lossen is groot en de onderzoeksmogelijkheden zijn legio.
Misschien zullen we ontdekken dat er ook nog curatieve effecten vanuit gaan, zoals vroeger werd gezien bij osteomalacie en -porose, rachitis, multinodulair struma, beriberi en pellagra.

Een ander probleem is de bijna religieuze status van de wetenschap zelf. Inspraak is nauwelijks mogelijk en de hedendaagse wetenschap doet weinig onder voor de katholieke kerk uit de tijd van Galilei en Darwin. Invloed door burgers wordt geweerd en hun democratische mogelijkheden en invloeden zijn zeer beperkt. Andersdenkenden zijn niet echt welkom en de ruimte voor denken buiten dogma’s is zeer beperkt, terwijl juist de wetenschap die vrijhaven zou moeten bieden. En terwijl dagelijks wordt aangetoond dat dogma’s een beperkte looptijd hebben, zoals Descartes ons al vertelde.
Onder het publiek heerst een grote behoefte naar onderzoek ten aanzien van voeding, toxicologie en de invloed van onze leefomgeving op gezondheid. Burgers wordt echter geen ingang en invloed geboden.

Die religieuze status zien we terug in de breed opgezette Randomized Control Trials (RCT’s) die moeten bepalen of een stofje wel werkt voor iedereen. Met RCT’s zelf is niets mis, hoewel het de vraag is of RCT’s geschikt zijn om preventieonderzoek te doen. Het is niettemin opmerkelijk dat we het altijd hebben over RCT’s, terwijl aan het recente vitamine K-advies geen RCT ten grondslag ligt. Dat geldt voor heel veel adviezen, zoals het zonadvies, zoutbeperking, vetbeperking, minder eten van eieren, afschaffen van levertraan, baarmoederhals vaccinatie, griepvaccinatie. Ik kan zo nog even doorgaan.
Het is vooral de willekeur bij de totstandkoming van de voorwaarde om RCT’s als onderbouwing aan te leveren, die de medische wetenschap nog volop kenmerkt. Die is niet transparant en niet gelijk voor iedereen, terwijl volstrekt onduidelijk is wie en vanuit welke beweegredenen een RCT eist.

Als we het met elkaar eens kunnen zijn dat voeding vooral preventief werkt en daar winst mee te boeken is, dan lijkt mij dat een uitstekend startpunt voor een zinvolle discussie over voeding en geneeskunde. Vind elkaar vooral in de overeenkomsten en verwerp samenwerking niet door te focussen op verschillen!

Fotocredits: takdhinadhin

Dit artikel afdrukken