Vandaag de dag wordt ongeveer een derde van alle graanproductie gebruikt als veevoeder. Ook een kwart van alle gevangen vis dient om andere vissen te voeden. De Finse professor Matti Kummu leidde een onderzoek om na te gaan hoeveel potentieel er was om dieren meer met reststromen en bijproducten te voeren.

“Het is de eerste keer dat alle voeding- en voederstromen op deze manier en met deze graad van detail in kaart zijn gebracht, zowel van de veeteelt als van de visserij. Eerst moeten we weten hoeveel bijproducten en reststromen er vandaag al gebruikt worden, om het potentieel te kunnen evalueren”, zegt Kummu.

De onderzoekers schatten dat er voor 15% van de voederbehoefte van de veeteelt en de viskweek concurrentie is tussen 'feed' en 'food', dat wil zeggen dat het om granen gaat die ook rechtstreeks door de mens kunnen geconsumeerd worden. De concurrentie verschilt ook per diersoort: voor pluimvee gaat het om 68 procent van het voeder, bij kweekvis om de helft en bij varkens om 38 procent. In absolute getallen blijkt het varken daarom de grootste verbruiker van voedsel. De totale voedingsbehoefte van de globale varkensstapel is ongeveer drie keer zo groot als de pluimveestapel. Herkauwers doen het verhoudingsgewijs beter met maar 3 à 4% concurrentie met humane voeding, maar door het feit dat ze veel meer voeder verbruiken zijn ze in absolute cijfers bijna even belangrijk als kip. Dat heeft uiteraard te maken de belangrijke rol van gras, al wijzen de onderzoekers er ook op dat het afmesten van runderen in Noord-Amerika en Europa gebeurt op een rantsoen dat tot 70 procent voeding kan bevatten die in principe geschikt is voor menselijke consumptie.

Figuren uit besproken onderzoek


Daarnaast gingen de onderzoekers het potentieel onderzoeken van bijproducten als bietenpulp, beendermeel of brouwersgraan. Op sommige vlakken zou er productiviteitsverlies zijn, zoals wanneer vee meer gewasresten te eten krijgt, en zou de consument moeten wennen aan nieuwe smaken, zoals bij de benige visjes die vandaag gebruikt worden voor vismeelproductie. Een aantal gespecialiseerde teelten voor veevoeder, zoals maïs, zouden ook moeten vervangen worden. Het potentieel berekenen de Finse onderzoekers op 10 tot 26% van de wereldwijde graanproductie en 11 procent van de wereldwijde visvangst die richting humane consumptie kunnen geheroriënteerd worden. Afhankelijk van de scenario’s zou het om 6 tot 13% extra calorieën gaan en 9 tot 15% extra eiwitten.

“Dat klinkt misschien niet als veel, maar het is voedsel voor tot een miljard mensen extra”, vertelt Aalto-onderzoekster Vilma Sandström, “wel zouden een aantal obstakels moeten overwonnen worden en moet de voedingsindustrie geherorganiseerd worden zodat de producenten van bijproducten en de veehouders elkaar makkelijker vinden. Sommige bijproducten zouden extra bewerking nodig hebben om te kunnen gebruiken als veevoeder.”

Eerder onderzoek van Kummu en Sandström ging over voedselverlies in de keten. “Ook daar toonden we aan dat het terugbrengen van voedselverliezen de beschikbaarheid met 12% zou kunnen verhogen. Gecombineerd gaat dit dus al snel over impact die overeen komt met een kwart van alle voedsel”, meent Sandström.

Dit artikel verscheen eerder op VILT.
Dit artikel afdrukken