Wat is natuur en wat zouden natuurbeschermers moeten doen? Natuur en landschap zijn twee dingen, zegt Martin van Ittersum, en het liefst ziet hij dat we grotere, met elkaar verbonden natuurgebieden beschermen.
In Nederland kan ik genieten van het landschap en van natuur. Die twee worden nogal eens verward. Een mooi landschap betekent niet per se (veel) natuur – koeien in bijvoorbeeld het veenweidegebied geeft een mooi landschap, maar betekent niet direct veel natuur. Natuur is voor mij waar (doorgaans diverse) fauna en flora floreert die behoort bij de omstandigheden van bodem, klimaat en topografie. In Nederland is dat zelden oorspronkelijk – meestal heeft de mens daar lang geleden of onlangs de hand in gehad. Maar dat maakt Nederlandse natuur ook weer bijzonder. Voor mij hoort bij natuur ook stilte – voor sommige soorten fauna is dat ook een voorwaarde. Stilte is in Nederland nogal zeldzaam. Daarom past bij natuur in mijn ogen geen gemotoriseerd verkeer en in het algemeen moet de toegang tot natuur van mens en vervoersmiddelen gereguleerd zijn in ons dichtbevolkte landje.
In mijn optiek zou de natuurbescherming zich moeten richten op een infrastructuur van natuurgebieden in Nederland. En het liefst diverse typen natuur. Dus niet te veel gefragmenteerde postzegels, maar grotere gebieden of althans gebieden die met elkaar verbonden zijn. Natuurlijk kun je waardevolle natuur op kleine schaal hebben en zelfs natuur binnen de landbouw (heggen, sloten, poelen, etc.). Die hoef je, denk ik, niet te laten beheren door natuurbescherming, maar dat kun je ook aan particulieren overlaten, met duidelijke richtlijnen. In ons dichtbevolkte land met veel partijen die een belang hebben bij grond, grondgebruik en natuur, moeten we keuzes maken. Dus ook bij de natuurbescherming moeten we ons, denk ik, richten op de grotere gebieden en versnippering tegengaan.
Dit artikel afdrukken
In mijn optiek zou de natuurbescherming zich moeten richten op een infrastructuur van natuurgebieden in Nederland. En het liefst diverse typen natuur. Dus niet te veel gefragmenteerde postzegels, maar grotere gebieden of althans gebieden die met elkaar verbonden zijn. Natuurlijk kun je waardevolle natuur op kleine schaal hebben en zelfs natuur binnen de landbouw (heggen, sloten, poelen, etc.). Die hoef je, denk ik, niet te laten beheren door natuurbescherming, maar dat kun je ook aan particulieren overlaten, met duidelijke richtlijnen. In ons dichtbevolkte land met veel partijen die een belang hebben bij grond, grondgebruik en natuur, moeten we keuzes maken. Dus ook bij de natuurbescherming moeten we ons, denk ik, richten op de grotere gebieden en versnippering tegengaan.
In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dat doen lees je in De ontdekking van de ander.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
#4 Stilte is een goede, daar hoort ook nog donker bij.
Overal is wel licht doorgedrongen echt donkere locaties (ook aan de hemel, flitsen van vliegtuigen zijn overal) hebben we ook niet meer en veel dieren zijn dat wel nodig.
Ik vind de stilte wel een mooie toevoeging aan de discussie. Die is ook voor mij cruciaal voor een wat diepere vorm van natuurbeleving.
#2 Frank Eric , Dat hoeft niet denk ik. Even terzijde, ik ben geen (actieve) natuurbeheerder, maar een zeer geïnteresseerde consument, voormalig landbouwkundig onderzoeker.
In het boekje " Wilde apen" pleit Frank Berendse voor een Nederlands natuurnetwerk, clusters van grote natuurgebieden en kleinere natuurgebiedjes met voldoende verbindingszones in het omringende en tussenliggende agrarische gebied. Per regio moeten daar strategiën voor uitgewerkt worden.
De tussenliggende landbouw moet veel natuurvriendelijker zijn, zonder amoniak uitstoot en gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Om het hele scala aan diversiteit van soorten in NL te behouden is het wel heel belangrijk zegt hij, om vooral veel oppervlak aan natuur te behouden, en vooral uit te breiden, om te voorkomen dat huidige " zombie soorten" zullen uitsterven.
Verder zegt hij dat " de natuur" waar dan ook, voortdurend verandert, en dat het veel belangrijker is om voldoende oppervlakte te beschermen dan ons druk te maken over hoe die natuur er uit moet zien. Dat sluit dan wel weer mooi aan bij de discussie na het stuk van Franciska de Vries.
De soorten die het meest bedreigd worden zijn vooral de meer bijzondere soorten. Kleinere natuurgebiedjes kunnen zowiezo wel veel waarde hebben voor meer algemene soorten en voor het landschap.
Verder in " Wilde apen" : Met de afname van natuur-oppervlak verdwijnen niet alleen soorten, maar vermindert ook de verscheidenheid van genetisch materiaal binnen de soorten die overblijven. De leef-omstandigheden veranderen voortdurend op aarde, en zullen zeker de komende decennia relatief snel veranderen door klimaatverandering. Een groot reservoir van erfelijke variatie is dan juist hard nodig voor aanpassingen aan de veranderende omstandigheden.
#1 Barbara, dat gaat dan in tegen de mening dat het teveel moeite kost om de 'postzegeltjes'-natuur (versnipperde natuurgebiedjes, los van elkaar, met zoals jij beschreef 'living dead' erin) in Nederland te beschermen.
Dank voor dit artikel Martin van Ittersum !
Wat ik er onder andere uit oppik is dat natuurgebieden liefst met elkaar verbinding hebben en niet te klein moeten zijn.
Dat sluit mooi aan bij waar Frank Berendse ( hoogleraar Natuurbeheer en plantenoecologie) voor pleit in zijn boekje " Wilde Apen".
Hij zegt" leefgebieden van planten en dieren zijn altijd verbrokkeld. Sommige plekjes zijn geschikt voor een soort , andere weer niet. Ze leven altijd in ruimtelijke gescheiden deelpopulaties, in een mozaïek, waarin geen enkel leefgebied precies gelijk is aan het andere".
Bij verschillende weersomstandigheden, zoals bv aanhoudende droogte, kan een soort bv op de ene plek wel overleven en op een andere plek niet. Later, kan die te droge plek weer gekoloniseerd worden vanuit andere plekken waar de soort wel wist te overleven.
De afstand moet niet te ver zijn voor de betreffende soort, en ook het tussenliggende landschap is van belang.
" Living dead" zijn soorten die in teveel geïsoleerde gebiedjes voorkomen, zonder verbindingen naar andere gebieden. Uiteindelijk zullen deze soorten niet overleven.
De netwerken van deelpopulaties die in afzonderlijke leefgebieden leven worden " metapopulaties" genoemd. Op lange termijn kan zo'n metapopulatie alleen overleven, wanneer er voldoende uitwisseling is tussen leefgebiedjes. De beste garantie voor overleven is als de deelpopulaties zich binnen één groot natuurgebied bevinden of binnen een netwerk van natuurgebieden van voldoende omvang.
Verder schrijft Frank Berendse dat we relatief veel weten over gewervelde dieren en hogere planten, maar dat we nog heel weinig weten over insecten, wormen, schimmels en bacteriën. Terwijl deze groepen juist het grootste aandeel hebben in de totale diversiteit op aarde. Insecten vormen ongeveer 80% van het totale aantal soorten dat tot nu toe beschreven is, aldus Frank Berendse.
Dus we weten nog relatief weinig over soorten, laat staan over de wisselwerking van alle soorten tesamen in een ecosysteem voeg ik er maar aan toe.
Dat sluit weer mooi aan bij het stuk van Franciska de Vries en de discussie daarna.
Bescheidenheid is op z'n plaats, vanwege het feit dat het niet eenvoudig is om ecologische processen te doorgronden.
Tegelijkertijd is het uiterst belangrijk om zuinig te zijn op wat er is aan ecosystemen en biodiversiteit en hier een visie voor te ontwikkelen op basis van praktijkkennis en theorie zoals ook Ben Koks voorstelt....als ik het goed heb begrepen. Wat dat betreft is zijn boekje dat is verschenen in 2021 " Vogels wijzen ons de weg" ook aan te bevelen om te lezen.